Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,491 - 5,500 15,508 resultaten gevonden
Witloofmes (o.)
Het witloofmes dient om op het veld het loof van de cichorei (Chicorium intybus L. var foliosum) af te snijden. Het is een klein (ca. 20 cm) en licht (ca. 25 gr) mesje met recht blad en gladde snede, dat makkelijk in de hand ligt. Het lemmet wordt vaak gewet, waardoor de snede ietwat hol wordt. Het hecht kan van hout of plastic zijn. [MOT]
Wrongelmes (o.)
Met een wrongelmes wordt wrongel gesneden. Het heeft een lang en rechthoekig (ca. 45 cm lang; ca. 15 cm breed) frame met een reeks evenwijdige stalen messen die, al naargelang de stand, de wrongel in verticale of in horizontale richting snijden. Aan de korte zijde bevinden zich één of twee houten handvatten. [MOT]
Wietmolentje (m.)
Deze nieuwe werktuigfiche is in opbouw. Zie ook de muskaatmolen en het raspmolentje. [MOT]
Zaagzettang (v.)
De tanden van een zaag dienen geregeld gevijld (zie zaagvijl) en gezet te worden om te vermijden dat de zaag vastloopt tijdens het zagen. De tanden worden dan buitenwaarts om beurt naar links en naar rechts gebogen. Men kan dit o.a. doen met een zaagzettang. Deze buigt de tand wanneer men de armen dichtknijpt. De tangen kunnen vrij sterk verschillen van model tot model, maar de meeste tangen bieden de mogelijkheid om via schroeven de tang aan te passen aan de gewenste buigingsgraad en de grootte van de tand. Vroegere zaagzettangen daarentegen zette men op de tand. Men sloot de tang en boog de tand vervolgens door de tang naar beneden te drukken. De gehele tang werd dus gebruikt als hefboom en vaak belette een verstelbare geleider het te ver drukken. De voorloper van de zaagzettang is het zaagzetijzer. Een plat stuk ijzer met spleten paste op de tand en werd naar beneden gedrukt om de tand te buigen. Dit werktuig vroeg echter meer vaardigheid om de tanden in de juiste stand te buigen....
Zaagvijl (v.)
De zaagvijl (1) is een zoete of halfzoete (2) driekantige vijl om de zagen te scherpen. Er bestaan dergelijke vijlen met twee angels (3). Bij het scherpen wordt het blad van de zaag meestal in een vijlblok (zie glossarium) of een zaagzetklem geklemd. De Japanse zaagvijl (Japans: metateyasuri nokogiriyou) is ruitvormig. Zij wordt gebruikt na het zetten van de zaagtanden met de zaagzethamer of het zaagzetijzer. Het scherpen van de Japanse zagen gebeurt op dezelfde wijze als de westerse; enkel de hoek van de snede is verschillend. [MOT] (1) Bij het scherpen van een zaag wordt ook een blokvijl gebruikt om af te punten (zie glossarium); de rattenstaart wordt gebruikt om, bv. bij een trekzaag, de uitsparing tussen de tanden dieper te maken. Hier wordt niet gesproken van een "zaagvijl". (2) Op de zoete vijl is de afstand tussen de tanden 0,3 mm; op de halfzoete 0,5 mm (AERTENS: 16). (3) Bv. HASBUCK afb. 277.
Zaagzetklem (v.)
Wanneer men de tanden van een zaag wil zetten (zie zaagzetijzer en zaagzettang) en/of vijlen (zie zaagvijl), kan men het zaagblad in een zaagzetklem vastzetten. Die bestaat uit twee houten plankjes (ca. 10-50 cm lang) die met één of meerdere schroeven aangespannen kunnen worden. Er bestaan losse en vaste modellen die aan de werkbank vastgeschroefd kunnen worden. [MOT]
Wielmoersleutel (m.)
Metalen dopsleutel (diam. 17 tot 23 mm) waarmee de wielmoeren van auto's (1) aan- en losgedraaid worden. Het kan om een enkele min of meer L-vormige dopsleutel gaan, al dan niet met een wigvormig geslepen hecht waarmee de wieldop verwijderd wordt. De enkele dop met booromslag komt ook voor. Minder courant is de enkele dop met druif, waar de twee armen ook dienen als vliegwiel en een losse top (de druif) het mogelijk maakt de sleutel snel te doen draaien. De wielmoersleutel kan ook een vierarmige kruisvormige sleutel zijn, met vier verschillende maten (2) of zelfs een zesarmige. Soms wordt een bougiesleutel gecombineerd met een wielmoersleutel. Zie ook ringsleutel voor wiel. [MOT] (1) Voor tractoren bestaan er wielmoersleutels met een diameter van 38 mm. (2) Men spreekt dan soms van kruissleutel.
Worstpers (v.)
Naast een worsthoorntje en een worstspuit kan de slager ook gebruik maken van een worstpers om worsten te stoppen of te vullen. De worstpers bestaat uit een staande of liggende (1) cilindervormig recipiënt (diameter ca. 20 cm) waar de vleesbrij (zie worstspuit) met behulp van een stamper (zuiger) die met een draaizwengel in beweging wordt gebracht, doorheen wordt geduwd. De goed gereinigde darm wordt langsheen het smallere (ca. 1,5 à 2 cm) buisvormig uitgangstuk, waar de darm overhangt, gevuld met die vleesbrij. De worstpers kan uit gietijzer, (vertind) plaatijzer, inox of plastic bestaan. Het onderstel kan op een werktablet gemonteerd worden. [MOT] (1) Bv. ''Jubileumuitgave van de Antwerpse verenigingen voor vee en vlees'': 298.
Zaairol (v.)
Nadat men met de rijentrekker ca. 2-5 cm diepe zaaivoren heeft afgetekend, kan men met de zaairol in rijen zaaien zonder zich te bukken. De zaairol bestaat uit twee plastic wieltjes (diam. ca. 12 cm) met elk een opstaande rand (ca. 1,5 cm hoog; diam. ca. 7 cm) en voorzien van een 6-tal ruitvormige gaatjes. De zijkant van het wieltje is in de as verbonden met een dille waarin een dunne houten steel (ca. 100 cm) steekt. Het wieltje met stervormige verdeler wordt gevuld met zaad, meestal van groenten, en de opstaande randen worden zo verschoven dat de gaatjes groter of kleiner worden, afhankelijk van de grootte van het zaad. Door het geheel over de zaaivoor voor je uit te duwen, worden de kleine zaden op gelijke afstand gedeponeerd. Zie ook handzaaimachine. [MOT]
Wringhaak (wasgoed) (m.)
Na het wassen werd, om het drogen te bespoedigen, de natte was uitgewrongen. Dat kon met de hand maar makkelijker ging het met een wringhaak. Dat is een S-vormige haak die op de rand van de waskuip geklemd werd. De natte was werd in de haak gepikt en de twee uiteinden vastgenomen en opgewonden; zo werd het overtollige water eruit gewrongen. Nog makkelijker ging het met een wringhaak met zwengel. Deze klemde men ook op de rand van de waskuip; ertegenover werd een gewone wringhaak of iets anders waaraan men de natte was kon vastmaken, geplaatst. Door aan de zwengel te draaien, werd het wasgoed opgewonden en uitgewrongen. [MOT]