werktuig
Veerpasser (m.)
De kuiper gebruikt een veerpasser om de straal van de kroos, de groef
waarin de bodem past, op te meten door het beginpunt na zes passen gelijk
te laten vallen aan het eindpunt. Nu kan men die straal met de veerpasser
op de bodem van het vat overbrengen en de omtrek aftekenen (vgl.
afschrijfpunt). Daarna kan de bodem uitgezaagd worden met de draaizaag. De
veerpasser is een (essen)houten U-vormige passer, uit één stuk gebogen of
bovenaan verbonden door een spil, met aan beide uiteinden een ijzeren punt.
De benen zijn met elkaar verbonden door een houten stelschroef met
tegengestelde schroefdraad, zodat bij het draaien ervan de passer zich
sluit of opent. Voor hetzelfde doel gebruikt de kuiper ook een steekpasser.
[MOT]