Haagspanner (o.)

identificatiecode
ID 325
morfologie
morfologie
beroep
holotype
GVA 0017 L(hout)=56cm B(hout)=5cm L(ketting)=75cm B(ketting)=3cm D(haak)=9cm G=1,650kg
alias
haagtrekker (syn.)
beschrijving

Wanneer een opening ontstond in een haag die het vee moest tegenhouden, werd om het gat te dichten soms aan beide zijden van de haag een horizontale staak bevestigd. De twee staken werden samengebonden en drukten dus de takken op één rij. Om ze bij elkaar te trekken, werd gebruik gemaakt van een touw of van een haagspanner. (1)

Dat werktuig bestaat uit een recht stuk hout van ca. 60 cm waarin één of meerdere holronde uitsnijdingen zitten en dat als hefboom dient. Aan één uiteinde van de hefboom is een metalen ketting bevestigd die eindigt in een grote haak (10-15 cm). Deze haak wordt rond één van de staken gehangen terwijl de andere staak in een uitsnijding van de hefboom geplaatst wordt. Naargelang de gewenste afstand tussen de twee staken, kan de ketting ingekort worden met behulp van een kleine haak die zich aan het andere uiteinde van de ketting bevindt. Wanneer er op de hefboom geduwd wordt, worden de twee staken naar mekaar toe getrokken. De plaats van de holronde uitsnijdingen in het stuk hout bepaalt in hoeverre de twee staken naar mekaar toe getrokken worden in één enkele beweging. Plaatst men de staak in de uitsnijding het dichtst bij het uiteinde dan is de samentrekking het kleinst maar ook het gemakkelijkst.

Het werktuig kan ook uit een stuk hout bestaan - dat eveneens als hefboom dient - waarin tanden gezaagd zijn. Het uiteinde is breder en holrond gesneden zodat het niet zou wegglijden wanneer het op een staak geplaatst wordt. Soms wordt ook een gaffelvormige tak gebruikt maar in dat geval moeten de twee armen samengebonden worden om niet open te breken; er werd ook wel gebruik gemaakt van het ijzer van een afgedankte hooivork. Over de hefboom glijdt een ring waaraan een touw bevestigd is, met op het einde een grote ijzeren haak. Touw en haak zijn soms vervangen door een haakvormige metalen stang.

De boer plaatst een staak horizontaal aan één zijde van de haag en bevestigt hem voorlopig door hem op een tak of op twee houten gaffels te leggen, of door middel van een koordje; een helper staat aan de andere kant van de haag en plaatst de tweede staak op dezelfde hoogte. Het holronde uiteinde of de gaffel van de haagspanner wordt op die tweede staak geplaatst, de haak op de andere. 

Zie ook de trekduivel en spakentrekker. [MOT]

(1) Eigen benaming onbekend.