Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,211 - 5,220 15,649 resultaten gevonden
Voetschaar (v.)
De voetschaar is een zwaar werktuig dat op de grond staat en waarvan de metalen onderkaak met de voet tegengehouden wordt. De beweegbare bovenkaak, een hefboom van de tweede soort, heeft een snijdend blad dat tussen beide bladen van de onderkaak glijdt (1); het uiteinde van die onderkaak is geribd om een beter houvast te bieden. Met de voetschaar knipt de mandenmaker de dikkere wissen op maat. [MOT] (1) Er bestaat ook een model met een vlakke onderkaak, dat meer plet dan knipt.
Vorm voor kartonnen dozen (m.)
Houten vorm die gebruikt wordt om kartonnen dozen te maken. Hij heeft de vorm van de binnenkant van de te maken doos. Er worden in lijm geweekte reepjes papier op geplakt totdat de gewenste dikte is bereikt. Wanneer de kartonnen doos droog is, wordt ze met een laag vernis bedekt om de onvolmaaktheden te maskeren en vervolgens met de hand versierd (1). [MOT] (1) Deze wijze om kartonnen dozen te maken zou uit de 12de eeuw stammen. Pas in de 18de eeuw zou men gebruik gaan maken van holle vormen, die dus de vorm van de buitenkant van de te maken doos hebben (BRUYEZ: 89).
Voorsnijtang (v.)
De voorsnijtang laat toe om een stuk gebraad vast te klemmen, zodat men het makkelijk kan snijden. De kaken zijn vrij groot, breed en gebogen. Ze bestaan uit staven, die op regelmatige afstand van elkaar staan. Men kan met een mes tussen de staven snijden om schijven van dezelfde dikte te bekomen.  Zie ook de voorsnijvork en het voorsnijmes. [MOT]
Vliegenjager (m.)
De vliegenjager is gemaakt van een paardenstaart gebonden op een steel van 20-30 cm. Met dat werktuig verjaagt men de vliegen bij het beslaan of verzorgen van zenuwachtige paarden. Het werktuig is te onderscheiden van de vliegenmepper waarmee de vliegen gedood worden. [MOT]
Vouwbeen (o.)
Langwerpig (ca. 15-20 cm lang; ca. 2-3 cm breed; ca. 0,5 cm dik) meestal benen, maar eventueel ook hoornen, houten (1) of ivoren werktuig met afgeronde randen en waarvan één korte zijde spitser is dan de andere. Het vouwbeen wordt hoofdzakelijk gebruikt om vouwen of plooien te wrijven in papier of leder. Het model uit buxus wordt vooral gebruikt voor het vouwen van vellen die uit de bedrukking komen (2). Het benen vouwbeen wordt door de boekbinder gebruikt om de hoekjes en randen van de omslag van een boek plat te strijken en om de vouw in de rug aan te drukken (3). Het is van been omdat dit materiaal geen blijvend vouwteken achterlaat in het papier of het leder. Volgens FRUMEAU: 55 is het vouwbeen ook geschikt om als griefpasser te gebruiken (4). Zie ook briefopener en likbeen. [MOT] (1) KIEL: 127; "Een vouwbeen is gemakkelijk te maken uit een hardhouten latje (eiken, beuken of bij voorkeur esdoorn) ..." (2) CHANAT: 25. (3) Ook bij het omboeken. Dit is het omvouwen en vlak kloppen of...
Wasboender (m.)
Vroeger gebeurde het wassen met de hand. Na het koken van het wasgoed werd elk stuk ingezeept met fijngeraspte zeep (zie zeeprasp) en schoongewreven. Dat kan met de handen alleen maar men kan ook een wasbord en -boender gebruiken, d.i. een borstel zonder handvat met een houten ovaalvormig borstellichaam (ca. 18-20 cm bij 5-6 cm; dikte 2 cm) voorzien van een aantal (ca. 75) niet doorboorde gaten waarin haarbundels (ca. 3 cm lang) uit chiendent (hondsgras) of kunststofvezel steken. De rand van het borstellichaam is afgeschuind en daardoor staan de buitenste haarbundels naar buiten gericht behalve waar men de wasboender vastneemt: daar is de rand recht en ontbreken de haarbundels. [MOT]
Vuurtang (v.)
Met een vuurtang kan men brandende stukken hout verplaatsen. Ze is vrij lang, zodat de handen op voldoende afstand blijven van het vuur en de brandende stukken hout. Vaak is de vuurtang onderdeel van een haardset, waaronder zich ook een asschop, een vork en een haardborstel kunnen bevinden. De vuurtang verschilt sterk van de kooltjestang, die lichter en vaak korter is. Ze is dan ook enkel bedoeld om een kooltje uit de haard te nemen en er de pijp mee aan te steken. Zie ook sinteltang. [MOT]
Vulstok (m.)
Zadelmakerswerktuig dat bestaat uit een lange (ca. 35-55 cm), meestal ijzeren, soms houten schacht, die in doorsnede rechthoekig of rond is en die eindigt in één of meerdere V-vormige uitsnijdingen. De schacht kan recht of gebogen zijn en is meestal gevat in een kort, vaak knopvormig handvat. Met de vulstok wordt wol, vlokwol of stro in bepaalde delen van het zadel of harnas geduwd. Dat fungeert als kussen zodat het paard geen verwondingen kan oplopen en de ruiter wat comfortabeler kan rijden. [MOT]
Vuurschop (stoker) (v.)
IJzeren schopje (lengte 100-120 cm; breedte 15-20 cm) met vlak blad en ijzeren steel, waarmee men de kolen in de verwarmingsketel samenbrengt. Vaak eindigt de steel in een ring. De vuurschop van de stoker maakt meestal deel uit van een stel, samen met een pook, een rakelijzer en een sinteltang. Zie ook vuurschopje (smid). [MOT]
Wasbord (o.)
Vroeger gebeurde het wassen met de hand. Na het koken van het wasgoed werd elk stuk ingezeept met fijngeraspte zeep (zie zeeprasp) en schoongewreven. Dat kan met de handen alleen maar men kan ook een boender en een wasbord gebruiken, d.i. een geribbelde plank, later een gegalvaniseerde plaat (ca. 40-60 cm lang; ca. 30-50 cm breed). De plank heeft soms een houten verlengstuk met opstaande randen voor het wasgoed. Zie ook wasklopper. [MOT]