Trekschaar (v.)

identificatiecode
ID 158
morfologie
beroep
beroep
holotype
MOT V Dv X 0621 L=29cm B=28cm G=375gr
holotype
MOT V Dv X 0725 L=39cm B=8,5cm G=750gr
alias
boomschaar (syn.) (VAN DER GROEN a: 96= DAVID 1975a: 18)
alias
rupsenschaar (syn.) (BURVENICH 1886: 94, 300)
alias
knipschaar (?) (syn.) (BURVENICH 1886: 94, 300)
alias
poppenschaar (syn.) (BURVENICH 1886: 94, 300)
alias
rupsentang (syn.) (V.D.)
alias
snoeitang (syn.) (V.D.)
alias
papegaaisbek (syn.) (V.D.)
alias
takafsnijder (syn.)
alias
poppeschaar (syn.)
beschrijving

De trekschaar dient om takken af te knippen waar men met de snoeischaar niet aan kan. Ze wordt o.m. gebruikt bij het verwijderen van takken waar rupsen op zitten, het snoeien van jonge bomen, het plukken van lindebloemen (Tillia) enz. Ze bestaat uit twee 25-30 cm lange hefbomen van de eerste soort, die rond een spil draaien en aan een zijde in snijdende bladen eindigen. Een van de armen is in de vorm van een dille of een angel gesmeed en is op of in een schacht van 2-4 m bevestigd. De andere eindigt in een oog of een katrol. Een touw wordt aan het oog gebonden en rechtstreeks getrokken; het kan ook over de katrol lopen.

Naar gelang van de wijze waarop de schaar opengaat, kunnen twee hoofdmodellen onderscheiden worden. Op de trekschaar met tegengewicht eindigt één van de bladen in een zwaar blokje metaal, dat door zijn gewicht de schaar openhoudt.

Aan de arm die dat blad verlengt, is het touwtje bevestigd. Aangezien het tegengewicht weinig doelmatig was, werd het door een veer vervangen (1).

Aan de trekschaar wordt verweten dat er niet nauwkeurig genoeg mee gewerkt kan worden: de lange schacht hapert aan de andere takken en de gebruiker ziet niet precies wat hij doet. [MOT]

(1) Volgens de Dictionnaire 1783: s.v. échenilloir (=DAVID 1975a: 26) zou de schaar open gaan wanneer aan het touw getrokken wordt en door middel van de veer toeslaan.