Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 71 - 80 199 resultaten gevonden
Zwaaispits (m.)
De zwaaispits (1) is een handwerktuig van de steenbewerker met een lange houten steel (ca. 30-100 cm) die met twee handen gevat wordt en een lange (ca. 30-50 cm) symmetrische ijzeren kop (2 à 3 kg zwaar) met twee piramidale punten. De steenhouwer hanteert hem om de grovere oneffenheden in natuursteen weg te hakken op de verticale vlakken. Zie ook de afhouwhamer. De hamer is verwant met de bilhamer die door de molenaar wordt gehanteerd om een maalsteen te billen, maar diens banen vormen doorgaans een bredere pen. Het handwerktuig is niet te verwarren met de polka en sommige modellen van de vlecht en houweel. [MOT] (1) De term is een verbastering van het Duitse Zweispitz (twee punten).
Nageldrijver (m.)
Met de nageldrijver kan men zonder hamer kleine spijkers indrijven. Het bestaat uit een metalen holle schacht met veermechanisme dat in een houten of kunststoffen hecht steekt. De spijker wordt in de holle schacht gestoken. Door met de hand een stevige klap op de kop - die breder en afgerond is - te geven, gaat de spijker in één beweging in het materiaal. [MOT]
Sloopbeitel (m.)
De sloopbeitel is een ronde of vierkantige stalen staaf (70-120 cm) met een breder kopeinde, die onderaan plat uitgesmeed is, bestemd voor zwaar sloopwerk, het opbreken van bestratingen en het lichten van spoorwegbalken (zie ook handspaak). Het is een zwaardere (ca. 5 kg), uitvergrootte versie van het breekijzer maar er wordt niet met de hamer op geslagen. Zie ook rooiijzer. [MOT]
Fietssleutel (ringsleutel) (m.)
Kleine samengestelde ringsleutel voor fietsers. Er bestaan twee hoofdvormen. De eerste is een doorboorde plaat (ca. 10-12 cm bij 3 cm), waarop soms een haaksleutel en/of een pensleutel voorzien is. De verschillende ringen kunnen ook in twee vouwbare plaatjes aangebracht zijn; vaak is er dan ook nog een steeksleutel en een schroevendraaier. De tweede vorm, soms doodskopsleutel genoemd, bestaat uit een stang (ca. 11-14 cm) met aan beide uiteinden vier of vijf werkende delen en soms een hamertje. [MOT]
Blesbijltje (o.)
Bijltje met hamer - te onderscheiden van de stempelhamer (houthakker) - waarop de stempel van de eigenaar van het bos of van de houthandelaar staat. Vooral de boswachter gebruikt dit handwerktuig om bomen te merken (1). Op de voet of op ca. 1,20 m wordt een stuk bast met het bijltje weggehakt en op de witte plek wordt de stempel geslagen. Gevelde bomen worden op de doorsnede gemerkt, het bijltje is dan nutteloos. Omgekeerd wordt soms enkel een strook bast afgekapt en dan wordt de stempel niet gebruikt; in dat laatste geval kan om het even welk bijltje gebruikt worden.[MOT] (1) De slagstempel wordt hiervoor zelden gebruikt (zie echter CHERBLANC die van een broche à timbrer spreekt).
Opruimkegel (m.)
Na het snijden met de lodenpijpsnijtang verwijdt de loodgieter de opening van een loden buis om een andere loden buis erin te kunnen solderen. Dit kan gebeuren met een opruimtang, een looduitdrijver, een mofhout of een opruimkegel.  Dat laatste is een palmhouten kegelvormig werktuig, dat sterk van grootte kan variëren naargelang de diameter van de te verwijden buis. Er wordt met een hamer op geklopt. [MOT]
Klompenmakersdissel (m.)
Na de hakbijl gebruikt de klompenmaker een dissel om de hiel en de bek, d.i. de opening van de klomp, uit te houwen. Zijn dissel weegt ca. 1,600 kg en heeft een breed (15-18 cm) sterk gebogen blad dat meestal aan de overzijde van de snede in een metalen blokje eindigt. Dat blokje is geen hamer, het geeft enkel meer gewicht en evenwicht aan het werktuig. De steel is kort (ca. 10-15 cm). [MOT]
Klopboor (pijp) (v.)
De klopboor (pijp) wordt door de metselaar en de steenhouwer gebruikt om gaten te maken in (bak)steen. Dat handwerktuig bestaat uit een holle ronde staaf, vaak uit één stuk, met een getande ronde boorkop aan de ene kant en een slagvlak aan de andere kant. De lengte van de klopboor varieert van 10 tot 50 cm en is afhankelijk van de diameter van het booruiteinde. De diameter varieert van ca. 1 tot 4 cm. De tanden van het booruiteinde zijn steeds licht naar buiten gebogen en gehard. In de holle staaf is meestal een sleuf voorzien om het stof af te voeren. Met de hamer (1) wordt de klopboor in de steen gedreven. Na elke slag met de hamer, wordt de klopboor een paar graden gedraaid. De bergbeklimmer gebruikt een korte vouwbare klopboor (pijp) (opgevouwen 11 cm lang) en slaat die met behulp van een klimhamer in de bergwand om klimhaken te bevestigen. Ze past in een eenvoudig omhulsel (een gebogen reep ijzer). Het omhulsel doet dienst als handvat. Zie ook klopboor (beitel). [MOT] (1) De metselaar...
Looduitdrijver (m.)
Na het snijden met de lodenpijpsnijtang verwijdt de loodgieter de opening van een loden buis om een andere loden buis erin te kunnen solderen. Dit kan gebeuren met een opruimtang, een opruimkegel, een mofhout of een looduitdrijver. Dat laatste is een monoxiel cilindrisch werktuig uit palm- of azijnhout dat smaller toeloopt naar één uiteinde. Het varieert sterk van grootte naargelang de diameter van de te verwijden buis. Er wordt met een hamer op geklopt. [MOT]
Snijbeitel (m.)
Handwerktuig waarmee de lederbewerker decoratieve vormpjes uit het leder snijdt. Het is een stalen beitel (ca. 10-15 cm lang) zonder hecht met een getand of gegolfd blad dat plat en breed uitlopend, halfcirkelvormig of cirkelvormig (vgl. holpijp) kan zijn.  Men plaatst de snijbeitel op het leder en slaat erop met een hamer; het gewenste vormpje wordt in het leder uitgesneden. [MOT]