Spreekwoorden en zegswijzen: dieren

"Hij heeft een wrijfpaal; daar smeert hij alles aan"

"Men kan zich niet schoonwrijven aan een vuile paal"

In een weide plaatst men vaak een paal waar de dieren zich kunnen aan wrijven. Wrijfpaal heeft dan de betekenis gekregen van zondebok (zie lager), iemand die tot voorwerp van spot of hekeling gekozen werd. Het tweede spreekwoord betekent dat men zich bij slechte mensen niet kan verbeteren.

"Het zwart schaap zijn"

"De zondebok zijn"

"Er loopt een zwart schaap onder"

Bij vele volkeren bestond het geloof dat men het kwade (zonde, ziekte enz.) op een dier kon leggen, en er aldus van bevrijd worden. De herder liet dan ook vaak een zwarte bok in zijn kudde lopen, die dan verondersteld werd het eventuele kwade uit de kudde te houden.

De uitdrukking wordt nu voor mensen gebruikt, die de schuld (vaak ten onrechte) krijgen. Met de laatste zegswijze bedoelt men daarentegen dat er iemand bijloopt, die niet deugt.

"Zijn schaapjes op het droge hebben"

Vroeger was het gevaar voor overstroming veel groter dan nu, en aldus verdronk heel wat vee, wat uiteraard een ramp was. Wie dan "zijn schaapjes op het droge had", d.i. buiten gevaar, behield ze, was dus rijk. Die betekenis van "rijk zijn" is overgebleven.

"Hij is altijd de belhamel"

Na de oogst mocht het vee vroeger op de akkers. Ook op de z.g. gemene gronden. De dieren liepen daar los rond onder de hoede van een herder, van een koehoeder enz. Het was de gewoonte een bel te hangen aan een ram, belhamel (hamel = (gesneden) ram) genoemd, waar de kudde zich kon naar richten.

De belhamel was dus de aanvoerder. Die betekenis heeft het woord behouden, maar evenwel in ongunstige zin (boosdoener, oproerkraaier enz.).

"Waar het hek open is, lopen de varkens in het koren"

"Als het hek van de dam is, lopen de schapen overal"

"Het hek is van de dam"

"De hekken zijn verhangen"

Thans staan afrasteringen rond alle weiden en de akkers staan open. Vroeger was het net omgekeerd. Het vee mocht overal grazen, behalve waar een of ander hek stond (zie hoger).

De betekenis van de eerste spreekwoorden is dus duidelijk. Waar geen toezicht of gezag is, gaat ieder zijn eigen gang. De laatste uitdrukking betekent letterlijk dat men niet meer mag grazen waar men vroeger ging; vandaar, de omstandigheden zijn veranderd. N.B.: "dam" duidt hier een doorgang aan in een sloot, waar het vee en de mensen dus over lopen.

"Een blok aan het been hebben"

Omdat de weiden niet afgerasterd waren, hing men soms een stuk hout aan een poot (of aan de hals) van paarden of koeien, opdat ze niet zouden weglopen. Ook aan het been van een gevangene bevestigde men soms een blok of een ijzeren bol. Figuurlijk wordt hier iets bedoeld dat het leven van iemand moeilijk maakt.

"Iemand kortwieken"

Om te vermijden dat eenden, zwanen e.d.m. zouden wegvliegen, knipt men het laatste gedeelte van hun vleugels (of van één vleugel) af. Dat noemt men kortwieken. De figuurlijke betekenis van deze zegswijze is dan ook "de mogelijkheden van iemand beperken".

"Iemand een bril op de neus zetten"

Wanneer een hoefsmid een onhandelbaar paard moet beslaan, klemt hij soms de bovenlip van het dier in een z.g. bril, een lus aan een stokje. Een paard de bril op de neus zetten, is het dus met behulp van zo'n werktuig in bedwang houden.

Figuurlijk wordt deze uitdrukking gebruikt voor "iemand ronduit de toestand uitleggen zodat hij weet wat hij nog mag (moet) doen", "iemand tot gehoorzaamheid dwingen".

"Hij hangt er tegen als een varken dat geringd wordt"

"Die een varken ringen wil, moet zich het gieren getroosten"

Met zijn snuit woelt een varken de grond om. Om dat te voorkomen, steekt men hem met een tang een ring door de neus. Dat het dier zoiets niet bijzonder prettig vindt, is begrijpelijk, en het schreeuwt dan ook zo hard als het maar kan.

De eerste uitdrukking wordt gebruikt wanneer iemand vreselijk tegen iets op ziet. De tweede betekent dat men de moeilijkheden of de minder aangename aspecten van een zaak die men aanpakt, moet kunnen aanvaarden.

"Eén man kan het paard naar het wed brengen, maar geen tien man kunnen het doen zuipen"

"Men kan een paard wel in 't water trekken, maar niet dwingen te drinken"

Vandaag de dag drenkt men doorgaans het vee uit een drinkbak. Vroeger was er naast de boerderij veelal een drinkplaats, d.i. een ondiep vijvertje, een sloot, een beek waar de dieren naar gedreven werden en waar ze hun dorst konden lessen. Althans, wanneer ze daartoe bereid waren.

Het spreekwoord wordt ook op mensen toegepast wanneer ze weigeren geholpen te worden.

"Steek er naar met de palingschaar"

Een palingschaar is een (verboden) vistuig waarmee blindelings in het water gestoken werd om paling te vangen. De kans om iets te vangen was niet erg groot, en vandaar de betekenis van deze uitdrukking: dat kan niet, dat zal nooit gebeuren.

"Zijn laatste kruit verschieten"

"Al zijn pijlen verschieten"

"Al zijn kruit verschoten hebben"

"Zijn kruit op mussen verschieten"

"Zijn kruit droog houden"

Vandaag steekt men een patroon in zijn geweer. Vroeger kende men enkel het voorlaadgeweer. Om te laden goot men wat kruit in de loop, duwde men daar een prop tegen met behulp van een laadstok, en stak er tenslotte een kogel in.

Zonder kruit kon men niet meer schieten (wat de eerste twee spreekwoorden verklaart), hetzelfde geldt voor een boog en pijlen. Men mocht het dus niet verspillen, door bv. onnodig op mussen te schieten zoals in dit gezegde, en men moest het droog houden (laatste uitspraak), want vochtig kruit ontploft niet. Figuurlijk wordt aan het woord kruit de betekenis gegeven van kracht, argument of geld. De laatste uitdrukking betekent dan ook: "er voor zorgen dat men paraat is.".

"Hij is het poeder niet waard om omvergeschoten te worden"

Bij deze uitdrukking denkt men aan het dier dat bij de jacht te klein is en dus het schot niet waard (men mocht zijn kruit niet zomaar verspillen). Het wordt figuurlijk gezegd van een mens (zonder dat men dan nog echt aan schieten denkt ...).

"Hij heeft de laadstok doorgeslikt"

Vandaag steekt men een patroon in zijn geweer. Vroeger kende men enkel het voorlaadgeweer. Om te laden goot men wat kruit in de loop, duwde men daar een prop tegen met behulp van een laadstok, en stak er tenslotte een kogel in.

"Hij heeft de laadstok doorgeslikt"

wordt gezegd van iemand die stijf rechtop loopt.

"Een oude rat wil niet in de val"

"Oude ratten zijn moeilijk te vangen"

Men kan dieren neerschieten, maar men kan ze ook in vallen vangen. Dat doet men o.m. met het ongedierte, zoals muizen en ratten. Een oude rat, die ervaring heeft, zal evenwel niet zomaar in de val lopen. Hetzelfde geldt voor mensen.

"Een goed paard is zijn haver waard"

"Hij is niet veel haver waard"

"Paarden die de haver verdienen, krijgen hem niet"

Haver is krachtvoer, en duur. Wanneer een paard goed werkt, loont het de niettemin de kosten hem degelijk eten, dus haver, te geven. De eerste uitdrukking betekent evenveel als kwaliteit mag geld kosten, een vakkundig iemand mag meer betaald worden. De tweede wordt van iemand gezegd die daarentegen weinig of slecht werkt. Het is evenwel vaak zo dat iemand die iets verdiend heeft, het niet krijgt (derde uitspraak).

"Dat paard zal mij niet weer slaan"

Dat heb ik tot mijn schade geleerd, en ik zal mij geen tweede maal laten beetnemen.

"Geef een ezel haver, hij loopt naar de distels"

Haver is luxevoer, maar geen dier eet distels. Behalve de ezel, die dat als een lekkernij zou beschouwen, en dus daar de voorkeur aan geeft, boven haver. Figuurlijk wordt dit gezegd wanneer men iemand iets gunt, dat hij niet weet te appreciëren.

"Bij de vleet"

Deze uitdrukking is ontleend aan de visvangst. De vleet is een haringnet van zeer grote afmetingen. Het bestaat uit ongeveer 70 afzonderlijke netten, elk met een oppervlakte van 15 bij 30 meter. De netten hangen verticaal aan een stel drijvende dobbers. Het vissen met de vleet moet tijdens de nacht gebeuren, zodat de haringen de netten niet kunnen zien. Bovendien komen de haringen als het donker is in scholen naar de oppervlakte, het plankton achterna. De mazen zijn net groot genoeg zodat de haringen van de juiste grootte er niet helemaal door kunnen en met hun kieuwdeksels vast komen te zitten. Door te vissen met de vleet kon men in één visbeurt zeer veel haringen tegelijk vangen.

Wanneer je iets hebt 'bij de vleet' dan heb je er in overvloed, dan heb je er zeer veel.

"Als haring in een ton zitten"

Voor de verklaring van dit spreekwoord gaan we naar de haringvisserij (zie "bij de vleet"). Vroeger at men overwegend gezouten haring, de zogenaamde pekelharing. Het pekelen gebeurde op grote schaal en volgens een welbepaalde techniek, die een echte specialiteit was van de Hollanders.

Na het ophalen van de netten worden de haringen aan boord gekaakt. Deze techniek werd uitgevonden in de tweede helft van de 14de eeuw en wordt nog steeds toegepast. Bij het kaken van de haring maakt men een insnijding onder de linkerkieuw en verwijdert men een deel van de ingewanden. De aanhangsels van de darm die blijven zitten bevatten een enzym dat het vlees van de haring mals maakt.

Na het kaken worden de haringen met zout bestrooid en in tonnen gelegd. Men schikt de haringen in lagen op elkaar, waarbij elke laag met zout wordt bedekt. Zo worden er in ??n ton ongeveer duizend haringen zij aan zij geschikt.

De uitdrukking "als haring in een ton zitten" betekent zeer dicht op elkaar zitten, zoals vaak het geval in de bus of de tram.

"Hij wil van twee wallen eten"

Dit gezegde vindt zijn verklaring in de veehouderij. Een koe die graast in een droge sloot wil tegelijk van de twee wallen eten.

In de figuurlijke zin wordt het gezegd van iemand die voordeel wil hebben van beide partijen.

"Hem met een kluitje het riet insturen"

Deze uitdrukking is afkomstig van de gewoonte van de jager om een kluitje aarde in het riet te gooien om de aandacht van zijn hond te trekken. Die gaat er op af en jaagt tegelijk eenden of andere vogels op, die zich in het riet schuilhouden. De hond wordt dus in feite gefopt.

Figuurlijk gebruiken we de uitdrukking wanneer we iemand afschepen door een nietszeggend antwoord te geven, dus eigenlijk voor de gek houden.

"Het is op een oor na gevild"

Villen is de huid van een dier verwijderen. De oren werden niet gevild, zij werden vaak weggegooid.

De uitdrukking "het is op een oor na gevild" wil dan ook zeggen dat het zo goed als klaar is.

"Hij zit op zwart zaad."

De uitdrukking wil zeggen: "hij is arm, zijn geld is op". Ze verwijst naar vogels in een kooi, die pikken uit hun voer namelijk eerst de witte korrels uit en laten de zwarte zaadjes vaak liggen.

"Zijn schaapjes op het droge hebben"

"Hoog en droog"

Hoewel vloedgolven bij ons bijna niet voorkomen, lopen we wel kans om het slachtoffer te worden van een overstroming. In de laaggelegen polders is de zee de boosdoener, en in het binnenland kunnen waterlopen wel eens buiten de oevers treden.

Voor het kustgebied ingepolderd was (vanaf 1200), hadden de herders de gewoonte om hun schapen te laten grazen op de schorren en de kwelders. Bij hoogtij moesten ze tijdig naar hoger gelegen of door dijken beschermde gronden gebracht worden. Ook voor het vee, dat buitendijks op aangeslibd land geweid werd, moest men goed op de wisseling van de getijden letten. Als het nog op de laaggelegen gronden liep te grazen terwijl de vloed al opkwam, dreigde men zijn dieren te verliezen en daarmee zijn bestaanszekerheid. Ook in het binnenland moest men de koeien die op de uiterwaarden graasden, bij een hoge rivierstand in veiligheid brengen. Vaak legde men voor het vee speciale 'vluchtheuvels' aan, zodat de dieren zich bij een overstroming konden redden.Deze spreekwoorden zijn allemaal van deze oude gewoonten afgeleid. Iemand die zijn schaapjes op het droge heeft, die is welgesteld en heeft genoeg verdiend om nu rustig en onbezorgd te kunnen leven. Iets of iemand is 'hoog en droog' als het of hij in veiligheid is gebracht.