Kleedkuil (m.)

identificatiecode
ID 68
morfologie
morfologie
morfologie
beroep
beroep
beroep
holotype
MOT V 94.0078 S L=26cm B=5,5cm G=200gr
holotype
MOT V 2000.0331 L=29,5cm B=15,5cm D=6,5cm G=500gr
alias
kleedspaan (syn.) (BLY: 212)
alias
mastkuil (syn.) (BLY: 212)
alias
moskuil (syn.) (PILAAR: 125, BLY: 212, V.D., de Maritieme Encyclopedie, TIDEMAN: 224, MOSSEL: s.v., AUBIN: s.v. maillet, VAN LENNEP: 143, GROENEN: 626)
beschrijving

De schieman gebruikt de kleedkuil (1) om touw te bekleden, d.i. een dun touwtje rond een dikker te draaien teneinde het afschavelen te voorkomen, en de kuiper om een rond de uiteinden van een hoepel gedraaide teen aan te spannen.

Het is een houten of metalen cilinder (middellijn ca. 3-9 cm; lengte ca. 4-7 cm) met rechte steel van ca. 20 cm, waarin een groef in de lengte gesneden is. De groef wordt op het touw of op de hoepel geplaatst en het touwtje 2-3 maal, de teen éénmaal rond de steel gedraaid. De vakman doet dan de kleedkuil rond het touw of de hoepel draaien.

Een gewone stok of een stuk duig van ca. 30 cm met drie gaten (2) of een plankje met twee gaten (3) vervangt soms de kleedkuil. [MOT]

(1) Volgens PILAAR: 125, BLY: 212, V.D., de ''Maritieme Encyclopedie'' enz. zijn moskuil en kleedkuil gelijkbetekenend maar volgens TIDEMAN: 224 is de moskuil een houten hamer om op een beitel te slaan, volgens MOSSEL: s.v., een houten hamer om mos te pletten, volgens AUBIN: s.v. maillet, een breeuwhamer of een zware houten hamer en volgens VAN LENNEP: 143, een soort van grote houten hamer; GROENEN: 626 vertaalt door commander en masse en bois (= sleg). Zie ook de afbeelding in VAN NATRUS: 1.4.

(2) KILBY: 38.

(3) Bv. RALAMBA pl. M.