Avegaar (m.)

identificatiecode
ID 19
morfologie
beroep
beroep
beroep
beroep
beroep
beroep
holotype
MOT V 81.0467 L=48cm B=42cm G=910gr. Opschrift: 14.
holotype
MOT V 2020.0197 L=94cm B=46,5cm G=2470gr. Opschrift: onleesbaar.
alias
egger (syn.) (VAN DER HOEVEN: 38)
alias
buiker (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
zwikboor (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
krukboor (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
avegeer (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
avergeer (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
navegeel (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
agger (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
erger (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
enger (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 34)
alias
effer (syn.) (BERGHUIS a: 36)
alias
penboor (syn.) (W.N.T.)
alias
schudavegaar (syn.) (VAN KEIRSBILCK 1898: 389)
alias
sluitboor (syn.) (CORNELISSEN & VERVLIET: 2041)
alias
vrille (syn.)
alias
wringboor (syn.)
beschrijving

De avegaar is een handwerktuig om gaten te boren, bestaande uit een kruk en een boorijzer. De 20 tot 50 cm lange kruk (zie naafboor, fretboor en pomplepelboor) is van hout, soms van metaal. Ze steekt door het oog van het boorijzer of laatstgenoemde steekt erin. Het boorijzer kan verschillende vormen hebben (zie glossarium).

De vakman neemt de kruk aan beide uiteinden vast en draait ze al drukkend. Na een halve wending moet hij de kruk loslaten en ze opnieuw vatten. De grootste moeilijkheid bij het hanteren van de avegaar is het werktuig in goede stand houden tijdens het draaien. Verscheidene hulpmiddelen worden daarvoor soms aangewend: een houten gestel (1), twee latten (2), een schraag (3), enz. Meestal is de kwaliteit van het werk echter enkel toe te schrijven aan de vaardigheid van de vakman. Met de borstavegaar gaat het gemakkelijker.

De avegaar wordt door veel houtbewerkers gebruikt; vandaar de talrijke benamingen: de penavegaar (4) om gaten te boren voor de toognagels, de boutboor voor de bouten, de spijkerboor om een nagelgat te boren. Die benamingen worden echter weinig gebruikt en zijn doorgaans zonder groot nut omdat ze geen bijzonder type aanduiden.

Zie verder borstavegaar, belboor, fretboor, klompenmakersboornaafboorpomplepelboor, sponboor, voorboorzwikboor.

Zie ook sponzaag. [MOT]

(1) Bv. DELFORGE: 50.

(2) TIDEMAN: s.v. boren.

(3) Zie pomplepelboor.

(4) Penboor (W.N.T.); schudavegaar (VAN KEIRSBILCK 1898: 389); sluitboor (CORNELISSEN & VERVLIET: 2041).

MOT V 2020.0197