Spreekwoorden en zegswijzen: vervoer

"Spring niet verder dan je stok lang is"

"Met een korte stok is 't kwaad (= moeilijk) ver te springen"

"Spring niet over een gracht eer je er bij bent"

Gedacht wordt aan de polstok. Heden is polsstokspringen slechts een sport, maar vroeger, wanneer nog geen prikkeldraad weiden en akkers omringde, bewees de polsstok grote diensten om over de sloten te springen en zo omwegen te vermijden.

De letterlijke betekenis van die spreekwoorden is duidelijk. Figuurlijk bedoelt men dat men niets moet ondernemen dat men niet aankan, of niet meer mag uitgeven dan men kan betalen. Met de derde zegswijze, dat men zich niet moet opwinden vooraleer het nodig is, dat men niet ongerust moet zijn vooraleer de moeilijkheid rijst.

"Hij is de zakkendrager"

"Beproef uw schouders eer je draagt"

"Die de zwakste schouders heeft, moet het zwaarste pak dragen"

"Heel wat op de schouders hebben"

"Men moet de zak naar de drager maken"

Wanneer men de geschiedenis van het vervoer bespreekt, vergeet men al te vaak het vervoer door de mens. Nochtans speelde hij daar in het verleden een belangrijke rol in, en zijn de ergonomen heden nog steeds van mening dat de mens in bepaalde omstandigheden nog altijd de beste oplossing is om over korte afstanden iets te verplaatsen.

De oudste methode was het dragen. Iedereen droeg, maar daar waren gespecialiseerde lui die daar hun beroep van gemaakt hadden. Zo o.m. de zakkendragers, die hoofdzakelijk in de havens werkten; men vindt ze reeds in Rome (de "saccarii"), zo'n tweeduizend jaar geleden.

Zakken dragen was een saai en vermoeiend werk. Vele zakken wogen niet minder dan honderd kilo. Men moest dus inderdaad zijn schouders beproeven eer men droeg, of figuurlijk, zijn mogelijkheden kennen vooraleer men aan iets begon. De betekenis van de vierde zegswijze is eveneens duidelijk: veel te doen, of veel verantwoordelijkheden hebben. Het is ook geen wonder dat de zakkendrager "de zwakste schouders had", met andere woorden, als het kind van de rekening beschouwd werd, de man die de karweitjes moest opknappen. Des te meer, daar het vaak zo is dat de zwakste het meest moeilijkheden heeft, of het meest wordt opgelegd, tenzij men "de zak naar de drager maakt", d.i. de opdracht naar de uitvoerder schikt.

"Zolang de ezel zakken draagt, heeft de mulder hem lief"

"De jongste ezel moet het pak dragen"

Een dier kan een veel groter gewicht voorttrekken in een kar of wagen dan het kan dragen. Vandaar dat lastdieren vooral voorkomen in streken waar het wiel niet bestaat of gebruikt kan worden (b.v. in de bergen). Had men maar een kleine last, b.v. een zak graan (d.i. zo'n honderd kilo) die naar de molen moest, dan verkoos men evenwel, ook bij ons, die oplossing. Men spande het paard of de ezel niet in, maar laadde de vracht op zijn rug.

Het eerste spreekwoord betekent dat wij vaak slechts zolang van de mensen houden als ze voor ons nuttig kunnen zijn. Het tweede, dat de ouderen voorrechten hebben, dat de jongeren het werk moeten doen. Het kan ook de betekenis van "Die de zwakste schouders heeft, moet het zwaarste pak dragen" (zie hoger) hebben.

"De ezels dragen de haver en de paarden eten die"

"Het gaat met hem als met de ezels die de haver dragen en hooi eten"

"De ene slaat de nagel in, en de andere hangt er zijn hoed aan"

Haver wordt normaal voor de paarden voorbehouden. De andere dieren krijgen er weinig of geen. De ezel is het lastdier bij uitstek. Hij moet de zakken, dus ook de haver, dragen, maar krijgt er geen. De laatste twee uitdrukkingen worden gebruikt wanneer iemand het werk verricht heeft, maar een ander de pluim op zijn hoed steekt.

"Dat loopt op wieltjes"

Om een last op het land te verplaatsen, kan de mens het (laten) dragen, slepen of rollen. In het eerste geval is het gewicht beperkt door zijn draagvermogen of dat van zijn lastdier. Het slepen beschadigt vaak de last en de weg, maar, vooral, de wrijving veroorzaakt zo'n krachtverlies dat die werkwijze slechts in enkele gevallen verantwoord is. De uitvinding van het wiel ruim 6000 jaar geleden was dan ook van fundamentele betekenis. Een spoor daarvan vinden wij nog in deze zegswijze die nu nog altijd betekent: "het gaat vanzelf".

"De zaak aan het rollen brengen"

"Aan de kar stoten"

De eerste uitdrukking zinspeelt op een voertuig dat men in beweging brengt, en betekent met een onderneming beginnen. Aan de kar stoten (duwen) is het voertuig helpen vooruitgaan; in een algemene betekenis, gewoon helpen.

"Dat kan mijn bruine niet trekken"

"Dat kan Bruin niet trekken"

"Bruin" komt vaak voor als naam voor een paard. Ook "mijn bruine" verwijst naar dat dier. In deze zegswijzen denkt men aan een paard dat een te zwaar voertuig (of een ploeg) niet kan trekken. Vandaar de figuurlijke betekenis van "dat is voor mij te duur".

"Dat is de spil, waar alles om draait"

"Van iets de spil zijn"

Men kan in het eerste geval aan de spil denken waarmee gesponnen wordt. Het ziet er evenwel waarschijnlijker naar uit dat spil hier de as aanduidt van machines (een molen b.v.) of van katrollen e.d., dus een onmisbaar onderdeel. Men zou ook kunnen denken aan het stukje ijzer waarom het voorstel van een wagen draaide. Een kar kan op haar twee wielen zonder problemen draaien. Met een wagen, met vier vaste wielen, is dat moeilijker. Zulke voertuigen bestaan, maar reeds duizenden jaren geleden had de mens de wagen met draaiende voorwielen uitgedacht. Daar is de vooras niet meer op de bak van het voertuig bevestigd. Wielen en as vormen een los geheel, voorstel genoemd, dat door middel van een spil, d.i. een gewone ijzeren stang, met de bak verbonden is. De voorwielen draaien dus om die spil, die werkelijk van fundamenteel belang is. Breekt ze of gaat ze verloren, dan is de wagen onbruikbaar.

De uitdrukkingen hierboven verwijzen naar een persoon die in een onderneming voor alles instaat.

"Dat is een vijfde wiel aan de wagen"

Een wagen rijdt op vier wielen. Een vijfde zou tot niets dienen. Met dit spreekwoord duidt men een persoon aan die, ondanks veel drukte, volkomen nutteloos is.

"Het is zo lang als een bierwagen"

Het woord bierwagen duidt in feite twee verschillende typen van wagens aan, namelijk de (vaak gesloten) wagen waarmee bierbakken vervoerd werden, en de oudere wagen waarop tonnen lagen. Zo'n wagen heeft geen bodem. De tonnen rusten rechtstreeks op de twee zijbalken. Vaak hangt men er nog kleinere onder, aan kettingen. Zo'n wagen was doorgaans lang (al bestaan er ook korte), en gaf de indruk dat hij nog langer was omdat hij vrij smal was. De vergelijking is dan ook duidelijk.

"Op iemands kruiwagen (of kordewagen) (mogen) zitten"

"Een goede kruiwagen hebben"

"Je kunt met een kruiwagen tussen zijn benen rijden"

Een ander zeer belangrijk vervoermiddel is de kruiwagen, vroeger ook kordewagen genoemd. Toen hij zo'n 800 jaar geleden uitgedacht werd, betekende hij een aanzienlijke vooruitgang. Voordien gebruikte de mens een draagberrie om stenen, aarde, zoden, mest e.d.m. te vervoeren. Men droeg daarmee zo'n 60 kg maar men moest met zijn tweeën zijn. Met de kruiwagen mocht de last niet veel groter zijn, maar één man volstond. Dat voertuig werd -en wordt- dan ook veelvuldig gebruikt, soms zelfs om (zieke) mensen te vervoeren. "Op iemands kruiwagen (of kordewagen) (mogen) zitten" betekent figuurlijk "met iemand bevriend zijn"; de volgende uitdrukking betekent "kunnen rekenen op de voorspraak van iemand" (vooral in verband met een baan).

De laatste zegswijze "Je kunt met een kruiwagen tussen zijn benen rijden" heeft een gans andere betekenis. Het wordt van iemand gezegd met kromme benen.

"Ergens geen touw (meer) kunnen aan binden"

"Er geen touw aan kunnen vastknopen"

Vermoedelijk vindt die uitdrukking haar oorsprong in het hijsen van lasten. Kan men er immers "geen touw aan vastbinden", dan weet men niet hoe het aan te pakken, weet men geen raad meer. Vandaar: "er niets (meer) van begrijpen.".

"De derde streng houdt de kabel"

Touwwerk wordt van ineengedraaide strengen (ook slagen genoemd) gemaakt. Kabel, d.i. zwaar touw, wordt gemaakt van drie (of vier) strengen. De derde streng maakt dus de kabel. Figuurlijk werd dit gebruikt wanneer men iets een derde maal moet proberen; ook om te zeggen dat de derde man de praat aanbrengt.

"Een slag om de arm houden"

Hier betekent slag niet streng zoals in de uitdrukking "de derde streng houdt de kabel", maar wel elke winding waarmee een draad opgewonden of om iets geslagen is. Een slag om de arm houden is dus een eind touw vrij houden zodat men nog kan trekken, vastbinden enz. Figuurlijk betekent dat dat men een achterdeurtje openhoudt.

"Hoe heeft zij zich opgetakeld!"

Een schip optakelen is het optuigen, d.i. van alle touwen, takels enz. voorzien. Hier verwijst optakelen naar kledij, sieraden e.d., het wordt enkel in ongunstige zin gebruikt.

"Met ongebroken lading wegzeilen"

"Breken" betekent hier niet "stukmaken". De lading breken is een deel ervan lossen, b.v. wanneer men een waterloop opvaart, en de diepgang van de boot het niet toelaat met volle lading verder te gaan. Het betekent hier figuurlijk zonder schade of eerverlies verder kunnen.

"Op de helling zijn"

"Dat is vlot van stapel gegaan"

"Hard van stapel lopen"

Een schip wordt op een stapel gebouwd of hersteld, d.i. een soort van stelling, die dan zelf op de helling staat, d.i. een hellend vlak. Vandaar de letterlijke betekenis van "op de helling zijn": hersteld worden. Mensen kunnen eveneens "op de helling zijn": ze zijn ziek. Van zaken die slecht gaan zegt men ook wel "ze zijn / staan op de helling"

Eens gebouwd of hersteld, dan laat men het schip van stapel gaan, d.i. in het water glijden. Dat kan vlot gebeuren zoals in de tweede zegswijze, maar ook wat te hard, zodat gevaar voor beschadiging, kapseizen enz. bestaat. "(Te) hard van stapel gaan (of lopen)" heeft dan ook de betekenis gekregen van haastig, zonder overleg handelen.

"Iemand de loef afsteken"

"Iemand de wind uit de zeilen nemen"

"In lij liggen"

"In lij brengen"

Loef is de zijde van een boot (of een eiland enz.) waar de wind vandaan komt. Komt er nu een zeilschip (A) ten opzichte van een ander, aan de windzijde, dan vangt het tweede (B) geen wind meer, het wordt dus niet meer voortgeduwd. Schip A heeft B de loef afgestoken. De figuurlijke betekenis van de zegswijze is duidelijk: "iemand overtreffen".

"Iemand de wind uit de zeilen nemen" heeft dezelfde oorsprong en dezelfde letterlijke betekenis. Figuurlijk wordt dit gebruikt wanneer men zelf doet of zegt wat iemand anders wil doen of zeggen.

De tegenovergestelde zijde, die dus van de wind is afgekeerd, noemt men lij. De derde uitdrukking betekent dus geen wind meer vangen, niet vooruitgaan (ook van zaken e.d. gezegd), of machteloos staan want een schip dat niet vooruitgaat is onmanoevreerbaar, drijft af. Vandaar de zegswijze "in lij brengen": in gevaar brengen.

"Als het tij verloopt, moet men de bakens verzetten"

"De baken(s) is (zijn) verzet"

"Vuur aan wal, altijd geen baken"

"Een schip op strand, een baken in zee"

In waterlopen of langs de kust duiden bakens, d.z. vaste tekens, de boten het vaarwater aan, of m.a.w. de ondiepe plekken, de wrakken enz.

Dat het vaarwater bij hoog en bij laag water niet altijd op dezelfde plaats ligt, hoeft geen betoog. Dan moet men de bakens verzetten (eerste zegswijze): men moet zich aan de omstandigheden aanpassen.

"De bakens zijn verzet" betekent: de omstandigheden (doorgaans de machtsverhoudingen) zijn veranderd.

Vele bakens bestaan uit lichtboeien, vuurtorens enz., maar "vuur aan wal, altijd geen baken", wil zeggen: schijn bedriegt.

De laatste uitdrukking betekent letterlijk dat een gestrand schip een baken is, een waarschuwing voor de andere vaartuigen. Bij uitbreiding, wat een andere overkomen is, weze voor u een waarschuwing.

"Het loopt de spuigaten uit"

De spuigaten bevinden zich boven het dek van een schip in de rand. Het zeewater dat bij zwaar stormweer door de golven op het dek terechtkomt, kan langs de spuigaten snel weglopen.

Men zegt van iets dat het 'de spuigaten uitloopt' wanneer het al te erg is, wanneer men in iets zwaar overdrijft.

"Iemand op sleeptouw nemen"

"Iemand op sleeptouw houden"

"Iemand aan het lijntje houden"

Wanneer men een schip op sleeptouw neemt, dan wordt het met een lijn, het zogenaamde sleeptouw, vastgemaakt aan het eigen schip. Een sleepboot is speciaal uitgerust om schepen in moeilijkheden op sleeptouw te nemen en veilig de haven binnen te loodsen. Met betrekking tot de menselijke relaties kan het woord sleeptouw gebruikt worden in twee verschillende betekenissen.

Als men iemand op sleeptouw neemt, dan brengt men hem tot bepaalde handelingen die hij op eigen kracht niet zou volbrengen. De ene sleurt de andere mee en is duidelijk de leider.

Men houdt iemand op sleeptouw als men iemand iets goeds belooft maar laat wachten door de beloning voortdurend uit te stellen. Hiervoor gebruiken we vaker de uitdrukking "iemand aan het lijntje houden".

"In iemands kielzog varen"

"Iemand in zijn kielwater zeilen"

"Blijf uit mijn kielwater"

"In iemands kielwater komen, raken"

"Blijf uit zijn kielwater, of je raakt in zijn zog"

Het kielwater is de streep schuimend water die een varend schip achterlaat. Met het kielzog bedoelt men het witte schuim van het kielwater.

Wanneer men in iemands kielzog vaart of iemand in zijn kielwater zeilt, dan volgt men hem op de hielen. "Blijf uit mijn kielwater" is een duidelijke waarschuwing: kom niet in mijn buurt, of ik zal je...

Het kielwater van een groot schip is een gevaarlijke plaats voor de kleinere boten, die door de sterke deining in de problemen kunnen komen en zelfs kunnen omslaan.

Wanneer men in iemands kielwater raakt, dan komt men in zijn gevaarlijke nabijheid of onder zijn verderfelijke invloed. De vierde uitdrukking betekent dan ook zoveel als: volg hem niet in zijn doen en laten of je raakt in het verderf.

"Op één been kun je niet lopen"

Dit wordt gezegd als excuus om meteen maar een tweede glas te bestellen.

"Een bierwagen"

Een bierwagen is een lange, smalle wagen, waarop de brouwer tot 8 vaten bier achter elkaar kon vervoeren. In het MOT kan je er eentje bewonderen aan de inkom. Het woord 'bierwagen' wordt figuurlijk gebruikt voor een lange, vervelende toespraak.

"Men wordt nooit door een koets, maar altijd door een mestkar/askar overreden"

Deze uitdrukking stamt uit vooroorlogse tijden, toen de auto nog zeldzaam was. Het betekent dat men doorgaans alleen door botteriken beschimpt wordt.