Houten, lange (ca. 2-2,15 m) gootvormige schep waarmee de bleker het linnen - dat op de wei uitgespreid lag - besproeide met water uit de gracht. Door de combinatie van het zonlicht, het gras waarop het linnen lag en het water werd het grauwe linnen wit van kleur.
In Duitsland werd hiervoor een koperen lepel met lange dille gebruikt, die enigszins gelijkt op de beerlepel, of een gieter (1).
In Nederland werd dit werktuig, ook 'dulf' genoemd, gebruikt om plant- en zaaigoed nat te maken. Daartoe werden zaaibakken langs de slootkant neergezet (2).
Zie ook boezemschop. [MOT]
(1) ''Die grosse Wäsche'': 161.
(2) REUS M., Gereeskip, zô ging ut toentertoid, Medemblik, 2007: 33.
MOT V 97.0598 L=208cm B=11cm