Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,011 - 3,020 15,353 resultaten gevonden
Spatel voor grondboor (v.)
Zware spatel om de grond uit het werkend deel van een grondboor te verwijderen. Zij heeft een kort (ca. 15 cm) plat gebogen blad, bevestigd aan een recht houten hecht. Zie ook grondboorsleutel. [MOT]
Spijkerlichter (m.)
Handwerktuig dat de schoenmaker en de stoffeerder gebruiken om spijkers uit te trekken. Het is een kleine (ca. 20 cm lang) koevoet die in een houten hecht steekt. [MOT]
Spuitzak (m.)
Linnen, nylon of plastic puntzak (ca. 30-45 cm) voorzien van een kegelvormige tuit in verschillende maten (diam. ca. 0,5-2 cm), vormen (1) en materialen zoals blik, plastic, roestvrij staal en nylon die de banketbakker gebruikt om deeg te spuiten. Soms is er een ophanglus of gat voorzien aan de bovenkant van de zak om deze, na gebruik, te drogen. Op de gevulde spuitzak wordt druk uitgeoefend met de vingers en de palm van één hand. Met de andere hand wordt het tuitje geleid. Zo kan men makkelijk de vulling in verschillende patronen, afhankelijk van de maat en vorm van het tuitje, aanbrengen. Ook de spuitzak is in verschillende formaten te krijgen. De grootste zijn bestemd voor het spuiten van schuim (2) en soezendeeg. Middelgrote zakken worden gebruikt om slagroom te spuiten. De kleinste zijn voor glazuur. Hiervoor gebruikt de kok ook wel eens papieren weggooi-kornetten. De spuitzak wordt tevens voor allerhande versieringen met mayonaise, room, aardappelpuree (de z.g. pomme duchesse),...
Stokhaak (m.)
Handwerktuig om voorwerpen op- of af te hangen. De slager gebruikt hem voor spek, worsten e.d., de stomer, voor kleren, de winkelier, voor lichte en betrekkelijk weinig verkochte goederen. De stokhaak bestaat uit een naar boven gebogen haak (ca. 5 cm) met dille waarin een lange steel (ca. 120-250 cm) steekt. Sommige modellen zijn voorzien van meerdere haken. Zie ook bootshaak. [MOT]
Stikhaak (m.)
De griendwerker gebruikt een stikhaak om de jonge twijgen in (overjarige) hakgrienden (zie rijshaak) en in knotwilgen te stikken, d.i. dunnen (1). De stikhaak bestaat uit een sikkelvormig blad (breedte: 2 cm; dikte 2 mm) dat door middel van een angel met een steel van ca. 15-25 cm verbonden is; door steel en angel steekt een nagel. Soms is er tussen angel en werkend deel een verlenging (ca. 15-20 cm) (2) voorzien. Hiermee zou men makkelijker tussen de dikkere overjarige takken kunnen werken zonder de handen te beschadigen. Te onderscheiden van de lattentrekker die groter en zwaarder is. Zie ook snoeimes. [MOT] (1) Voor hetzelfde doel wordt ook gebruik gemaakt van een bandhaakje dat sterk gelijkt op de stikhaak. Het blad (ca. 15 bij 2 cm; gewicht ca. 150gr) van het bandhaakje is minder gebogen. (2) Bv. VINK: 17.
Stokbeitel (m.)
De stokbeitel wordt gebruikt voor het koud of warm doorhakken van staven of ijzeren banden en tot het besnoeien van werkstukken. De smid plaatst de pen van de stokbeitel op het werkstuk en slaat met de voorhamer op de baan van het werkend deel. De stokbeitel bestaat uit een hardstalen hamerkop met in het vlak van de steel een wigvormige pen en een vlakke baan, waarin een steel (ca. 40 cm) steekt. Een zeldzaam model heeft een ijzeren steel waarbij zich tussen het werkend deel en de steel een veer bevindt (1). Deze vangt de kracht van de slag op als er niet loodrecht op de beitel wordt geklopt. De pen heeft een dubbele vouw van 30° om het ijzer warm door te hakken of van 60° om het koud te bewerken. Te onderscheiden van de stokwig. Zie ook schrooi en koubeitel. [MOT] (1) Bv. VAN DONGEN: 80.
Stoffeerdershamer (m.)
De stoffeerdershamer is een relatief lichte (ca. 200-400 gr) hamer - te onderscheiden van de glazenmakershamer - met een lange (ca. 10-15 cm), smalle (ca. 1-1,5 cm) kop bevestigd aan een houten steel. De hamerkop heeft één ronde baan en aan het andere uiteinde een platte pen, vaak met een klauw. De stoffeerder gebruikt de hamer om kopspijkertjes in te slaan en te verwijderen. Soms is de kop gemagnetiseerd; zo worden de spijkertjes vastgehouden, wat het werk vergemakkelijkt aangezien bij het bekleden van meubels vaak in lastige hoekjes moet worden gespijkerd. [MOT]
Stokemmer (m.)
Ronde naar boven toe wijder wordende emmer (diam. ca. 20-30 cm) van hout, van (gegalvaniseerd) ijzer of van plastic, bevestigd aan een lange (ca. 200 cm) houten steel. Met de stokemmer wordt water geput, ook beer uit de beerput. Te onderscheiden van de beerlepel waarmee uit de beerkuip wordt geschept. [MOT]
Stempelhamer (leerlooier) (m.)
Houten hamer met een metalen plaatje op de baan (zie glossarium), waarop een patroon van kleine nageltjes bevestigd is; die nageltjes kunnen letters of een figuur vormen. Met de stempelhamer merkt de leerlooier de huiden: bij het slaan maken de nageltjes gaatjes in de dierenhuid. Zie ook stempelhamer (houthakker). [MOT]
Stikspade (steenbakker) (v.)
Spade met ijzeren blad, breder dan hoog (ca. 30 x 15 cm), met rechte of schuine snede en voorzien van een houten T-steel; wanneer de snede schuin is, gelijkt het werktuig enigszins op de overschietspade. De steenbakker gebruikt de stikspade om zavel doorheen de gerotte klei te spitten. [EMABB]