Onderbouw

nodig

                                  foto Omer Huygens

                                  plaatsen van metselprofielen waarlangs de muren worden gemetseld

                                  Als het nog niet gebeurd is, moet je eerst exact de omtrek van het gebouwtje uitzetten (zie uitzetten van de funderingen).

                                  De metselprofielen, gebruikt voor het loodrecht opmetselen van de muur, worden juist buiten (ca. 1 mm) elke hoek van de te metselen muren geplaatst met de zuiver recht geschaafde zijde naar het metselwerk gericht. Zorg dat de muur in het midden van de fundering komt te staan.

                                  Bevestig een dwarshout (klamp) aan de onderzijde van het profiel en veranker het met een piket in de grond. Sla voor alle zekerheid een nagel onderaan het profiel, zodat het niet van zijn plaats kan schuiven.

                                  Zet de profielen waterpas en loodrecht met behulp van een schietlood en/of een libel (waterpas). Plaats twee schoorlatten per profiel en maak ze met nagels vast aan in de grond geslagen piketten. Laat de koppen van de nagels iets uit het hout steken, zodat je ze later, als de profielen verwijderd worden, weer gemakkelijk uit het hout kunt trekken.

                                  uit Bricofiche

                                  Duidt een willekeurig peil, bijvoorbeeld het peil van de afgewerkte vloer plus één meter, op een metselprofiel aan. Houd een rechte lat, met bovenop een libel (waterpas), tegen twee profielen ter hoogte van het aangeduide peil. Neem dat peil over op de andere profielen door een teken aan te brengen juist boven de lat. Je kan ook de maat van de bovenzijde van de waterpasliggende bouwplanken die rondom het bouwwerk zijn aangebracht overnemen op de metselprofielen.

                                  Bepaal de lagenmaat (steen- en voegdikten) en teken deze uit op een lagenlat. Plaats de lagenlat (op de gewenste hoogte) tegen een metselprofiel en neem het peil, aangeduid op het metselprofiel, over op de lagenlat. Zet vervolgens de lagenverdeling van de lagenlat over op het profiel.

                                  Nu kan je ook de lagenverdeling van de lagenlat op de andere profielen aftekenen door het aangeduide peil op de lagenlat gelijk te leggen met het peil van de profielen. De lagenmaten zullen zo ten opzichte van elkaar zuiver waterpas komen te liggen.

                                  Span, 1 mm voor de voorzijde van het toekomstig muurtje, een richtsnoer tussen de profielen ter hoogte van de eerste (onderste) lagenmaat.

                                  Maak een koppenlat aan en leg al het nodige zoals bakstenen, troffel, enz. binnen handbereik zodat je na de bereiding en het testen van de (bastaard)mortel onmiddellijk kan beginnen metselen.

                                  uit Bricofiche

                                  metselen van het bakhuis met uitsparing voor de ovenmond

                                  Als je een bakhuis voor de bakoven wenst, kan je het beginnen op te metselen. Metsel in de achtergevel van het bakhuis tegelijkertijd de opening van de ovenmond en eventueel van de ovenkelder, en metsel de schoorsteen in.

                                  We gaan hier niet dieper op in omdat het bakhuis veelal beantwoordt aan de behoeften – zoals het deeg voorbereiden in of buiten het bakhuis – en de smaak – zoals het aanbrengen van versieringen, het aantal ramen, enz. – van de bouwer.

                                  Wacht met het bouwen van de puntgevels tot juist voor het plaatsen van het dak of ondersteun ze voldoende zodat ze niet omkantelen bij een stevige windstoot.

                                  metselen van de onderbouw

                                  algemeen

                                  Tijdens het metselen ben je afhankelijk van het weer en de temperatuur. Werk niet bij vorst, constante neerslag of felle zon. Scherm het reeds gemetselde bouwwerk af met een plastic folie waarop je enkele stenen legt om opwaaien te voorkomen.

                                  Maak de bakstenen een dag vooraf vochtig zodat ze winddroog zijn, dit is van buiten droog en van binnen nat of vochtig. Zo zal de baksteen het water uit de mortel niet te vlug onttrekken. In de zomer kan je de steen desnoods, juist voor hem te metselen, even in een emmer water onderdompelen. Pas op, als de stenen te nat zijn, hebben ze de neiging om tijdens het metselen te verschuiven.

                                  Wij kiezen voor het metselen van de onderbouw uit een 1 steense (ca. 29 cm dik) muur in kruisverband. Dit verband bestaat uit een laag koppen die met een laag strekken afwisselt. De koppen staan steeds boven elkaar, maar de strekken verspringen een halve steen.

                                  Let op: bakovens met grotere afmetingen eisen dikkere muren (1 ½ steen of ca. 30 cm), en eventueel ijzeren ankers voor het opvangen van de spatkrachten.

                                  het metselen zelf

                                  “Bij hoeken van een kruisverband geldt dat elke strekkenlaag begint en eindigt met een drieklezoor (hier 2 omdat de muur 1 steen dik is). Om elke vierde laag wordt er aan elke kant van de hoek een kop tussen geplaatst. (in de tekening grijs aangegeven)” (uit AALDERS: 69)

                                  Op de hoeken moet je ervoor zorgen dat er geen mortel tussen het profiel en de kop van de steen komt. Zo voorkom je mortelvlekken op de rand van de baksteen en kan je later het geheel makkelijker opvoegen.

                                  Breng de mortel met een snelle beweging op de ondergrond aan. Trek de troffel met een korte beweging vloeiend naar rechts wanneer de mortel van het schuin gehouden troffelblad glijdt zodat de mortel iets verder komt dan de steen lang is.

                                  Met de punt van de troffel maak je overdwars ondiepe inkepingen in de mortel. Het bovenste deel van het morteloppervlak wordt naar de kop van de vorige steen getrokken en afgestreken zodat er een mortelzoom ontstaat die als stootvoeg voor de nieuwe steen dient. (Je kan deze zoom ook rechtstreeks op de kop van de nieuwe steen aanbrengen.)

                                  Druk de nieuwe steen op een afstand van 2 à 3 cm van de vorige steen in de mortel en beweeg hem lichtjes van links naar rechts totdat de bovenzijde van de steen evenwijdig aan het richtsnoer komt te liggen en je de juiste stootvoegbreedte bekomt. Gebruik hierbij de punt van de troffel – onder de metseldraad tegen de zijkant van de steen – als geleider.

                                  Sommige metselaars tikken de stenen met het hecht van de troffel in de mortel. Doe dit niet, de steen komt mogelijk los doordat de aanhechting tussen steen en mortel wordt verstoord. De overtollige mortel wordt met de snede van de troffel afgestreken en terug in de metselkuip gegooid.

                                  De tweede steenlaag wordt uitgezet met de koppenlat door de maten met krijt over te brengen op de eerste steenlaag. Het richtsnoer wordt één lagenmaat hoger gespannen.

                                  Controleer regelmatig dat de bakstenen niet naar voor of achter hellen door een rechte lat of een libel (waterpas) verticaal tegen het metselwerk te houden.

                                  Krab regelmatig de voegen uit (de mortel mag niet helemaal droog zijn) met het voegijzer tot ca. 1,5 à 2 cm diep. Borstel daarna het metselwerk schoon met een droge bezem of een (harde) handborstel. Eventuele resten mortel op de steen of in de voeg worden vervolgens uitgehakt en de muur wordt goed natgemaakt met een straal water. Achteraf kan je de voegen opvullen met een voegmortel naar keuze.

                                  uit Bricofiche

                                  verschillende typen van onderbouw

                                  Ons bouwplan beschrijft een gesloten onderbouw, omdat dit makkelijker te bouwen is en het warmteverlies van de ovenvloer kleiner is dan bij een ovenkelder. Laat het metselwerk minimum drie dagen rusten alvorens de leegte op te vullen met steengruis en zand. Het opvullen met steengruis, i.p.v. alleen aarde of zand, deed men om te voorkomen dat knaagdieren gangen graven zodat de vloer instortte. Eindig met een laag goed aangedamd vochtig zand.

                                  Vroeger kon de onderbouw ook bestaan uit een houten onderstructuur. Hier gaan we niet verder op in, omdat de houten balken na verloop van tijd kunnen rotten wat, instortingsgevaar met zich meebrengt.