Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,141 - 5,150 15,649 resultaten gevonden
Tuinklauw (roterende) (v.)
De roterende tuinklauw is een handwerktuig van de tuinier om grond te woelen en te beluchten. Men kan er grond en compost mee losmaken en vermengen en ook onkruid losmaken om het gemakkelijker te wieden. Het werktuig wordt loodrecht op de grond geplaatst dus de steel wordt in horizontale positie geroteerd. Omdat dit belastend is voor het lichaam, is de steel soms telescopisch om de lengte aan te passen aan de gebruiker. Het werktuig bestaat uit een lange steel met een T-handvat, soms S-vormig gebogen, en vier tot zes tanden aan het uiteinde. Er bestaan ook korte (ca. 15 cm) handmodellen met drie tanden. De tanden staan meestal symmetrisch opgesteld en zijn gebogen, soms zijn twee tanden korter. Modellen met rechte tanden gelijken sterk op een woelvork. Met de tuinklauw wordt dieper gewerkt dan met de klauw met lange steel en de klauwkrabber. Voor grotere oppervlakken en professioneel gebruik zijn de woelvork, handcultivator en grondfrees aangewezen. [MOT]
Trekmes, hol (o.)
Trekmes (zie glossarium) met U-vormig blad en twee rechte handvatten. Deze kunnen haaks of schuin tegenover de rug van het blad staan, dus nooit in het verlengde van het blad zoals bij het schiltrekmes. De gebogen delen van het blad zijn meestal gelijk maar er bestaan modellen met een verschillende straal (1). Het hol trekmes wordt vooral door de kuiper gebruikt om de holronde zijde van de duigen te bewerken. Zie ook staarttrekmes. [MOT] (1) Een driehoekig trekmes (GELINSKY: 85) is uitzonderlijk.
Tweetand (m.)
Wanneer men de bovenste laag van de grond wil loshakken, gebruikt men meestal een hak. In harde of stenige bodem gebruikt men eerder een tweetand, die bestaat uit twee zware (ca. 20 cm bij 2 cm), scherpe tanden die haaks of schuin aan een rechte steel bevestigd zijn. Meestal gebeurt de verbinding door middel van een dille; in een enkel geval door middel van een oog, soms met twee extra wiggen om de verbinding steviger te maken. Zie ook houweel. [MOT]
Troffelzaag (v.)
De troffelzaag dient om uitstekende toognagels en spieën af te zagen. Het is een zaag met tegenliggend (zie glossarium) aan weerszijden getand blad, in het midden op een kort, in een evenwijdig vlak liggend hecht geschroefd. De tanden worden slechts aan één zijde gezet. [MOT]
Uienvork (v.)
De uienvork of groentesnijkam heeft een reeks lange (ca. 5-8 cm), dicht naast mekaar staande, scherpe, metalen tanden die in een houten of plastic handvat bevestigd zijn. De tanden worden in een schoongemaakte ui gedrukt; met een mes kan men tussen de tanden door de ui in schijfjes snijden. [MOT]
Vaatborstel (m.)
De vaatborstel is een borstel met een werkend deel van ca. 5-10 cm. Een model bestaat uit katoendraad, henneptouw (1) of nylon, vaak waaiervormig, bevestigd aan een houten of plastic steel (ca. 20-30 cm). Hij wordt gebruikt voor het afwassen van glazen en delicaat servies. Modellen met stijve haren of staaldraad, vaak waaiervormig, en een recht of knopvormig handvat worden eerder gebruikt om de gootsteen en vuile potten en pannen te schrobben. Moderne vaatborstels zijn van plastic. Er bestaat een model met knopvormig handvat dat als reservoir dient om afwasmiddel druppelsgewijs los te laten. Zie ook de pannenspons, groenteborstel, flessenborstel en spoelborstel voor glazen. [MOT] (1) Bv. Manufrance p1907: 705.
Uitzetvork (v.)
Het telen van witloof gebeurt in twee fasen. In de eerste, de zogenaamde wortelteelt wordt de cichorei (Chicorium intybus L. var. foliosum) gekweekt en gerooid (1). In de tweede, de kropteelt (2), worden de gerooide wortels opnieuw uitgezet: ze worden zo recht en dicht mogelijk bij elkaar in kuilen of bedden geplaatst. Hier worden de witloofkroppen gevormd. Bij het oogsten van de volgroeide witloofkroppen, steekt de geknielde arbeider de uitzetvork achter de krop met wortel. Hij licht de plant op en breekt de rijpe krop af met een draaibeweging van de wortel. De uizetvork is een handwerktuig met 4 korte (ca. 15 cm) scherpe, puntige tanden en een T-, D- of rechte steel (ca. 60-100 cm). Het werkend deel is aan de steel bevestigd door middel van een angel of een dille. [MOT] (1) Zie cichoreirooivork en witloofmes. (2) Ook forcerie genoemd.
Varkensschraper (m.)
De varkensschraper is een handwerktuig waarmee de slager de haren van een verschroeid varken verwijdert. Het kan bestaan uit een gebogen blad en een haak, bevestigd in een recht houten hecht (1). Een couranter model betreft een holle ijzeren kegel met een scherpe rand en een haak aan het kopuiteinde, die dient om de hoornlaag van de tenen af te rukken. Soms is de varkensschraper zo gevormd dat hij op de voet van een ijzeren kandelaar gelijkt (2). [MOT] (1) Zie ''Jubileumuitgave van de Antwerpse verenigingen voor vee en vlees'': 281. (2) Bv. EMMET: 389.
Uitbeenmes (o.)
Met een uitbeenmes wordt rauw vlees uitgebeend. Het heeft een stevig, smal lemmet (ca. 10-20 cm lang) met een brede rug en een scherpe punt. Het is met een volle of 3/4 tong bevestigd in een houten of plastic hecht dat doorgaans zo gevormd is dat de hand - die vettig wordt tijdens het uitbenen - niet op het lemmet kan glijden. Zie ook hamguts. [MOT]
Uitsteker (m.)
Met een uitsteker trimt de schoenmaker de zoolrand nadat deze ingenaaid is. Het handwerktuig heeft een cirkelvormig hoofd met aan het boveneinde een schuine snede en een diktegeleider met aan de bovenzijde een omgekruld randje. Dat randje zorgt ervoor dat er geen beschadigingen aangebracht worden aan het bovenleder. Het hoofd is bevestigd in een houten of een hol metalen hecht. [MOT]