Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,271 - 5,280 15,508 resultaten gevonden
Spijkerlichter (m.)
Handwerktuig dat de schoenmaker en de stoffeerder gebruiken om spijkers uit te trekken. Het is een kleine (ca. 20 cm lang) koevoet die in een houten hecht steekt. [MOT]
Splitshout, -ijzer (o.)
Om de strengen van een touw uiteen te halen, gebruikt de schieman (1) een splitshout of een splitsijzer (2). Het splitshout is kegelvormig en gemaakt van hard hout, vaak Buxus. Het is zo'n 25-50 cm lang en zo'n 3-5 cm dik; de grote exemplaren, waarop vaak met een hamer geklopt wordt, dragen wel eens een beslagring. Ook het splitsijzer is doorgaans kegelvormig, al dan niet met een verdikking of een haak aan het uiteinde; niet zelden is er een gaatje door het dik uiteinde geboord om het werktuig aan een koordje te kunnen hangen. Het meet zo'n 15 cm. Er bestaan ook gootvormige splitsijzers waarin een streng kan glijden. Voor staalkabel wordt een plat splitsijzer gebruikt, dat soms voorzien is van een haak (3). Op een zeemansknipmes vindt men altijd een dun, vaak licht gebogen splitsijzer. Zie ook zeilpriem. Te onderscheiden van het poothout en het wetstaal. [MOT] (1) "De timmerman doet het ook wel met zijn passer" (DEGROOT: 18). (2) Vgl. mandenmakerspriem. (3) DE BOER & SCHAAP: 73.
Sponningschaaf (v.)
De beitel van een sponningschaaf (1) steekt onderaan en aan één zijde van het blok uit om een sponning uit te schaven. Het blok heeft een aanslag of een verstelbare geleider om de breedte van de sponning te bepalen, en een aanslag of een tweede geleider om haar diepte te bepalen. Vaak snijdt een voormes, d.i. een voor de beitel rechtstaand mes, de rand van de sponning af. Sommige sponningschaven hebben een handvat. Bij de Japanse sponningschaaf (2), die niet noodzakelijk is voorzien van een geleider, zit de schaafbeitel schuin in het blok zodat de hoek tussen de twee snedes juist gelijk loopt met de zijde van het blok. Er bestaan verschillende varianten op de Japanse sponningschaaf die allen zowel een linkse als een rechtse snede hebben. Zo bijvoorbeeld het model dat een sponning schaaft waarbij de zijkant 45° bedraagt. De sponningschaaf is te onderscheiden van de bredere bossingschaaf. [MOT] (1) Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen een kleine sponningschaaf met aanslagen (glassponningschaaf)...
Splijthoutje (o.)
Het splijthoutje dient om tenen, bramen (Rubus) (1) e.d. in drie of vier te splijten. Het is een rond stukje hout, bv. palmhout (Buxus sempervirens), sleedoorn (Prunus spinosa), metaal, been (2) of ivoor (3) van ca. 5-10 cm (doorsnee 1-10 cm), waarin aan een uiteinde, drie of vier driehoekige inkepingen gesneden zijn zodat er drie of vier sneden ontstaan. Sommige splijthoutjes hebben drie inkepingen aan een uiteinde en vier aan het ander. De mandenmaker neemt de teen in zijn linkerhand en splijt er het uiteinde van over 5-10 cm met zijn krommes. Daarna duwt hij de sneden van het splijthoutje in de spleten zodat de teen over de hele lengte open gaat. Elk stuk heeft een driehoekige doorsnee. Wanneer platte banden bekomen moeten worden, wordt het splijthoutje niet gebruikt. De mandenmaker snijdt dan de twijg in en buigt ze op zijn knie om er een stuk van los te maken (bv. met hazelaar, Corylus avellanus) (4). De hoepelmaker splijt meestal op een stuk hout dat in zijn bank steekt (zie hoepelmakersdissel),...
Spitsboor (v.)
De spitsboor wordt gebruikt om kleine geboorde of geponste gaten in een dunne ijzeren plaat bij te ronden of wijder te maken door ze er in rond te draaien. Zij bestaat meestal uit een stalen tweebenige haak met vierkante tot achthoekige (of een combinatie) doorsnede die in een punt eindigen. De spitsboor kan ook een stalen staaf met vierkante tot achthoekige doorsnede zijn, eindigend in een punt en aan het andere uiteinde voorzien van een kruk (ca. 8 cm) (1). Het werktuig wordt vaak door de smid zelf gesmeed uit een afgedankte vijl. Zie ook de ruimer, die wordt gebruikt indien er hogere eisen aan de maatnauwkeurigheid en de oppervlaktegesteldheid van de ijzeren platen worden gesteld. [MOT] (1) SALAMAN 1975: 391; ''Catalogue des outils Goldenberg'': 234.
Spitgreepje (o.)
Kleine en lichte spitgreep om in de tuin de grond te verkruimelen rond bomen en struiken. Hij is ook geschikt voor het werken in de borders, perken en plantenbakken. Terreinverzorgers van sportgrasvelden gebruiken dergelijke vork om het water in vochtige zones van een grasveld te laten indringen door gaten in de grond te prikken om het veld speelbaar te maken. Het werktuig bestaat uit vier gesmede of gestanste tanden met een rechthoekige (1 cm bij 0,2 cm) doorsnede en puntig uiteinde. De tanden kunnen zowel plat in het vlak van het blad liggen als haaks gedraaid (1). In dat laatste geval is het de bedoeling de wortels van de planten nog minder te beschadigen. Werkend deel en een houten T-, D- of knopsteel (ca. 80 cm) zijn d.m.v. een dille aan elkaar bevestigd. Te onderscheiden van het wiedvorkje dat een kortere (ca. 15-20 cm) steel heeft en dus al hurkend wordt gebruikt. [MOT] (1) HUXLEY: 122 toont een model waarvan de tanden in twee verschillende vlakken liggen.
Sponsleutel (m.)
Inbussleutel waarmee een spon in een houten ton, of een sluitdop in een ijzeren ton aan- of losgedraaid wordt. Voor ijzeren tonnen en voor carters (1) bestaan z.g. universele sponsleutels met een tiental werkende delen en voor brandbare stoffen, sponsleutels van brons. Zie ook de spontrekker. [MOT](1) Voor het uittrekken van aftappluggen van oliereservoirs zoals carters bestaat ook een ringsleutel voor aftappluggen.
Splintertang (v.)
Een splinter kan men verwijderen met een splintertang. Dit kleine (ca. 10 cm) pincet kan zonder veel kracht zeer fijne voorwerpen uit de huid trekken. De kaken zijn dun, omdat men zeer precies moet kunnen werken wanneer de splinter net onder de huid zit. Op een van de armen is soms een kort stangetje bevestigd, dat door een gaatje van de andere arm glijdt en dat beide punten op elkaar houdt. De splintertang lijkt sterk op het epileerpincet. Juweliers, uurwerkmakers, elektriciens, tandartsen, geneesheren, filatelisten, drukkers ... gebruiken allen pincetten van verschillende vorm en/of afmetingen. [MOT]
Spinhekel (m.)
Met de spinhekel worden de vezels van o.a. vlas een laatste keer gekamd juist voor ze gesponnen worden. De spinhekel bevat honderden tot duizenden dicht bijeen staande fijne ijzeren of koperen pinnen (ca. 4-9 cm) op een rond, vierkant of rechthoekig blok. Dat blok of kussen - mogelijk bekleed met een ijzeren (soms koperen) plaat - is gemonteerd op een horizontale plank die men op haar beurt in een hekelstoel kan bevestigen (Bv. PESCH: 190). Hiervoor is de plank, die soms smaller is daar waar het blok staat, op haar uiteinde voorzien van een gleuf of een rechthoekig of rond gat. Men kan de plank ook verticaal tussen de benen plaatsen. Zie ook de zuiverhekel. [MOT]
Spitsbeitel (m.)
De spitsbeitel is een V-vormige platte draaiersbeitel met één vouw om een groef uit te draaien. [MOT]