Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,471 - 5,480 15,508 resultaten gevonden
Wiedhaak (griend) (m.)
Indien in de grienden, tussen de stoven van de hakgrienden (zie rijshaak), het onkruid, zoals distels, braamstruiken en lang opgeschoten gras, niet meer met de schoffel kan worden gewied, dan wordt het met de wiedhaak afgesneden (1). Het kan ook met de zeis worden gemaaid. Het onderhoud gebeurt tweemaal per jaar in de zomermaanden, met uitzondering van het eerste en tweede levensjaar na het hakken of snijden van de loten, waarbij het meerdere keren nodig kan zijn. De wiedhaak bestaat uit een sikkelvormig blad (grootste breedte is ca. 6 cm) waarvan het uiteinde om een korte steel (ca. 30-35 cm) is geplooid en daaraan wordt vastgespijkerd. Een haakje verbindt het blad en de binnenzijde van de steel en voorkomt het achteroverbuigen van dat blad. Er bestaan modellen voor linkshandigen en voor rechtshandigen. Een minder courant model met angel bestaat ook. [MOT] (1) In de snijgrienden gebeurt het wieden met een sikkel (HESSELING: 54).VAN BREEN: 51 meldt "een gewone sikkel, waarmee men riet...
Wetstaal (o.)
Keukenmessen worden geslepen met een messenslijper, een heel gladde wetsteen of een wetstaal. Dat laatste heeft een staafvormig werkend deel (ca. 10-30 cm lang) dat in doorsnede rond is, vaak met fijne groeven in de lengte en een recht houten, hertshoorn of plastic hecht. De staaf is van hoogwaardig gehard staal. Tussen hecht en werkend deel is er meestal een stootplaatje als bescherming voor de vingers. Een model van de schoenmaker heeft uitzonderlijk geen hecht maar een afgeplat stalen uiteinde (1). Het mes wordt herhaaldelijk in één beweging over het wetstaal gehaald, totdat het opnieuw scherp is. Te onderscheiden van het splitsijzer. [MOT](1) SALAMAN 1986: 44. Exemplaar MOT V 90.0167 werd door de fabrikant benoemd als Schumacherstahl.
Werfknipmes (o.)
Het werfknipmes is een zakmes voorzien van hulpmiddelen om op een bouwwerf te werken. Men herkent het aan de klinksleutel, al dan niet in combinatie met een vierkante of stervormige holte, waarmee men een deur kan openen zonder kruk op het slot. Wanneer bij werkzaamheden tijdelijk een vierkante staaf in het gat voor de deurklink steekt, klemt men de holte rond deze staaf om de deur te openen. [MOT]
Vuurlepel (m.)
Kleine (ca. 15 à 20 cm) bronzen, koperen of ijzeren platte lepel waarvan het werkend deel vaak opengewerkt is of soms opstaande randen heeft. Het einde van de steel kan voorzien zijn van een ring of een haak om het werktuig op te hangen (1). De vuurlepel dient om de gloeiende houtskool in het komfoor te roeren en te sorteren. Kleinere (max. 15 cm) modellen werden gebruikt voor de pijpenwarmer (2). [MOT] (1) De vuurlepel werd wel eens door vrouwen gedragen aan de riem; vaak was het een huwelijksgeschenk (ARMINJON & BLONDEL: 484). (2) ARMINJON & BLONDEL: 558 (s.v. pelle de fumeur).
Wasroerder (m.)
Een wasroerder is een stok of spatelvormig houten handwerktuig (ca. 65-90 cm lang) waarmee men het wasgoed in de ketel roerde. Het blad is langwerpig (ca. 20-30 cm lang; ca. 6-11 cm breed) en de lengte bedraagt ongeveer 1/3 van de lengte van de steel. [MOT]
Vuist (metselaar) (v.)
Een vuist is een stalen hamer (ca. 1-2 kg) met twee vierkante, vlakke banen waarvan de hoeken meestal zijn afgeschuind, en korte (ca. 20 cm) steel. De metselaar gebruikt de vuist voor sloopwerk. Hierbij slaat hij met de hamer op het breekijzer. Te onderscheiden van de moker die zwaarder is en een langere steel heeft. [MOT]
Wiegmes (o.)
Mes met een langwerpig naar boven gebogen blad met op elk uiteinde een knopvormig handvat waarmee al schommelend gehakt wordt. Door het mes op en neer te bewegen, te 'wiegen', kan men groenten (1) of vlees fijn snijden. Veelal werd het wiegmes in combinatie met een trapeziumvormig of rechthoekig hakbord met drie opstaande randen gebruikt, zodat de gesneden waren bij elkaar gehouden werden. Er wordt ook op een hakblok gewerkt. Er bestaan ook dubbele, driedubbele en vijfdubbele wiegmessen, met respectievelijk twee, drie en vijf bladen om dus twee, drie tot vijf keer zo snel te snijden. [MOT] (1) Daarvoor wordt ook het groentehakmes gebruikt.
Wethout (o.)
De werktuigen die zeer scherp moeten zijn, worden niet alleen met een wetsteen geslepen maar ook met een stuk zacht hout. De klompenmaker gebruikt voor zijn krammes, zijn zoolmes, zijn teenmes en zijn hielmes een stuk wilg van een zestigtal centimeter, dat tussen zijn snijpaard en zijn buik klemt. Het wethout waarmee de landbouwer zijn zeis wet, is een langwerpig (ca. 40-65 cm/5-8 cm) stuk hout, vaak populier, met één smaller uiteinde dat als handvat dient. Niet zelden wordt dat wethout op de steel van de zeis bevestigd door middel van een houten pin. Bij het slijpen wordt het wethout vochtig gemaakt (zie wetsteen) en eventueel met wat zand bestreken. [MOT]
Wigsleutel (m.)
De wigsleutel (1) is een metalen T-vormige inbussleutel waarmee de drukker sluitwiggen vastzet voor de spatiëring van het zetsel in het vormraam. Er bestaan verschillende modellen naargelang het model van sluitijzers (2). Een sluitwig bestaat uit twee metalen wigvormige blokjes met een specifieke vertanding, soms schenen genoemd. De tanden grijpen niet rechtstreeks in elkaar maar de inbussleutel past er perfect tussen of vormt de verbinding middels een klein ijzeren rolletje. Zo kan de drukker de sluitijzers gelijkmatig van elkaar verwijden of vernauwen om het zetsel vaster te zetten of opnieuw los te maken. Door formaatwit of holwit tussen de zetblokjes te plaatsen, bekomt men de gewenste spaties en alinea's in het druksel. [MOT] (1) MIDGLEY, R. & LAWTHER, G.: 37. (2) SCARON E., De leerling drukker, Turnhout, 1928: 20-23 geeft een bondig overzicht van houten en metalen sluitmaterieel.
Wiek (werktuig) (m.)
De wiek van een kip of van een duif wordt als werktuig voor verscheidene doeleinden gebruikt (1). De tekenaar veegt er na het gommen de ontstane vezeltjes mee weg en bij het tekenen met houtskool, het te veel aan zwart. Nadat het brood in de met hout gestookte oven gebakken is, wordt de as op de onderzijde met een wiek afgeveegd. Op school wordt het bord soms geveegd met een vleugel of een bos veren (2). De wiek van een gans of een ganzenveer (3) worden ook als bijenborstel gebruikt. [MOT] (1) Eén pluim wordt gebruikt door de vergulder en de miniatuurschilder om het fijngemalen radeerpoeder te verwijderen. (2) Men spreekt dan van "pennenwisser". Tot hetzelfde doelt dient de bordenwisser. (3) HALLEUX: 311.