Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,231 - 5,240 15,508 resultaten gevonden
Steenhouwershamer (houten) (m.)
Houten hamer die bij het bewerken van steensoorten met een beitel wordt gebruikt. Hij heeft een ronde of rechthoekige (1) doorsnede en omdat de slag doorgaans van de pols uitgaat, lopen zijn banen niet evenwijdig maar schuin ten opzichte van elkaar. De steel is kort (ca. 15 cm) en eindigt in een bol (2). Soms raadt men azijnhout aan voor hardsteen, palmhout voor zandsteen en beukenhout voor kalksteen (3). De hamer kan ook voorzien zijn van twee beslagringen (4). [MOT] (1) Bv. ''Taille de la pierre'': 24. (2) Zie in ''Taille de la pierre'': 24 een houten steenhouwershamer met langere steel en zonder bol. (3) JELLEMA: 45. (4) BESSAC: 161.
Steenslagvork (v.)
De spoorwegarbeider gebruikt een steenslagvork om steenslag te scheppen dat nadien onder de rails worden gestopt met een stophouweel. Ook de wegenwerker en de tuinier gebruiken de steenslagvork om respectievelijk de wegen en de tuinpaden met de aangevoerde steenslag of grind te verharden. De steenslagvork heeft ca. 8-10 lange, in doorsnede vierkantige, gebogen tanden (lengte ca. 30 cm) die relatief dicht bij elkaar staan (ca. 2-3 cm) over een breedte van ca. 22-32 cm. De tanden aan de buitenzijde staan iets meer naar voor. Meestal is het werkend deel door middel van een dille bevestigd aan een bol-, T- of D-steel (ca. 100-135 cm). De steenslagvork is te onderscheiden van de steenkoolvork die langere tanden heeft en ca. 20-50 cm breed is, en van de aardappelschepvork met knoppen op de uiteinden van de tanden. [MOT]
Steenhouwersguts (m.)
De guts die steenhouwers gebruiken, is een metalen beitel met hol blad om afrondingen in steen te bewerken. Volledig metalen modellen van de steenhouwersguts gelijken sterk op de timmermansguts en zijn niet te verwarren met de klompenmakersguts, die breder is. Modellen voor zachte steensoorten, zoals mergel, hebben vaak een houten hecht. De snede is soms getand, waardoor het werktuig lijkt op een hol model van de tandbeitel. [MOT]
Steenhouwersklopper (metaal) (m.)
Metalen hamer waarvan de korte steel (ca. 10 cm) in het midden van de basis van een cilinder of de top van een afgeknotte kegel steekt, zoals bij de houten steenhouwersklopper. Hij kan ook vierkantig zijn met banen die wijder uiteenlopen naar het kopeinde toe. Met deze hamer kunnen krachtige slagen gegeven worden en hij wordt voornamelijk gebruikt op harde steensoorten in combinatie met een beitel. Zie ook steenhouwersvuist. [MOT]
Stokschaar (v.)
De stokschaar is een grote (ca. 60-100 cm) schaar waarvan één uiteinde haaks is omgebogen zodat het in de bankschroef kan worden geklemd of in een gat in de baan van het aambeeld kan worden geplaatst. Hierdoor kan men meer kracht op de andere lange arm uitoefenen. Deze laatste is meestal voorzien van een stootnok door het uiteinde om te buigen. Soms loopt de arm door en steekt met behulp van een angel in een houten handvat. Het werktuig bestaat meestal uit 2 hefbomen van de eerste soort die rond een spil draaien maar kan ook uit 2 hefbomen van de tweede soort bestaan (1); deze wordt veelal door de smid gebruikt. Hij bedient zich ook van modellen met een dubbele hefboomoverbrenging om extra veel kracht te kunnen ontwikkelen (2). De metaalbewerker knipt er metaalplaat mee die te dik (ca. 1,5-2 mm) is voor de plaatschaar. De muntslager gebruikt de stokschaar om uit de op dikte gehamerde plaat min of meer ronde muntplaatjes te knippen (3). Nadien worden ze op het juiste gewicht gevijld en...
Stokdoorslag (m.)
Handwerktuig dat bestaat uit een stalen hamerkop met een ronde (diam. ca. 0,5-2,5 cm), ovale, vierkante of rechthoekige doorsnede waarvan één uiteinde taps toeloopt in een vlakke punt en het andere uiteinde een vlakke baan heeft. De hamerkop wordt op een houten steel (ca. 20-40 cm) gestoken. De smid gebruikt de stokdoorslag om in een gloeiend stuk ijzer gaten te slaan van de gewenste vorm (rond - vierkant - rechthoekig) en diameter door met de smeed- of voorhamer op de baan van het werkend deel te slaan tot het halfweg door het metaal is gedreven. Het werkstuk, ondersteund door een onderlegplaat of boven het gat van het aambeeld geplaatst, wordt omgekeerd om met de stokdoorslag het gat in het werkstuk volledig door te drijven. Doordat de stokdoorslag taps toeloopt, wordt nadat het gat gemaakt is, het metaal verder opzij geduwd. Sommige modellen gelijken op de dolhamer. Zie ook stokpuntslag (hoefsmid) en doorslag (smid). [MOT]
Stempelhamer (houthakker) (m.)
Hamer waarop de stempel van de eigenaar van het bos of van de houthandelaar staat, dienend tot het merken - op de doorsnede - van gevelde bomen. De hamer kan een stempel aan één of beide zijden hebben of er kan een metalen rad op de steel steken waarop in uitspringende gedeelten verscheidene letters of cijfers staan zodat een combinatie kan gestempeld worden. De stempelhamer is te onderscheiden van het blesbijltje, daar hij geen bijltje heeft. Zie ook stempelhamer (leerlooier) en slagstempel. [MOT]
Stokhaak (m.)
Handwerktuig om voorwerpen op- of af te hangen. De slager gebruikt hem voor spek, worsten e.d., de stomer, voor kleren, de winkelier, voor lichte en betrekkelijk weinig verkochte goederen. De stokhaak bestaat uit een naar boven gebogen haak (ca. 5 cm) met dille waarin een lange steel (ca. 120-250 cm) steekt. Sommige modellen zijn voorzien van meerdere haken. Zie ook bootshaak. [MOT]
Stokbeitel (m.)
De stokbeitel wordt gebruikt voor het koud of warm doorhakken van staven of ijzeren banden en tot het besnoeien van werkstukken. De smid plaatst de pen van de stokbeitel op het werkstuk en slaat met de voorhamer op de baan van het werkend deel. De stokbeitel bestaat uit een hardstalen hamerkop met in het vlak van de steel een wigvormige pen en een vlakke baan, waarin een steel (ca. 40 cm) steekt. Een zeldzaam model heeft een ijzeren steel waarbij zich tussen het werkend deel en de steel een veer bevindt (1). Deze vangt de kracht van de slag op als er niet loodrecht op de beitel wordt geklopt. De pen heeft een dubbele vouw van 30° om het ijzer warm door te hakken of van 60° om het koud te bewerken. Te onderscheiden van de stokwig. Zie ook schrooi en koubeitel. [MOT] (1) Bv. VAN DONGEN: 80.
Stempeltang (v.)
Men kan een stempel in papier drukken met een stempeltang. De stempeltang bestaat uit twee delen: de stempel en de houder. De stempel zelf lijkt op een breed pincet dat uitloopt in twee stempelplaten. Op de binnenzijde van de platen zit de tekening van de stempel in reliëf. Deze stempel wordt in de houder geplaatst. Met een arm drukt men beide platen van de stempel tegen elkaar. Het papier ertussen wordt vervormd naar de tekening van de stempel, die trouwens makkelijk verwijderd kan worden om een andere stempel erin te plaatsen. Zie ook controletang. [MOT]