werktuig
Baggerbeugel (m.)
Werktuig gebruikt voor het "baggeren van sleuven in vaarten waarin een leiding moet worden gelegd, het uitdiepen van sloten en tochten (1) alsook voor het opschonen van grachten (2)". Als de turf veel water bevat, wordt hij ook met de baggerbeugel uit de kuil geschept en op het heideveld verspreid in zogenaamde banken (zie ook slagijzer (turfsteker)). De baggerbeugel bestaat uit een ietwat ovale ijzeren plat gesmede beugel (diam. ca. 25-32 cm) waaraan een net (maaswijdte ca. 1-2 cm afhankelijk van de dikte van de bagger) van geknoopte koord (vlas, hennep) (3) gebonden is en waarop een lange steel (lengte ca. 3-8 m; diam. ca. 3 cm) die naar onder toe breder (ca. 4,5 cm) uitloopt, bevestigd is door middel van een ring, een veer en een schroef. De beugel is aan de onderkant mesvormig afgewerkt en eventueel voorzien van een snijdend lipje (ca. 20 bij 8 cm). Men werpt de beugel in de sloot en trekt deze naar zich toe waarbij het snijdend gedeelte van de beugel over de bodem glijdt. Eens het net gevuld, draait de baggeraar...