Mijnwerkersbijl (v.)

identificatiecode
ID 94
morfologie
beroep
holotype
MOT V 88.0624 L=46cm B=20cm B(blad)max.=7cm G=1000gr
holotype
MOT V 2004.0139 L=38cm B=3cm B(blad)max.=8cm G=1312gr
holotype
MOT V Dv x 0062 L=45cm B=23cm B(blad)max.=6,5cm G=950gr. Opschrift: J.B.5. LERABOT afb schaaf.
holotype
MOT V Dv x 0063 L=45cm B=20cm B(blad)max.=9cm G=1300gr
beschrijving

Met zijn bijl (1) bewerkt de mijnwerker al het mijnhout. Het is een handwerktuig van ca. 1-1,2 kg met meestal gebogen steel (ca. 40 cm), waarvan de snede (ca. 6 cm; het geklonken ijzer is breder: ca. 9 cm) (2) schuin tegenover de steel ligt. Het ijzer is van één of twee stukken gemaakt. In het eerste geval is het asymmetrisch bovenaan (zie glossarium) en eindigt het soms tegenover het blad in een vierkantige hamer. In het ander geval is een rechthoekig blad aan een U-vormig stuk geklonken. Dat laatste dient als oog. [MOT]

(1) Het Franse dialectwoord (h)apiète, gebruikt door FELLER & TOURET: 79 en RUELLE: 8, duidt niet alleen de mijnwerkersbijl aan. Zie bv. BAL 1949: 112.

(2) Brede bijlen (bv. HATON DE LA GOUPILLIERE: 1.646, die van 17 cm spreekt) zijn uitzonderlijk. Op te merken valt dat de bijlen voor mijnwerkers, afgebeeld in oude handboeken, soms gewone bijlen zijn.