Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,141 - 3,150 15,358 resultaten gevonden
Uitjestang (v.)
Met een uitjestang (ca. 20 cm lang) kan men makkelijk kleine uitjes vastnemen. Deze tang, die veelal van hout is, heeft dwars gegroefde, rechte kaken of breed uitlopende, cirkelvormige kaken. Zie ook slatang. [MOT]
Zodensnijder (m.)
Zoden zijn regelmatige blokken grond, afgesneden of afgestoken van de bovenste laag van grasland. Door de aanwezigheid van vele wortels is de samenhang in die blokken vrij groot en kunnen ze verplaatst worden. Om erosie tegen te werken, wordt naakte grond vaak met dergelijke zoden bedekt; zo bv. bij dijk- of verdedigingswerken of bij het aanleggen van spoorwegen. De afmetingen van die plakzoden variëren, maar 30 x 15-30 cm met een hoogte van 4-6 cm is courant. Ook een gazon kan op die wijze aangelegd worden. Zoden worden ook gestapeld zoals (bak)stenen om beschoeiingen, muurtjes en hutten te bouwen. Men spreekt dan van blok- of metselzoden. Ze zijn zo'n 30 x 15 cm en 10 cm hoog. Om de zoden verticaal los te maken, gebruikt men een tuin- of steekspade, een zodenbijl, een zodensteker. Ook een zodensnijder, waarvan men twee hoofdvormen onderscheidt. Het eerste model heeft een mesvormig blad van zo'n 40 cm. Soms is dit een hergebruikt blad van een zeis. Het eindigt in een dille of een angel,...
Zodenbijl (v.)
Bijl met groot, zwaar en dik (ca. 5 mm), rechthoekig (ca. 40 cm bij 10 cm) of halvemaanvormig (1) ijzeren blad dat door middel van een oog of dille verbonden is aan een lange (ca. 100 cm) gebogen steel. De snede van het blad en het uiteinde van de steel vormen een hoek van ongeveer 45°. De zodenbijl dient om de zoden - met taaie wortels - door te hakken bij oppervlakkige turfwinning, maar ook om bijvoorbeeld daar waar een greppel met de steekspade uitgegraven zal worden om draineerbuizen te leggen (zie buizenlepel en leghaak). Bij het steken van zoden om dijken of taluds te beschermen, wordt ook vaak een zodenbijl gebruikt om de oppervlakte van de weide in lange repen te verdelen, die daarna met de tuinspade dwars afgestoken worden en dan met de zodenlichter losgemaakt (2). Zo'n bijl wordt ook soms gebruikt als mestbijl, om de aaneengekoekte mest van de potstal door te hakken. Zie ook zodensteker en zodensnijder. [MOT] (1) Bv. DEBY uit DAVID 1975: 140. (2) Bv. FRICK & CANAUD: 508.
Zodensteker (m.)
Met een zodensteker kan men zoden of aangestampte mest verticaal afsteken; hij wordt ook bij het turven gebruikt. De zodensteker heeft een zwaar, driehoekig blad met afgeronde hoeken, bevestigd in een T-steel. Het dwarsstuk is breed (ca. 50 cm) en wordt met beide handen gevat, vervolgens drukt men het werktuig naar beneden met zijn gewicht. In enkele gevallen is er een steun voor de voet. Te onderscheiden van de hooispade. Niet te verwarren met de zodensnijder die getrokken wordt en de graskantsteker waarvan het blad de vorm heeft van een halve maan. Zie ook mestbijl, zodenbijl en zodenlichter. [MOT]
Zaaghaal (v.)
Voorwerp waaraan een pot of ketel bij het koken boven het vuur in de schouw gehangen wordt. Een zaaghaal heeft een langwerpig blad (ca. 70-90 cm lang; ca. 8-10 cm breed) dat aan één zijde getand is en dat eindigt in een brede (ca. 4-5 cm) haak die een omkrullend lipje heeft en waaraan de ketel gehangen wordt, een lange (ca. 90-100 cm) stang die kan glijden door een plat oog - bovenaan tegen de rugkant van het blad bevestigd - en die beneden eindigt in een haak, en een beugel die met het éne uiteinde scharniert in de haak van de stang en met het andere uiteinde onder een tand van het blad gezet kan worden. De beugel kan hoger of lager in de tanden grijpen; zo kan de hoogte boven het vuur geregeld worden. De stang eindigt bovenaan meestal in een wartel; op deze wijze kan de zaaghaal om zijn verticale as bewegen terwijl de grote ring - die aan een haak in de schouw gehangen wordt - onbeweeglijk blijft. In zeldzame gevallen eindigt de stang bovenaan in een haak (1). Er bestaan ook kleine...
Wildschaar (v.)
Grote schaar (ca. 25 cm lang) waarmee men botjes van gevogelte doorknipt. Zij heeft gebogen bladen, waarvan één getand is en eventueel een diepe inkeping net boven de as heeft om dikkere botjes - die men op deze plaats doorknipt omdat men daar de meeste kracht kan uitoefenen - bij het knippen goed vast te houden. Veelal bevindt er zich tussen beide armen een veer die de schaar steeds weer open duwt. Een haakje aan het uiteinde van één van armen of een knopje ter hoogte van de veer zorgt ervoor dat de schaar gesloten blijft als zij wordt opgeborgen. [MOT]
Wijzertang (v.)
Met behulp van de wijzertang klemt de uurwerkmaker de horlogewijzer vast. Dit is nodig wanneer hij het gat wil verbreden waarmee de wijzer op de staaf bevestigd is. Door beide kaken van de wijzertang zijn een negental gaten van verschillende doorsnede geboord. De uurwerkmaker plaatst de wijzer in de bek tegenover het gat van de gewenste grootte. Vervolgens kan hij met een ruimer door de gaten van de bek het gat van de wijzer vergroten zonder dat de wijzer kan verschuiven. [MOT]
Zoolschaafje (o.)
De schoenmaker kan de randen van de zool bijsnijden met een schoenmakersmes of met een zoolschaafje. Dat laatste heeft een dun metalen, in de breedte lichtjes gebogen blad (ca. 2 cm bij 1 cm) dat horizontaal in een koperen houder zit, die bevestigd is aan een recht houten handvat. Wanneer men het zoolschaafje gebruikt, plaatst men de hand het best zo dicht mogelijk bij het hoofdeinde. Vaak wordt het handvat naar het hoofdeinde toe verbreed zodat het beter in de hand ligt. [MOT]
Zoolmes (o.)
Het zoolmes heeft een kort (4-5 cm) tweesnijdend metalen blad dat schuin tegenover de as van de angel ligt. Het hecht is zo'n 40 cm lang. De klompenmaker gebruikt het zoolmes om de binnenzool van de klomp, onder de kap, glad te maken. Hij neemt de steel met beide handen vast: de linker dichtbij het ijzer, de rechter dicht bij het uiteinde om een hefboom te hebben. Soms ook vat hij het met beide handen naast het ijzer. Het uiteinde van de steel rust dan op zijn schouder, tegen zijn hals. De snede die steeds vlijmscherp moet zijn, wordt op een zacht stuk hout, bv. wilg (Salix) geslepen. [MOT]
Zeepkorfje (o.)
Rechthoekig of rond korfje (ca. 10 cm bij 5 cm) gevlochten in ijzerdraad, bestaande uit twee scharnierende helften waarop een of twee ca. 20 cm lang(e) hecht(en), eveneens van ijzerdraad of van hout, bevestigd is (zijn). Bij het wassen van linnen in een waskuip worden de schilfers en de restjes harde zeep in het zeepkorfje gegoten en zo in het waswater opgelost. [MOT]