Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,101 - 3,110 15,357 resultaten gevonden
Snuiter (m.)
"De pit van een kaars is gedrenkt in stoffen zoals borax, waardoor het ombuigen van de pit in de vlam bevorderd en nagloeien voorkomen wordt. Het ombuigen van de pit is noodzakelijk, omdat deze buiten de zoom van de vlam komend verbrandt en zodoende op een constante lengte blijft. Vroeger moest de pit voortdurend afgeknipt (gesnoten) worden. Een te lange pit geeft een roetende vlam." (1) Met een snuiter knijpt en knipt men de verbrande pit van een kaars of olielamp af opdat ze minder zou roken. Het is een schaar (ca. 12-16 cm) waarvan, meestal, beide bladen halfcirkelvormig zijn en één een opstaande rand heeft zodat het een gesloten doosje vormt. De afgeknipte pit belandt veilig in het bakje zonder brandgevaar. De oudere modellen hebben één halfcirkelvormig blad waarmee enkel wordt geknipt. Nadien wordt het stukje pit, op de grond, uitgedoofd. Soms bevindt er zich een pin aan het einde van de bladen van de schaar om de pit te ontkrullen alvorens ze te knippen. Snuiters zijn vaak mooi...
Snijpasser (hout) (m.)
De snijpasser dient om schijven of ringen uit leer te snijden, bv. voor pompkleppen, dichtingen of aansluitingen van een naafbus. Ook een fineerblad kan zo bewerkt worden. Sommige kuipers boren er wel eens een spongat of een als greep dienend gat in een tobbe mee (1) omdat het werktuig het hout niet doet barsten. De snijpasser bestaat uit een verticaal metalen staafje van ca. 10-15 cm met een kruk van ca. 10 cm aan een uiteinde en een punt aan het ander. In een door het staafje geboord gat glijdt een tweede, aan een uiteinde haaks gebogen staafje van 15-20 cm, dat vastgezet kan worden door een wig of een schroef. Dat gebogen stuk snijdt aan één of beide zijde(n). Om gaten te maken in hout gebruikt men een snijpasser met schroef in plaats van een punt. De vakman vat de kruk, plaatst de punt in het midden van de schijf of in een vooraf geboord gat en doet het werktuig draaien. Daar het mesje verstelbaar is, kan het werktuig schijven van verschillende diameter uitsnijden (2). Zie ook sponzaag....
Snijbeitel (m.)
Handwerktuig waarmee de lederbewerker decoratieve vormpjes uit het leder snijdt. Het is een stalen beitel (ca. 10-15 cm lang) zonder hecht met een getand of gegolfd blad dat plat en breed uitlopend, halfcirkelvormig of cirkelvormig (vgl. holpijp) kan zijn.  Men plaatst de snijbeitel op het leder en slaat erop met een hamer; het gewenste vormpje wordt in het leder uitgesneden. [MOT]
Snoeitang (v.)
De tuinier knipt soms dunne takjes met een snoeitang. De bovenste kaak is de snijdende kaak en heeft een scherp snijvlak. Ze rust op de bredere onderste kaak, die bekleed is met een zachtere koperlegering om het snijvlak niet te beschadigen. Deze tang is minder geschikt dan de echte snoeischaar met twee snijdende vlakken, aangezien men de takken gedeeltelijk verplettert in plaats van ze langs beide zijden af te snijden. Dit levert een brokkelige wonde op die moeilijker herstelt. Men kan de tang sluiten met een haakje, zodat men ze veilig op zak kan steken. [MOT]
Snijvorm (tegelbakker) (m.)
Hardhouten (bv. eiken) snijmal voorzien van ijzeren randen om slijtage tegen te gaan. Het houten gedeelte is aan de onderzijde licht uitgehold (een paar millimeter) tot op enige centimeters van de randen opdat de snijvorm steeds vlak op de te snijden kleiplaat komt te liggen die gevormd werd in de tegelvorm en na een eerste droging, voldoende gekrompen zal zijn om ze op het juiste formaat te snijden. Zie ook snijvorm voor ventilatiepan. [EMABB]
Smeltlepeltje (o.)
Een smeltlepeltje is een klein metalen of porseleinen vuurvast lepeltje (ca. 15 cm lang) met een uitschenktuitje, dat de edelsmid gebruikt om was in te smelten. Met de was wordt een positief model gemaakt dat - eens gestold - gebruikt zal worden om een negatieve gietvorm te maken; het wederom positieve gietsel in deze mal zal het originele model in ieder detail weergeven. Zie ook smeltkroes. [MOT]
Sondeerijzer (o.)
Ronde of vierkante ijzeren (1) stang (0,80-4 m lang; 1-5 cm dik) eindigend onderaan in een punt en bovenaan in een oog waardoor een stok gestoken wordt dat als handvat dient; bij kleine modellen is het werktuig helemaal van ijzer en T-vormig. “Veelal zijn in de sondeerstaaf op onderlinge afstanden van ongeveer 30 cm, onder een hoek van 45° schuin naar beneden gerichte gaatjes geboord, met een wijdte van ongeveer 8 mm. Bij het uittrekken van de staaf worden deze gaatjes, vooral wanneer de grond nat is, gevuld met grond, zoodat met behulp van de sondeerstaaf dan tevens op afstanden van 30 cm eenvoudige grondmonsters kunnen worden verkregen.” (2) Bij bouw- en dijkwerken wordt het werktuig in de grond gedrukt of geslagen om de bodemgesteldheid en de dikte van de lagen te bepalen. “Uit den weerstand, welke hierbij wordt ondervonden, kan een, zij het eenigszins oppervlakkig denkbeeld worden verkregen van het draagvermogen van den grond en van den aard en van de vastheid van de door het ijzer...
Spaarbord (o.)
De stukadoor schept een hoeveelheid mortel uit de kuip op het spaarbord (1) en brengt de mortel daarna aan op muren en/of plafonds. Het spaarbord kan van verschillende grootte, - van ca. 15 cm bij 15 cm met twee aansluitende opstaande randen van 2,5 cm tot een grootte van 40 cm bij 48 cm met twee aansluitende opstaande randen van 1 cm -, en van verschillend materiaal (zink, plaatijzer, hout of multiplex) zijn. Het kleine spaarbord is voorzien van een rond handvat van ongeveer 11 cm lang en een diameter van ca. 3 cm. Bij het grotere spaarbord is het handvat onder het blad vastgemaakt, maar niet precies in het midden van het spaarbord, zodanig dat een deel van het gewicht op de onderarm van de stukadoor kan rusten. Het spaarbord met kniesteun is ongeveer 30 cm bij 50 cm en heeft hogere randen (ca. 25 cm) dan de twee vorige modellen. De kniesteun is een houten lat van ongeveer 50 cm lang en aan het uiteinde voorzien van een holle uitsparing voor de knie. Dat spaarbord, met meer mortel, plaatst...
Spade (holle) (v.)
Bij drainagewerken wordt de sleuf soms enkel met een tuinspade en een steekspade gegraven. Om het graafwerk te beperken wordt voor de laatste steek echter meestal een holle spade gebruikt die net iets breder is dan de gebakken draineerbuizen. Deze laatste worden dan met een leghaak in de sleuf geplaatst. De witloofteler gebruikt een holle spade om de warmwaterbuizen van het verwarmingssysteem (thermosiphon) in te graven. Het werkend deel van de holle spade is zo'n 60 cm lang en onderaan zo'n 8 cm breed. De steel is zo'n 75 cm lang en eindigt in een D-, T- of bolhandvat, al komt de rechte steel zonder handvat ook voor (1). De snede is rond. "De wegruiming wordt voleindigt by middel eener holle en zeer lange spade… Men maekt nog met die spade twee zydelingsche insnydingen voor dat men de aerde wegneemt; men regelt de schuinte van den steel zoodanig, dat men slechts op den bodem eene breedte overhoudt gelyk aen de buizen…"(2). [MOT] (1) ''Larouse agricole'':s.v. drainage. (2) LECLERC in...
Spaakschaaf (v.)
Ondanks haar naam is de spaakschaaf geen schaaf. Het is een kort stuk hout van ca. 30-40 cm waarop in het midden een ermee evenwijdig lopend scherp blad bevestigd is (vgl. trekschaaf). De afstand tussen blad en hout kan door middel van twee punten of twee schroeven geregeld worden. Het blad is recht of bolrond. De vakman vat de uiteinden met beide handen en trekt het werktuig naar zich toe. Het werkt dus zoals een trekmes (zie glossarium) maar het wordt vooral gebruikt om een stuk glad te snijden (1), terwijl het trekmes ook tot het uitsnijden dient. [MOT] (1) Te vergelijken met de rohkel van de Lappen (MANKER: 191).