Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,261 - 5,270 15,523 resultaten gevonden
Steekzetter (m.)
De steekzetter is een schoenmakerswerktuig dat bestaat uit een metalen staafje (ca. 4-5 cm lang) dat naar het uiteinde toe vaak breder uitloopt en dat aan het hoofdeinde voorzien is van een groef, bevestigd in een houten hecht. Met de steekzetter wordt er tussen elke steek op de bovenrand van de schoenzool een inkerving gemaakt om de steken vast te zetten en ze beter te laten doen uitkomen. Voor hetzelfde doeleinde kan ook een randwieltje gebruikt worden. [MOT]
Steekmes (leerbewerker) (o.)
Dit steekmes (1) is een mesje dat de leerbewerker gebruikt bij het versieren van leder. Het heeft een smal rechthoekig blad (7 mm) met een scherpe, schuine snede in een hoek van ca. 70°. Het mesje wordt schuin of verticaal vastgehouden om een V-vormige insnijding te maken. Daarbij trekt men het mesje naar zich toe. Het kan ook als een burijn worden gebruikt en wordt dan in het leder naar voren geduwd. Niet verwarren met het steekmes (houtsnijder)). Zie ook drijfijzer. [MOT] (1) DE RECY: 45-48.
Steenvorm (m.)
Houten raam waarin de steenbakker de klei omvormt tot een gewenst baksteenformaat. De afmetingen ervan houden rekening met de krimp van de klei tijdens het drogen en bakken. Meestal is de steenvorm volledig uit hout gemaakt en bestaat ze uit vier plankjes (wilg, beuk, soms eik) die met een pen-en-gatverbinding worden samengehouden; die verbindingen worden met een toognagel vastgezet. De twee lange zijplankjes steken uit en zijn puntig afgewerkt om als handgrepen te dienen opdat de vorm makkelijk vastgenomen en weggedragen kan worden. Soms wordt de bovenkant van het vormraam beslagen om slijtage tegen te gaan (die bovenkant kan na het maken van enige duizenden stenen sleet vertonen veroorzaakt door het herhaaldelijk over en weer schuiven met de natte plaan. In de onderkant van de vorm is een inkeping om hem makkelijk te herkennen en om omwisseling van boven- en onderkant te vermijden. De onderkant moet immers goed vlak blijven om aan te sluiten op de beukenhouten steenmakersblok die op...
Stempel (leer) (m.)
Handwerktuig dat de boekbinder gebruikt bij het blinddrukken (1) of bij het vergulden van in leer gebonden boeken, meer bepaald het versieren met motieven - zoals ornamenten en geometrische figuren - op de boekband. De stempel heeft meestal een koperen werkend deel en is met een angel, doorgaans vierkantig in doorsnede, bevestigd in een houten hecht. Na verhitting wordt de stempel op het leer – al dan niet voorzien van bladgoud - gedrukt, om een motief aan te brengen. Sommige modellen zijn voorzien van een patroon met rechte hoek om bv. een afdruk in de hoeken van het voorplat aan te brengen. SALAMAN 1986: 6 onderscheidt stempels voor blinddruk van stempels die gebruikt worden met bladgoud. Eerstgenoemde zijn zo gemaakt dat je een verhoogd patroon en een dieper gelegen achtergrond bekomt als motief. Bij stempels voor bladgoud bekom je een patroon waarbij het gouden motief dieper in het oppervlak is gedrukt. Voor lijnen of een smal, langwerpig motief gebruikt men een filetstempel. Zie...
Steenzaagje (v.)
Het steenzaagje (1) is een kleine handzaag met houten hecht en metalen blad om inkepingen te zagen in zachte steensoorten zoals mergel. Er bestaan diverse modellen, qua constructie vaak gelijkend op handzagen voor hout maar in tegenstelling tot die laatste zijn de tanden van steenzaagjes nooit gezet (= om en om naar buiten gebogen). De meeste hebben een tegenliggend blad aan een houten blok met ronde of ovalen uitsparingen, waar één of beide handen of enkele vingers in passen om het werktuig stevig te grijpen. Dit onderscheidt hen onder meer van de fineerzaag en groefzaag. [MOT] (1) Te onderscheiden van de steenzaag met groot formaat, die in de steengroeve vaak door twee personen wordt gehanteerd. Grote modellen van steenzagen gelijken sterk op grote types houtzagen zoals de trekzaag maar zijn anders getand.
Stikhaak (m.)
De griendwerker gebruikt een stikhaak om de jonge twijgen in (overjarige) hakgrienden (zie rijshaak) en in knotwilgen te stikken, d.i. dunnen (1). De stikhaak bestaat uit een sikkelvormig blad (breedte: 2 cm; dikte 2 mm) dat door middel van een angel met een steel van ca. 15-25 cm verbonden is; door steel en angel steekt een nagel. Soms is er tussen angel en werkend deel een verlenging (ca. 15-20 cm) (2) voorzien. Hiermee zou men makkelijker tussen de dikkere overjarige takken kunnen werken zonder de handen te beschadigen. Te onderscheiden van de lattentrekker die groter en zwaarder is. Zie ook snoeimes. [MOT] (1) Voor hetzelfde doel wordt ook gebruik gemaakt van een bandhaakje dat sterk gelijkt op de stikhaak. Het blad (ca. 15 bij 2 cm; gewicht ca. 150gr) van het bandhaakje is minder gebogen. (2) Bv. VINK: 17.
Stoffeerdershamer (m.)
De stoffeerdershamer is een relatief lichte (ca. 200-400 gr) hamer - te onderscheiden van de glazenmakershamer - met een lange (ca. 10-15 cm), smalle (ca. 1-1,5 cm) kop bevestigd aan een houten steel. De hamerkop heeft één ronde baan en aan het andere uiteinde een platte pen, vaak met een klauw. De stoffeerder gebruikt de hamer om kopspijkertjes in te slaan en te verwijderen. Soms is de kop gemagnetiseerd; zo worden de spijkertjes vastgehouden, wat het werk vergemakkelijkt aangezien bij het bekleden van meubels vaak in lastige hoekjes moet worden gespijkerd. [MOT]
Steenboorschaaf (v.)
De stukadoor gebruikt de steenboorschaaf om nog vochtig lijstwerk uit gips glad te schaven en sponningen uit te schaven om een bepaald profiel aan de sierlijst te geven. De steenboorschaaf is een lange (ca. 35-50 cm), smalle (ca. 3-6 cm breed blok; ca. 1-7,5 cm brede beitels) schaaf waarvan de beitel op de schuine (ca. 35°) voorzijde van het blok is bevestigd door middel van schroeven die in een ingewerkt plaatje draaien. De beitel kan een rechte, schuine, holle of bolle snede hebben (1). Achteraan het blok is een gleuf voorzien dat als handvat dienst doet. Zie ook steenschaaf en neusboorschaaf. [MOT] (1) Bv. GOLDENBERG: 148.
Stempelhamer (leerlooier) (m.)
Houten hamer met een metalen plaatje op de baan (zie glossarium), waarop een patroon van kleine nageltjes bevestigd is; die nageltjes kunnen letters of een figuur vormen. Met de stempelhamer merkt de leerlooier de huiden: bij het slaan maken de nageltjes gaatjes in de dierenhuid. Zie ook stempelhamer (houthakker). [MOT]
Steilblokschaaf (v.)
De steilblokschaaf is een korte blokschaaf met bijna verticale beitel, zonder keerbeitel. Ze dient om zeer harde houtsoorten te schaven of beter, te schrapen. Zie ook tandschaaf. [MOT]