werktuig
Raamzaag (v.)
De raamzaag dient om in de lengte te zagen, d.i. in de richting van de
vezels (zie onder kraanzaag en schulpzaag). Ze bestaat uit een tot twee
meter lang houten (1) raam waar in het midden, loodrecht op zijn vlak, een
breed zaagblad met evenwijdige zijden gespannen is door middel van wiggen
of van schroeven. De grote raamzaag, waarmee bomen in planken gezaagd
worden, heeft aan haar bovenzijde en meestal ook aan haar onderzijde, een
handvat. Dat kan een rechte stok zijn (2) maar in België schijnt alleen het
U-vormig handvat voor te komen. Wanneer er twee zijn, ligt het bovenste in
het vlak van het raam en staat het onderste er haaks op. Dat werktuig wordt
door twee, drie, soms vier (3) man gehanteerd zoals een kraanzaag. De
kleine raamzaag (4) dient om kleinere stukken door te zagen. Ze heeft geen
handvat en wordt door één man verticaal gehanteerd. Het gebeurt evenwel dat
twee man samen werken; ze houden dan de zaag horizonzaal. [MOT] (1)
Uitzonderlijk van metaal (GLÄSER 1937: 323). (2)...