identificatiecode
beroep
holotype
Klein (ca. 12-13 cm lang) vorkje met drie scherpe, korte (ca. 2-3 cm) tanden waarmee men oesters uit hun schelp kan halen. De tanden zijn recht of lichtjes naar binnen gebogen; meestal heeft één tand aan de buitenzijde een snede om de oester los te snijden. Het oestervorkje kan ook aan het andere uiteinde voorzien zijn van een mesje. [MOT]