Tuingereedschap dat bestaat uit een meestal 130-150 cm lange (1) houten steel met drie tot vijf - maar steeds in een oneven aantal - gebogen ijzeren tanden om de grond open te werken en om te woelen. Het werkend deel (ca. 10 tot 25 cm breed) kan vast of verwisselbaar zijn. In het laatste geval kan men het aantal tanden kiezen. De punten van de tanden zijn ovaal of driehoekig afgeplat.
In tegenstelling tot de krabber wordt met de handcultivator de vaste onderliggende grond, met de scherpe platte punten en door zijn trekkende beweging enigszins omhoog gehaald en opengewerkt. De middelste tanden van een handcultivator zijn iets korter zodat de kluit kan worden verkruimeld.
Te onderscheiden van de klauw met lange steel die smaller is en vooral dient om de grond oppervlakkig te breken.
Zie ook sleepcultivator (hand), handschoffelmachine, woelvork en roterende tuinklauw. [MOT]
(1) Volgens JACKSON: 339 kan de steel ook kort (25-90 cm) zijn.