ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 1 - 50 1,387 resultaten gevonden
Aanaardploegje (o.)
Met de hand getrokken metalen ploegje bestaande uit een dubbel rister (ca. 30 cm breed) dat een hoek van ca. 45° vormt met dille (1) en steel (ca. 140 cm). Het aanaardploegje wordt in de moestuin gebruikt om de op rijen geteelde gewassen zoals o.a. aardappelen, selderijplanten, witloof en asperges, aan te aarden, d.i. met een laagje grond uit het tussenliggende pad ophogen. Hiermee vermijdt men wateroverlast op de aarden rug, worden de koppen van bepaalde gewassen tijdens hun groei ondergronds gehouden en wordt het oogsten vergemakkelijkt (2). Zie ook handschoffelmachine. [MOT] (1) Het werkend deel heeft soms ook een aansluiting voor losse steelverbindingen (COENEN: 2). (2) Onder de naam "charrue" meldt het Grand Larousse encyclopédique (Parijs, 1960) dat een gelijkvormig werktuig dient om bij laag water zandalen uit te graven.
Aanwasboor (v.)
De leeftijd van een levende boom kan bepaald worden met een aanwasboor. Dat is een metalen handwerktuig dat uit verschillende delen bestaat: een holle staaf (ca. 7 mm doorsnede) met schroefdraad op het uiteinde, een gutsvormig ijzer en een hol handvat waarin de andere onderdelen opgeborgen kunnen worden en waar in het midden een metalen ring rond bevestigd is met een opening doorheen het midden. Het werktuig kan tot een meter lang zijn (1). Wanneer men de leeftijd van een boom wil bepalen, wordt de holle staaf met schroefdraad in de opening in het midden van het handvat bevestigd en loodrecht of schuin naar boven toe (2) tot in het hart van de stam gedraaid. In de holle cilinder zit nu een dun staafje hout uit één stuk. Dan wordt de lange (ca. 20 cm), smalle (ca. 5 mm) guts door de opening in de middenbovenzijde van het handvat naar binnen gestoken, langs het houtmonster af. De guts snijdt het monster aan het einde van de boor, bij het hart, los. Wanneer de guts teruggehaald wordt, blijft...
Aardappelkneusmolen (m.)
Met de aardappelkneusmolen worden aardappelen in grove stukken gemalen als veevoer. Het werktuig is volledig uit metaal en bestaat uit een vultrechter van ca. 35 bij 40 cm en een hoogte van ongeveer 23 cm. De bodem van de vultrechter heeft een 13-tal gleuven van 1,5 cm breedte. In de gleuven draait een as met een gelijk aantal tanden die loodrecht en spiraalvormig op de as staan. De tanden hebben een lengte van ongeveer 7 cm en een diameter van 0,7 cm. De as wordt met een draaizwengel met houten handvat in beweging gebracht. De aardappelkneusmolen wordt bovenop een ton of houten bak gemonteerd en de aardappelen worden in de vultrechter geladen. Men draait ondertussen de zwengel, waardoor de tanden de aardappelen grijpen die dan door de gleuven worden geperst en zodoende gekneusd. [MOT]
Aardappellepel (v.)
Open, holronde, cirkelvormige lepel (ca. 25-40 cm doorsnede) met haaks op elkaar geklonken platte metalen repen. Meestal is het blad door middel van een dille bevestigd aan een houten steel (ca. 1 m). Men kan ook een beerlepel hergebruiken door er gaten in te maken. De aardappellepel wordt gebruikt om aardappelen die als veevoer gebruikt zullen worden uit de ketel, waarin ze gekookt worden, te scheppen. Zie ook aardappelschepvork. [MOT]
Aardappelpootijzer (o.)
Het aardappelpootijzer is een pootijzer voor pootknollen, voornamelijk pootaardappelen. Het tangvormig werkend deel vormt in gesloten toestand een recipiënt, waarin een aardappel wordt gelegd. Het wordt gesloten in de grond gestoken en met de voet aangedrukt. Door de steel naar de steun toe te draaien, wordt grond opzij geduwd en opent het recipiënt, zodat de aardappel vrijkomt. De grond wordt nadien terug dichtgemaakt met de voet (1).Een Amerikaans halfautomatisch model heeft parallel aan de steel een reservoir voor pootaardappelen. Het gelijkt op tangvormige maïsplanters die er courant waren. (2)Het werktuig is verwant aan de pootboor, die de grond wegneemt, en de planttang. [MOT](1) De werking van dit pootwerktuig wordt eenvoudig getoond in volgend filmpje.(2) SELLENS: 146, 369.
Aardappelrasp (v.)
Langwerpige (ca. 50 cm lang; ca. 20 cm breed), bolronde rasp met vrij grove driehoekig uitgeprikte gaatjes waarmee rauwe aardappelen geraspt worden. Aan één korte zijde is ze halfrond ingesneden; aan de andere korte zijde heeft ze een handvat. De geraspte aardappelen werden met bloem, eieren en spek gemengd om er een soort van pannenkoek mee te bakken. [MOT]
Aardappelrooihaak (m.)
Aardappelen kan men rooien met een tuinspade, een hak, een aardappelrooivork of een aardappelrooihaak. De laatste heeft drie, soms vier, brede (ca. 2-3 cm) en platte tanden met puntige uiteinden (ca. 25-30 cm lang), die net niet haaks bevestigd zijn aan een houten steel (ca. 100-130 cm) door middel van een dille. [MOT]
Aardappelrooivork (v.)
Aardappelen kan men rooien met een tuinspade, een hak, een aardappelrooihaak of een aardappelrooivork. Dat laatste heeft 3 à 4 brede en platte of, in doorsnede, driehoekige tanden met puntige uiteinden (ca. 20-30 cm lang), die met een dille bevestigd zijn aan een houten T- of D-steel (ca. 1 m). Om aardappelen te scheppen, gebruikt men een aardappelschepvork, waarvan de tanden veel dichter bij elkaar staan en eindigen in bolletjes om de aardappelen niet te beschadigen. Te onderscheiden van de spitgreep. Zie ook mestvork. [MOT]
Aardappelschepvork (v.)
Na het rooien (zie aardappelrooivork en aardappelrooihaak), schept men de aardappelen op met een aardappelschepvork. Ze heeft 8 à 12 lange gebogen tanden die relatief dicht bij elkaar staan (ca. 2-3 cm) over een breedte van ca. 25-35 cm, en die op de uiteinden voorzien zijn van knoppen of door middel van een ijzeren band met elkaar verbonden zijn. Zo worden de aardappelen minder beschadigd tijdens het scheppen. Meestal is het blad door middel van een dille bevestigd aan een houten T- of D-steel (ca. 1 m). Soms zijn de tanden op een afstand van ca. 20 cm afgezaagd. Dit werktuig wordt dan gebruikt om de uitwerpselen van paarden en koeien in de weide op te scheppen. Te onderscheiden van de bietenschepvork die minder tanden (ca.5-6) heeft en de steenslagvork met in doorsnede vierkantige tanden. Zie ook aardappellepel. [MOT]
Aardappelstamper (vee) (m.)
Nadat de aardappelen, rapen, bieten en groenten, die als veevoer gebruikt zullen worden, uit de ketel, waar ze in gekookt worden, overgebracht zijn (zie aardappellepel) naar een kuip worden ze met de aardappelstamper fijngestampt. De aardappelstamper is een houten of ijzeren stamper in allerlei vormen. Het kan een rond stuk hout zijn, van bovenaan dunner dan onderaan. Het kan ook een rond rooster (ca. diam. 13-15 cm) zijn dat via een gaffelvormig tussenstuk (ca.20-25 cm) en angel of dille met de steel (ca. 55-80 cm) is verbonden. Soms is de stamper ook in de vorm van een S gesmeed. Zie ook pureestamper. [MOT]
Aardbeientang (v.)
De aardbeientang is een kleine (ca. 5 cm), metalen, V-vormige tang met ronde uiteinden (vergelijk pannenkoektang) om kroontjes van aardbeien te verwijderen. Men kan er ook de graatjes uit visfilets mee uit pikken. Sommige modellen met klauwvormig uiteinde gelijken op een suikertang. [MOT]
Aardemakersschop (v.)
Monoxiele schop (wilgenhout) met aangezet T-handvat, waarmee de klei door de steenbakker, de pannenbakker en de tegelbakker gemengd wordt. Telkens als men de schop gebruikt wordt ze in een emmer met water gedompeld om te voorkomen dat de klei er blijft aan kleven. Aan de snede wordt een braam aangebracht, bv. met een baksteen, om het water uit de emmer even tegen te houden zodat het glijden door de klei makkelijker gaat. Eveneens dient die braam om te vermijden dat de klei er onmiddellijk zou afglijden. Die spade wordt ook gebruikt om de klei in de potaardemolen te werpen. [EMABB]
Aasspade (v.)
Langs de kust - bij laag water - in het zand van slijkerige stranden vind je kleine trechtervormige gaatjes en, een 15 cm verderop, rolronde hoopjes. Het zijn de twee uiteinden van een verticale U-vormige gang (ca. 50cm diep), woonplaats van de zeepieren (Arenicola marina) (2). De zeepieren worden gebruikt als aas in de zeevisserij. De aasspade (1) is een spade met dik (ca. 3 mm), klein (ca. 16 x 13 cm), lepelvormig, ijzeren - uitzonderlijk aluminium - blad dat door middel van twee veren is verbonden met een houten D-steel (ca. 80 cm). De kleine afmetingen van de spade vergemakkelijken het snel graven, dat nodig is om het diertje te vangen; bij de geringste trilling van de bodem trekt de zeepier zich immers dieper terug in zijn gang. Sommige legerschopjes werden lichtjes aangepast en als aasspade gebruikt. [MOT] (1) Zie ook het artikel over de aasspade. (2) Vroeger Arenicola piscatorum.
Absintlepel (m.)
Lepel van verzilverd, vertind of vernikkeld metaal - ca. 15 tot 18 cm lang - met gaatjes die gebruikt wordt om absint te suikeren. In de lepel - die horizontaal op een glas met absint geplaatst wordt - wordt wat suiker gelegd die men met water besprenkeld. Een ander model betreft een lepel zonder gaatjes waarvan het hecht onderbroken is door een vlak met gaatjes. Zo kan men, nadat de absint gesuikerd is, erin roeren met de lepel. [MOT]
Accupoolreiniger (m.)
Dit handwerktuig wordt bij het controleren en verwijderen van (auto)batterijen in garages gebruikt om zowel de poolklemmen als de accupolen zelf te reinigen. Het is meestal een samengesteld werktuig en bestaat in diverse modellen met drie of vier armen. Ondanks die vorm is het geen sleutel. Een model bevat een conische, cilindervormige ruimer met gekartelde buitenomtrek, om de bouten en poolklemmen te zuiveren van bvb. corrosie. Dit element is vergelijkbaar aan de bek van de poolklemspreider. Vervolgens kan men de polen zelf reinigen met twee cilindervormige schrapers, geschikt voor de positieve en negatieve polen van de accu. Zij schrapen de harde, slecht geleidende laagjes accuzuur van de polen om de elektrische geleiding en dus de capaciteit van de batterij te verbeteren. Door het werktuig te vatten aan de bol, kan men het stevig met de handpalm grijpen. Andere modellen bevatten een borsteltje dat enigszins doet denken aan een borstel voor radiatoren. Zie ook de poolklemtang. [MOT]
Achterijzer (o.)
De schoenmaker hanteert het verwarmde achterijzer om de bovenrand van de hielzool met was in te smeren; op deze wijze wordt er de gewenste vorm aan gegeven en verschijnt er een decoratief lijnpatroon. Een model heeft een rechthoekig metalen hoofd (ca. 3 cm bij 2 cm; ca. 1 cm dik) met een uitstekend randje (ca. 1-2 mm) waarlangs een gleufje zit met een getand wieltje in, en een houten rechthoekig hecht. Bij een ander model zit slechts aan één kant van het wieltje een rond of rechthoekig metalen plaatje (1). Zie ook het kantijzer (schoenmaker) en zoolwieltje. [MOT] (1) NOIRHOMME: 61 hanteert de termen enkel en dubbel achterijzer met wieltje voor deze modellen.
Achtpasser (m.)
De achtpasser is een metalen diktepasser waarvan de ronde of ovale symmetrische benen met centraal scharnierpunt samen een cijfer acht vormen. Kleine modellen van minder dan 10 cm dienen voor precisiewerk. Het model van de uurwerkmaker wordt soms balanceerpasser genoemd (1). Er bestaan varianten met stelschroef (bv. V 2004.0411) of met spitse opzetstukken (bv. V 90.1228) op de uiteinden met een fijn gaatje, een soort holle naaldjes, waarmee men afstanden tussen de uiteinden van de assen van de fijne tandwieltjes van uurwerken kan afpassen en kan verifiëren of ze niet verbogen zijn (2). Het gewicht op de assen van de tandwieltjes wordt geleidelijk in evenwicht gebracht. Grote modellen van achtpassers, tot een meter lang, in feite twee symmetrische diktepassers, worden door draaiers gebruikt om de dikte of diameter van een hol of rond object te meten (3). [MOT] (1) Afgeleid van het Engelse balance truing caliper en balance poising caliper. (2) ROYER & VERSTRAETE: 320-324. Om de grote diversiteit...
Afbiljoenschaaf (v.)
Kleine schaaf om af te biljoenen, d.i. een plank of een balk van zijn scherpe rand te ontdoen om een vellingkant te bekomen. Er zou een afbiljoenschaaf bestaan zonder geleider, die doorgaans "het maaksel eener grondschaaf heeft doch op de plaats van den beitel is eene overhoeksche sponning aangebracht" (1). Doorgaans heeft de afbiljoenschaaf evenwel een geleider. Het blok is dan een parallellepipedum waarvan de onderste zijde, de zool, uitgehold is in een omgekeerde V. Voor de beitel met op de as loodrechte snede glijdt in onze streken, een stuk hout waarvan het uiteinde ook loodrecht op de as ligt en dat als dieptegeleider dient. De beitel is door een wig vastgezet, de geleider door een schroef, soms ook door de wig (2). In de Verenigde Staten bestond een afbiljoenschaaf met breedtegeleider die de diepte van het werk bepaalde (3). De schrijnwerker laat de beitel enigszins uitsteken en duwt zijn schaaf op de hoek van de plank. Daarna laat hij de beitel en de geleider iets meer uitsteken...
Afdraaihaak (m.)
De afdraaihaak is een handwerktuig met een haaks blad (ca. 2 cm bij 0,5-1 cm) dat verschillende vormen kan aannemen: rechthoekig met of zonder afgeronde hoeken, driehoekig, enz. Het kan volledig van metaal zijn of een houten hecht hebben. Eventueel is er aan het andere uiteinde nog een spatelvormig blad. De afdraaihaak wordt gebruikt door de pottenbakker om de vorm van een gedraaide pot tijdens het draaien bij te werken. Als men hem tegen de pot houdt, wordt er een zekere hoeveelheid klei afgesneden.De afdraaihaak gelijkt sterk op de zandhaak die metaalgieters hanteren aan een gietvorm. [MOT]
Afdruiprek voor emmer (o.)
Hefboom in roestvrij staal voor emmers gebruikt bij het overgieten van de honing in het aftapvat, d.i. het vat voor het afvullen of laten rijpen van de honing. Het afdruiprek bestaat uit twee identieke T-vormige staven (ca. 33 cm) met elkaar verbonden door een U-vormige staaf van ca. 14 cm breedte die op ca. 3,5 cm van het uiteinde licht omgebogen zijn. De emmer wordt tussen het werkend deel geschoven waarbij de T-staven aan de rand van het aftapvat worden gehangen. Zo kan men de honing tot de laatste druppel gemakkelijk overgieten. [MOT]
Afgietdeksel (o.)
Keukenwerktuig dat men gebruikt wanneer men hete groenten afgiet. Het bestaat uit een aluminium of roestvrijstalen geperforeerde plaat in de vorm van een halve cirkel, waaraan een handvat bevestigd is. Met één hand houdt men het afgietdeksel over de rand van de pot terwijl men met de andere hand de pot kantelt. Sommige modellen hebben een verschuifbaar handvat met haken, zodat het afgietdeksel op potten van verschillende grootte past. [MOT]
Afgruistang (v.)
De glazenmaker kan de rand van een stuk glas afbreken met een afgruistang. Hij snijdt het glas in met een glassnijder en plaatst de bek van de tang tot aan de snijlijn. Vervolgens knijpt hij het werktuig dicht en breekt het stuk af. De kaken van de tang sluiten enkel op het einde zodat ze glas van verschillende dikte kunnen vatten; voor spiegelglas wordt de voorkeur gegeven aan een tang met een rechte en een gebogen kaak. De bek is vlak of geribd voor een betere grip. [MOT]
Afhouwhamer (m.)
De afhouwhamer is een stalen hamer met convexe baan, enkel of dubbel, om grove afslagen te maken van een ruw blok natuursteen. Voor hetzelfde doel kan men ook een jop hanteren, die fijner werk levert en ook voor zachtere steen bruikbaar is (1). Hij wordt onder meer gebruikt bij het aanleggen van straten voor het klieven van kasseien en andere straatstenen. De afhouw-spitshamer is een gecombineerd werktuig met een spits aan het andere uiteinde. Zie ook de zwaaispits. [MOT] (1)Taille de la pierre. Guide pratique: 28.
Afkorter (m.)
Leerbewerkerswerktuig dat voornamelijk door de zadelmaker en de riemenmaker gebruikt wordt en dat dient om de randen van een stuk leder af te schaven en af te ronden. Het heeft een smal (ca. 5 mm) blad met een overlangse groef in de midden bovenzijde. De smalle voorzijde van het blad - die U-vormig is uitgehold - is snijdend. Men duwt de afkorter langsheen de rand van het leder naar voren en er wordt een smal reepje afgeschaafd; de rand wordt zo mooi afgerond. Te onderscheiden van het groefmes. [MOT]
Afpitstang (v.)
De tegelzetter breekt zeer smalle kantjes van tegels af met een afpitstang. Net zoals bij de tegeltang zet men eerst een lijn uit tot waar men de tegel wil afbreken. Vervolgens snijdt men de glazuurlaag in met een tegelsnijder. Men verkleint zo de kans dat de tegel verder afbreekt dan nodig is. Tenslotte vat men de tegel met de tang en knijpt progressief stukjes van de tegel tot men de uitgezette lijn bereikt.  Alhoewel de afpitstang sterk verwant is met de tegeltang, lijkt ze eerder op een trektang. De bovenste kaak is vrij scherp om de kleine stukjes af te "pitsen". De onderste kaak is afgeknot en dient als steun voor de tegel. [MOT]
Afrondschaaf (Japanse) (v.)
De Japanse bolle schaaf (1) (Japans: sumi maru yoko zuri kanna) wordt door de schrijnwerker gebruikt voor o.m. de afwerking van houten panelen met gewelfd oppervlak. De bolronde schaafbeitel van deze schaaf zit schuin in het schaafblok en is vrij dun (0,4 cm) in vergelijking met dat van de Japanse blokschaaf (Japans: jo shiko hira kanna) (0,8 cm). Met deze schaaf wordt enkel dwars op de draad geschaafd. Ze wordt niet geduwd, maar over het hout getrokken en dient om de hoeken af te ronden. Vergelijk met de bossingschaaf bij ons, om de schuine kant van een plank te schaven. [MOT] (1) We hebben geen eigen benaming voor deze schaaf; ODATE: 118.
Afschrijfpen (Japanse) (v.)
De Japanse afschrijfpen (Japans: sumisashi) (1) wordt gebruikt door de timmerman. Ze is meestal van bamboe, soms van hout. Het ene uiteinde is fijn en puntig (5 cm lang met een diameter van ca. 0,5 cm) en dient voor het fijne werk, namelijk om op houten voorwerpen de lijn af te schrijven of te trekken die de afmetingen, het beloop, e.d. van een werkstuk aanwijzen. Het ander uiteinde is breder en afgewerkt als een plat penseel; namelijk de bamboevezels zijn van elkaar gescheiden en vormen zo een stugge penseelpunt van ongeveer 2 cm breed bij 3 cm lang. Dat uiteinde dient om karakters, cijfers en tekens aan te brengen op het hout. De Japanse schrijnwerker gebruikt de afschrijfpen vaak samen met de Japanse smetlijn (Japans: sumitsubo) om met regelmaat de afschrijfpen in de kleurstof (rood, wit of zwart) te doppen. Vergelijk met de afschrijfpunt. [MOT] (1) ODATE: 14-15.
Afschrijfpunt (m.)
Onder meer de schrijnwerker, timmerman, bankwerker, machinebouwer en elektricien gebruiken de afschrijfpunt om door een lijn of een teken aan te duiden waar een stuk gezaagd, geboord, uitgehold enz. moet worden. Het is een stift met verstaalde punt (in een hoek van 30° geslepen), meestal in een ring eindigend, bijvoorbeeld van koper, of in een houten hecht gestoken. Er bestaan ook dubbele afschrijfpunten met aan de andere zijde twee punten zodat evenwijdige lijnen getrokken kunnen worden (1). "Om de aftreklijn goed zichtbaar te maken, smeert men gegoten ijzeren en stalen werkstukken ter plaatse van aftekening in met een papje van rode aarde, of krijt en water. Blanke werkstukken kunnen we echter beter bevochtigen met een oplossing van kopersulfaat. Dit geeft op het blanke metaal een bruinachtige neerslag, waarop we fijne lijnen zeer goed zichtbaar kunnen trekken." (2) Het werktuig wordt vaak vervangen door een nagel of een potlood, soms door een scherpe priem. Zie ook balkenrits en veerpasser....
Afschuimspatel (v.)
Met een afschuimspatel veegt men het teveel aan schuim bij een getapte pint weg. Het is een plat, langwerpig (ca. 20-25 cm), licht (ca. 50 gr), volledig metalen plaatje met een smaller handvat. Men strijkt met de afschuimspatel over de rand van het glas om zo een glad afgestreken schuimlaag te bekomen. [MOT]
Afspijkerkam (m.)
Stalen bontwerkerskam met grove tanden (ca. 1 cm lang; ca. 2 mm breed) en een houten hecht. Men gebruikt de kam bij het afspijkeren, d.i. het losmaken van het stuk huid dat op een houten bord gespijkerd is om te drogen. Zo een bontspijker past net tussen de tanden van de kam, waardoor men de spijker uit het bord kan lichten. De punt van de kam houdt men plat op het bord en met de rechterhand maakt men langs de spijkers een opwaartse beweging. Men voorkomt dat het bont uitgerekt wordt door met de linkerhand het vel tegen te houden wanneer men de spijker eruit haalt. [MOT]
Afsteekmes (o.)
Het afsteekmes (1) is een handwerktuig dat nagenoeg dezelfde vorm heeft als het plamuurmes maar waarvan het blad (ca. 2,5-12,5 cm) stug en minder verend is. Daardoor verwijdert men makkelijk, met afweekmiddel ingeweekt behang(papier) of, met afbijtmiddel voorbewerkte oude verflagen. Ook in combinatie met een verfbrander kan men de verflagen met het afsteekmes afsteken.Zie ook het afsteekmes voor stopverf. [MOT] (1) Japanse benaming is mogelijk kakugatakawasuki.
Afsteekmes voor stopverf (o.)
Het afsteekmes voor stopverf is een handwerktuig van kwekers van tafeldruiven (1) om oude verflagen, voorbewerkt met afbijtmiddel, te verwijderen tegen de ruiten van de serre. In tegenstelling tot het glasafsteekmes en het kleine afsteekmes van schilders is het lange afsteekmes (ca. 50-80 cm) volledig in ijzer vervaardigd. Het naar verhouding kleine mesje (meestal hergebruik) wordt in een langwerpig ijzer vastgezet, soms voorzien van ronde gaten om het mes vast te zetten. De ijzeren staaf eindigt in een ring of dwarse staaf om het werktuig te vatten. Zie ook het stopmes. [MOT] (1) Dit werktuig komt vooral voor in de Druivenstreek (Overijse, Huldenberg, Hoeilaart, Tervuren, Terhulpen).
Afsteker (pannenbakker) (m.)
Handwerktuig met korte houten T-steel voorzien van een ijzeren blad (lengte ca. 22 cm, breedte ca. 3,5 cm) dat haaks staat op die steel. Het wordt door de pannenbakker gebruikt om de hompen klei afkomstig van de potaardemolen in vier gelijke delen (telkens voor twee pannen) te versnijden. [EMABB]
Aftrekker (m.)
Handwerktuig doorgaans bestaande uit een houten plank die met een ijzeren plaat is beslagen en waarop, haaks, een lange steel is bevestigd. Het wordt door de steenbakker gebruikt om het droogveld te effenen en te zuiveren of om het gedroogde rivierzand van de zandhoop bijeen te brengen (1). Een combinatie aftrekker en hark (zie zandhark) bestaat eveneens. [EMABB] (1) COOPMAN: s.v. zandkruier, vermeldt dat de aftrekker om het zand bijeen te brengen iets groter is dan het werktuig om het droogveld te effenen.
Aks (v.)
Zware bijl (1,2-4 kg.) met lange steel (tot 1,10 m) om bomen te vellen of te rooien. Er bestaat een zeer grote verscheidenheid in de vorm van het ijzer en van de steel (1). De aks is hét werktuig van de houthakker. Ze wordt ook gebruikt voor het opwerken, d.i. het afkappen van de takken van de gevelde boom, voor het ruw behakken van een stam en soms voor het kloven. In de griendcultuur wordt de aks, soms ook struikenbijl of rooibijl genoemd, ook gebruikt om oude stronken te rooien. In tegenstelling tot de beslagbijl heeft de aks een tamelijk smal ijzer (2) met boogvormige snede en meestal een oog. Een merkwaardige uitzondering is de aks met lange dille (beschreven in DAVID 1976). Onder het ijzer is vaak een stangetje uitgesmeed dat het uiteinde van de steel beschermt. De Europese modellen hebben een lang blad, in tegenstelling tot de Noord-Amerikaanse. Daar het hanteren een grote zwaai vereist, is het uiteinde van de steel vaak haak- of bolvormig. De aks met dubbel blad schijnt onbekend...
Alligatorbeksleutel (m.)
Een bijzonder type van steeksleutel is de alligatorbeksleutel die op alle maten van vierkante moeren of op buizen past. De V-vormige bek is meestal langs één zijde getand. De sleutel wordt stevig op het werkstuk geplaatst en naar de gladde bek toe gedraaid, zodat de getande zijde het steeds vaster klemt. De alligatorbeksleutel kan enkel of dubbel zijn en is soms gecombineerd met een verstelbare moersleutel, een bandenlichter of een draadsnijtap (voor metaal). [MOT]
Aluinsteenklem (v.)
Wanneer men na het scheren de huid wil inwrijven met aluin, kan men de aluinsteen klemmen in een speciaal klemmetje. Het heeft een bek met een haaks omgebogen rand met driehoekige tanden, die verstelbaar is door middel van een schroef. [MOT]
Amputatiemes (o.)
Het amputatiemes is een groot recht mes met een smal langwerpig snijblad (17 à 23 cm lang) dat aan een of beide zijden snijdt. De breedte van het blad varieert tussen 2 en 3 cm. Tegenwoordig wordt voor het amputatiemes, dat uit een stuk bestaat, gechromeerd staal of inox gebruikt. Vòòr de 19de eeuw was het hecht vaak van ebbenhout of ivoor en het blad uit staal. Het snijblad eindigt meestal in een scherpe dolkpunt, d.i. een punt in de as van de lengterichting van het lemmet, of in een afgerond snijdend uiteinde. De chirurg gebruikt dit mes om ledematen of een gedeelte daarvan te amputeren. Het mes snijdt met gemak doorheen de huid, spieren en pezen. Het amputatiemes wordt meestal samen met de amputatiezaag gebruikt. [MOT]
Amputatiezaag (v.)
Fijne zaag uit staal, gechromeerd staal of inox, gebruikt door de chirurg om er een lichaamsdeel mee af te zetten, te amputeren. Bij het ene model bestaan hecht en blad uit één geheel. Dan is het rechte zaagblad ongeveer 12 cm lang en versmalt geleidelijk naar een spits uiteinde. Deze amputatiezaag heeft een dubbele, zaagvormige snede met zeer fijne, scherpe puntjes. Een ander model amputatiezaag heeft een los, vervangbaar zaagblad van ca. 10 à 33 cm lang dat in een metalen boog gespannen is en voorzien is van een recht hecht of een pistoolkolf. Tenslotte bestaat ook een amputatiezaag in de vorm van een handzaag met een blad van ca. 22 à 33 cm lang en 4 à 10 cm breed. Het blad dat puntig of afgerond uitloopt, is aan een zijde over de gehele lengte getand. De amputatiezaag zaagt door het bot heen en wordt samen met het amputatiemes gebruikt. Zie ook draadzaag (arts). [MOT]
Ampèremeettang (v.)
De ampèremeettang (1) is een tangvormig instrument waarmee een elektricien de stroomsterkte van een doorgaande wisselstroom in een kabelverbinding kan meten, zonder het circuit te hoeven onderbreken, door het principe van elektromagnetische inductie. De bek opent pas wanneer men de armen krachtig sluit. Bij het loslaten van de armen klemt de bek dan stevig rond de kabel. Deze methode is veilig voor de gebruiker omdat deze de isolator rond de kabel niet hoeft te verwijderen en geen rechtstreeks elektrisch contact maakt. Oudere modellen van het meettuig in bakeliet zijn tangvormig en symmetrisch opgebouwd. Recente modellen zijn digitaal en worden verbonden aan een multimeter, gecombineerd met bv. een voltmeter. [MOT] (1) VAN DALE sv ampèremeettang. Ampèremeter en stroommeter zijn algemene termen voor het meettoestel.
Ananasverdeler (m.)
Keukenwerktuig waarmee men een ananas tegelijk van de harde kern kan ontdoen én in partjes kan verdelen. In een cirkelvormig frame zitten ca. acht messen als spaken in een wiel (ca. 10 cm doorsnede), met de boor als naaf. Het werktuig is zeer vergelijkbaar aan de appelverdeler. Men zet de ananasverdeler boven op een stuk geschilde ananas en duwt hem naar beneden. De ananasverdeler is te onderscheiden van de schijvensnijder (1). [MOT] (1) FENNEMA: 234
Appel-/aardappelschilmachine (hand) (m.)
Keukentoestel dat op de rand van een tafel of aanrecht geklemd wordt en waarmee appelen en aardappelen geschild worden. Het heeft een schroefvormige as met een speervormig uiteinde, die met een draaizwengel in beweging wordt gebracht. Het mesje, dat de vorm van een vingernagel heeft, is bevestigd aan een verende arm. Men prikt een (aard)appel op de speervormige punt van de as, men draait aan de zwengel en de (aard)appel beweegt zich naar het mesje toe. Wanneer dat mesje de draaiende (aard)appel raakt, beweegt het er vervolgens volledig omheen en wordt de schil er in één keer afgehaald. Wanneer men de hendel bovenaan het apparaat ontspant, kan het mesje terug in de beginpositie gebracht worden. Voor aardappelen en sommige groeten maakte de Franse fabrikant Jean Mantelet, een ander model dat bestaat uit een afsluitbaar recipiënt (diam. ca. 25 cm) met gegolfde ruwe binnenzijde en een rubberen noppenbodem. Het werkend deel is aan het deksel bevestigd en wordt door een zwengel aangedreven....
Appelboor (v.)
Keukengerei waarmee men appelen en peren van het klokhuis kan ontdoen. Het gootvormig stalen (1) blad eindigt in een onderaan scherpe cilinder (ca. 1 à 2 cm) of in een punt. Men plaatst de boor op de appel of peer in het verlengde van het klokhuis en draait haar naar binnen. Bij het uitrekken van de boor zit het klokhuis in het halfcilindervormige blad. Er bestaat ook een handwerktuig dat een appelboor met een dunschiller combineert. De appelboor is te onderscheiden van de kaasboor. [MOT] (1) Vroegere exemplaren konden ook volledig uit been zijn (WARREN: 103).
Appelrasp (v.)
Glazen of keramisch langwerpig (ca. 20 cm bij 10 cm) schaaltje waarvan de bodem nopjes heeft in de vorm van vierzijdige piramides. Daarop kan men een appel raspen om fruitpap te maken. Men kan ook een gewone keukenrasp gebruiken. [MOT]
Appelverdeler (m.)
Keukenwerktuig waarmee men een appel tegelijk van het klokhuis kan ontdoen én in partjes kan verdelen. De messen (8 tot 14) zitten als spaken in een wiel (ca. 10 cm doorsnede), met de boor als naaf. Het cirkelvormige, aluminium frame heeft twee handvatten. Men zet de appelverdeler boven op een appel en duwt hem naar beneden. Zie ook de ananasverdeler. [MOT]
Asfalthark (v.)
Een hark, gesmeed of uit één plaat gevormd werkend deel met 8 tot 16 korte (ca. 6,5 cm), dicht bijeen staande (ca. 3 cm), platte, rechte tanden met platte bovenbalk. Het werkend deel is door middel van een dille op een lange steel (ca. 140 – 170 cm) bevestigd; een beugel verstevigt het geheel. Bij het aanleggen van wegen met stampasfalt wordt het asfaltpoeder verwarmd tot 90 à 150 ° C. Daarna wordt het ter dikte van ca. 8 cm op de betonfundering met de (verwarmde) asfalthark verspreid, geëffend en onder de rij afgetrokken (1). Daarna wordt het aangestampt met een ijzeren straatstamper. [MOT] (1) ZIECK & POSTEMA: 104.
Aspergeguts (v.)
Witte asperges kan men oogsten met een aspergemes of een aspergeguts. Dat laatste heeft een gutsvormig (ca. 3 cm breed; ca. 10-15 cm lang) blad dat met een lange (ca. 20 cm) angel bevestigd is in een houten hecht. Witte asperges worden op hoge bedden geteeld en worden geoogst juist voordat het loof aan de oppervlakte komt, omdat bij het blootstaan van de kop aan het licht, deze snel blauw of groen wordt. Met een aspergeguts of -mes is het mogelijk de stengel zo dicht mogelijk bij de wortelstok af te steken, zonder deze of nog niet volgroeide, naburige stengels te beschadigen. Zie ook aspergesteker. [MOT]
Aspergemes (o.)
Witte asperges (Asparagus Officinalis Liliaceae, variëteit Ultilis) worden geoogst met een aspergeguts of een aspergemes (ca. 60-70 cm lang). Dat laatste heeft een vlak, naar het uiteinde toe breder uitlopend blad, een blad met een omgebogen - eventueel getande - punt of een halfcirkelvormig blad (ca. 10-12 cm lang), dat met een lange (ca. 40 cm) angel in een houten hecht bevestigd is; de punt is soms geknopt. Asperges worden op hoge bedden geteeld en worden geoogst juist voordat het loof aan de oppervlakte komt, omdat bij het blootstaan van de kop aan het licht deze snel blauw of groen wordt. Met een aspergeguts of -mes is het mogelijk de stengel dicht bij de wortelstok af te steken, zonder deze of nog niet volgroeide, naburige stengels te beschadigen. Zie ook penwortelsteker. [MOT]
Aspergeschiller (m.)
De aspergeschiller is een mes met een langwerpig (ca. 10-13 cm) blad waarop met koperen schroefjes een verstelbaar beugeltje met scherpe snede bevestigd is, zodat de schildikte geregeld kan worden. Met dit mes worden asperges onder het kopje geschild. Zie ook dunschiller. [MOT]
Asschop (v.)
Metalen schop (ca. 50-75 cm lang) met een nagenoeg rechthoekig blad (ca. 20 cm lang; ca. 10-15 cm breed) met drie opstaande randen om de as uit de haard te scheppen. Soms is het blad in figuren opengewerkt. Vaak maakt de asschop deel uit van een haardstel, waaronder zich ook een vuurtang, een pook, en eventueel een vork en een borstel bevinden. Zie ook kolenschep en vuurschopje (smid). [MOT]