werktuig
Fietssleutel (ringsleutel) (m.)
Kleine samengestelde ringsleutel voor fietsers. Er bestaan twee
hoofdvormen. De eerste is een doorboorde plaat (ca. 10-12 cm bij 3 cm),
waarop soms een haaksleutel en/of een pensleutel voorzien is. De
verschillende ringen kunnen ook in twee vouwbare plaatjes aangebracht zijn;
vaak is er dan ook nog een steeksleutel en een schroevendraaier. De tweede
vorm, soms doodskopsleutel genoemd, bestaat uit een stang (ca. 11-14 cm)
met aan beide uiteinden vier of vijf werkende delen en soms een hamertje.
[MOT]