Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 2,931 - 2,940 15,357 resultaten gevonden
Zwingelmes (o.)
Nadat het vlas met de bookhamer gebraakt is, wordt het gezwingeld. Daarvoor heeft men een zwingelmes en een zwingelbord nodig. Het zwingelmes is een langwerpige houten spaan uit beuk, es of notelaar van ca. 30 à 40 cm lengte (1). Het heeft een aangescherpte snijkant en een houten handvat. Bij een ander model is boven de houten spaan een schuine opstaande lat aangebracht, zodat het vlas een dubbele slag wordt gegeven. Het zwingelbord is een lange rechtopstaande brede plank. Op ongeveer 1 m hoogte is de plank diep uitgezaagd. Het vlas wordt met de linkerhand in die uitsparing gehouden en met het zwingelmes in de rechterhand bewerkt. Door met het zwingelmes op het vlas te slaan, komen de houtachtige stengeldelen of lemen uit het vlaslint los. De bewerking werd gemechaniseerd door de zwingelmolen, d.i. een rad waarop 8 à 12 zwingelmessen zijn bevestigd dat door een zwengel of tredmolen wordt aangedreven. Zie ook zuiverhekel. [MOT] (1) STARA-MORAVCOVA: 88 onderscheidt een ovalen en een trapezoïdale...
Zuiverhekel (m.)
Het gezwingelde vlas (zie zwingelmes) of de hennep (1) wordt gezuiverd, d.i. ontdoen van knopen en de nog laatste achtergebleven lemen en klodden (korte en zwakke vezels), door de vezels door de tanden van de grove hekel, ook voorhekel genoemd, en daarna door een fijnere hekel te trekken. Beide bestaan uit een schuin (ca. 80°) opgestelde houten plank voorzien van een 5-16-tal tanden (ca. 8-12 cm lang) (2) die geschrankt staan. De plank, soms voorzien van een uitsparing om de voet door te steken, is aan een (houten) voetplank bevestigd. Ook in de vorm van een hekelplank of -bank (3). Te onderscheiden van de spinhekel waarbij de vezels worden gekamd juist voor ze gesponnen worden. Zie ook de repelkam. [MOT] (1) De zuiverhekel voor het vlas zou fijner zijn dan die voor de hennep (WEYNS uit Ons heem 26 (1972) 3: 101). (2) ELOY: 322, meldt een (hennep)hekel met ca. 40 pinnen met een lengte van ca. 16 cm lang. (3) Bv. DEWILDE 1983: 380.
Zwiktang (v.)
Bij het maken van een schoen spant de vakman het leer om de leest en spijkert het vast met een zwiktang. De bek is binnenin geribd en soms gebogen om een betere greep te bekomen. De schoenmaker trekt het leer aan met de tang en houdt het stuk even tegen met zijn linkerhand. Hij opent de tang en gebruikt de hamer van de bek om de spijkers in te slaan. Net als bij de spantang van de schilder is één of beide kaken dikker om als hamer te dienen. Bij sommige modellen is de hamer op de kaak geschroefd. De zwiktang is dus een samengesteld werktuig. Ze is ook verwant aan de singeltang van de stoffeerder. [MOT]
Zuigergroefreiniger (m.)
De zuigergroefreiniger is een handwerktuig om de groeven of gleuven van een zuiger in een motor te reinigen. Daartoe monteert de garagist een vervangbaar wieltje, met vier of meer uitsteeksels die koolstofafzettingen uit de groeven schrapen. De ronde vorm van de bek is passend om het werktuig rond de zuiger te klemmen. Zie ook de zuigerveertang. Hoewel zijn vorm enigszins gelijkt op een diktepasser, is het geen passer. [MOT]
Zeeprasp (v.)
Vlakke rasp uit plaatijzer (ca. 25-35 cm lang; ca. 10-12 cm breed), soms met een houten omlijsting, waarin vrij grote gaten uitgeprikt zijn en die gebruikt wordt om bruine zeep te raspen voor zeepsop. Op een vlakke keukenrasp met raspvlakken met gaatjes van verschillende grootte, treft men soms een raspgedeelte aan voor zeep. [MOT]
Zodenlichter (m.)
Handwerktuig vervaardigd uit een metalen blad (ca. 25 x 25 cm) van verschillende vorm - driehoekig, zeshoekig, druppelvormig, halvemaanvormig, hartvormig - dat overgaat in een gebogen plat ijzeren verlengstuk (ca. 30 cm), al dan niet voorzien van een ring, en dille waarin een rechte of licht gebogen houten knop- of T-steel (ca. 100-150 cm) steekt. Het blad ligt dus evenwijdig met de grond terwijl de steel een hoek van ca. 135° met het werkend deel vormt. Soms is het model veel zwaarder. De steel is dan veel langer en eindigt in een 50-60 cm brede T-kruk, die op de dij (bovenbeen) van de werkman rust (1). De zodenlichter dient om de zoden (ca. 30 x 15 cm en 10-12 cm dikte), die met een zodensteker of zodenbijl verticaal zijn doorgestoken of met een zodensnijder zijn doorgesneden, van de bodem los te steken en op te lichten door het werktuig voor zich uit te duwen. Vaak trekt een tweede arbeider door middel van een touw. (2) De zoden worden onder meer door de dijkwerker en het leger gebruikt...
Metselaarshouweeltje (o)
Het metselaarshouweeltje (1) is een handwerktuig dat door de metselaar en stukadoor voor allerlei werk wordt gebruikt; bv. om voegen uit te kappen, om gaten en sleuven in metselwerk te maken, om oude pleisterlagen te verwijderen en om de rand van pleisterwerk schoon te hakken om er nieuw pleisterwerk op te doen aansluiten. Het werktuig verschilt van de kaphamer en van andere houwelen door zijn formaat en door de twee bijlvormige snedes, die meestal haaks op elkaar staan, zoals bij een polka, waarmee hij vaak wordt verward. Het metselaarshouweeltje is lichter (400-800 gr, max. 1 kg) en de steel is kort (ca. 35-40 cm). Het blad met de snede haaks op de steel is licht naar beneden gericht of gebogen, waarmee het zich onderscheidt van de bikhamer. [MOT] (1) Eigen benaming. In het Frans is de term décintroir algemeen verspreid. Soms wordt kaphamer gebruikt maar het gaat niet echt om een hamer. GROOTAERS L. Schoolwoordenboek sv décintroir geeft bikhamer en metselhamer als vertaling.
Metaalzaag (v.)
Handwerktuig met een smal (ca. 1-2,5 cm), stalen zaagblad met heel fijne tandjes, ofwel bevestigd aan een handvat ofwel - wat vaker voorkomt - in een beugel. Het handvat kan recht zijn of de vorm hebben van een open of gesloten pistoolkolf. De vertanding, die van het handvat weg gericht staan, hangt af van het soort metaal dat gezaagd moet worden: hoe dunner of hoe harder het materiaal, hoe fijner de tanden moeten zijn. De beugel is soms verstelbaar om diverse bladlengten te kunnen gebruiken. Er bestaat ook een klein (ca. 10 cm) zakmodel met schroef waarbij het blad tegen het handvat kan gedraaid en vastgezet worden. [MOT]
Mijnwerkersbijl (v.)
Met zijn bijl (1) bewerkt de mijnwerker al het mijnhout. Het is een handwerktuig van ca. 1-1,2 kg met meestal gebogen steel (ca. 40 cm), waarvan de snede (ca. 6 cm; het geklonken ijzer is breder: ca. 9 cm) (2) schuin tegenover de steel ligt. Het ijzer is van één of twee stukken gemaakt. In het eerste geval is het asymmetrisch bovenaan (zie glossarium) en eindigt het soms tegenover het blad in een vierkantige hamer. In het ander geval is een rechthoekig blad aan een U-vormig stuk geklonken. Dat laatste dient als oog. [MOT] (1) Het Franse dialectwoord (h)apiète, gebruikt door FELLER & TOURET: 79 en RUELLE: 8, duidt niet alleen de mijnwerkersbijl aan. Zie bv. BAL 1949: 112. (2) Brede bijlen (bv. HATON DE LA GOUPILLIERE: 1.646, die van 17 cm spreekt) zijn uitzonderlijk. Op te merken valt dat de bijlen voor mijnwerkers, afgebeeld in oude handboeken, soms gewone bijlen zijn.
Metselaarstroffel (m.)
Handwerktuig dat dient om mortel te mengen, te scheppen en uit te strijken over stenen, muren, vloeren, plafonds, enz. Het wordt ook gebruikt om stenen af te hakken en om tijdens het voegen de afvallende mortel op te vangen. Het bestaat uit een afgerond of puntig metalen blad dat met een omgebogen steel aan een kort recht handvat bevestigd is. Het blad is meestal vrij groot (ca. 16-19 cm/10-15 cm), dit in tegenstelling tot het blad van de pleistertroffel. [MOT]