Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 5,451 - 5,460 15,508 resultaten gevonden
Vouwbeen (o.)
Langwerpig (ca. 15-20 cm lang; ca. 2-3 cm breed; ca. 0,5 cm dik) meestal benen, maar eventueel ook hoornen, houten (1) of ivoren werktuig met afgeronde randen en waarvan één korte zijde spitser is dan de andere. Het vouwbeen wordt hoofdzakelijk gebruikt om vouwen of plooien te wrijven in papier of leder. Het model uit buxus wordt vooral gebruikt voor het vouwen van vellen die uit de bedrukking komen (2). Het benen vouwbeen wordt door de boekbinder gebruikt om de hoekjes en randen van de omslag van een boek plat te strijken en om de vouw in de rug aan te drukken (3). Het is van been omdat dit materiaal geen blijvend vouwteken achterlaat in het papier of het leder. Volgens FRUMEAU: 55 is het vouwbeen ook geschikt om als griefpasser te gebruiken (4). Zie ook briefopener en likbeen. [MOT] (1) KIEL: 127; "Een vouwbeen is gemakkelijk te maken uit een hardhouten latje (eiken, beuken of bij voorkeur esdoorn) ..." (2) CHANAT: 25. (3) Ook bij het omboeken. Dit is het omvouwen en vlak kloppen of...
Wafelijzer (o.)
Vroeger bakte men wafels met twee soorten wafelijzers. Het éne is een vrij grote tang (ca. 35-100 cm lang) met gekruiste armen en een bek met platte, rechthoekige of ronde kaken (ca. 13-27 cm breed); bij het andere hebben de kaken opzij een scharnier zodat ze als een boek opengaan. De grootte van de bek varieert en de kaken kunnen aan de binnenzijde vlak of met vierkantige nopjes bedekt zijn, respectievelijk om dunne, vrij harde wafels en dikke, zachte wafels te bakken. Bij sommige wafelijzers met rechthoekige kaken is het mogelijk om twee wafels tegelijk te bakken. In de kaken kunnen ook motieven uitgespaard zijn, bv. om hartvormige wafeltjes te bekomen. Het tangvormig wafelijzer werd op een drievoet boven het vuur geplaatst; het andere model in een steun op de kachel gelegd. De armen hebben vaak een ring- of knopvormig uiteinde; soms is één van de armen voorzien van een ovaal, scharnierend oog of slot om beide steeleinden te kunnen samen hechten. Zie ook het hostie-ijzer en tosti-ijzer....
Wasboender (m.)
Vroeger gebeurde het wassen met de hand. Na het koken van het wasgoed werd elk stuk ingezeept met fijngeraspte zeep (zie zeeprasp) en schoongewreven. Dat kan met de handen alleen maar men kan ook een wasbord en -boender gebruiken, d.i. een borstel zonder handvat met een houten ovaalvormig borstellichaam (ca. 18-20 cm bij 5-6 cm; dikte 2 cm) voorzien van een aantal (ca. 75) niet doorboorde gaten waarin haarbundels (ca. 3 cm lang) uit chiendent (hondsgras) of kunststofvezel steken. De rand van het borstellichaam is afgeschuind en daardoor staan de buitenste haarbundels naar buiten gericht behalve waar men de wasboender vastneemt: daar is de rand recht en ontbreken de haarbundels. [MOT]
Vuurtang (v.)
Met een vuurtang kan men brandende stukken hout verplaatsen. Ze is vrij lang, zodat de handen op voldoende afstand blijven van het vuur en de brandende stukken hout. Vaak is de vuurtang onderdeel van een haardset, waaronder zich ook een asschop, een vork en een haardborstel kunnen bevinden. De vuurtang verschilt sterk van de kooltjestang, die lichter en vaak korter is. Ze is dan ook enkel bedoeld om een kooltje uit de haard te nemen en er de pijp mee aan te steken. Zie ook sinteltang. [MOT]
Vulstok (m.)
Zadelmakerswerktuig dat bestaat uit een lange (ca. 35-55 cm), meestal ijzeren, soms houten schacht, die in doorsnede rechthoekig of rond is en die eindigt in één of meerdere V-vormige uitsnijdingen. De schacht kan recht of gebogen zijn en is meestal gevat in een kort, vaak knopvormig handvat. Met de vulstok wordt wol, vlokwol of stro in bepaalde delen van het zadel of harnas geduwd. Dat fungeert als kussen zodat het paard geen verwondingen kan oplopen en de ruiter wat comfortabeler kan rijden. [MOT]
Vuurschop (stoker) (v.)
IJzeren schopje (lengte 100-120 cm; breedte 15-20 cm) met vlak blad en ijzeren steel, waarmee men de kolen in de verwarmingsketel samenbrengt. Vaak eindigt de steel in een ring. De vuurschop van de stoker maakt meestal deel uit van een stel, samen met een pook, een rakelijzer en een sinteltang. Zie ook vuurschopje (smid). [MOT]
Wasbord (o.)
Vroeger gebeurde het wassen met de hand. Na het koken van het wasgoed werd elk stuk ingezeept met fijngeraspte zeep (zie zeeprasp) en schoongewreven. Dat kan met de handen alleen maar men kan ook een boender en een wasbord gebruiken, d.i. een geribbelde plank, later een gegalvaniseerde plaat (ca. 40-60 cm lang; ca. 30-50 cm breed). De plank heeft soms een houten verlengstuk met opstaande randen voor het wasgoed. Zie ook wasklopper. [MOT]
Voorsnijvork (v.)
Wanneer men een groot stuk vlees voorsnijdt met een voorsnijmes kan men dat vlees vasthouden met een voorsnijvork. Ze heeft vrij lange (ca. 7-10 cm) - meestal drie - stevige tanden en een hecht van plastic, hout, hertshoorn, roestvrij staal, zilver of ivoor. Tussen lemmet en hecht is er veelal een stootplaatje ter bescherming van de hand als het mes zou uitschieten; vaak is er ook een uitklapbaar staafje opdat de vork niet te diep in het vlees zou binnendringen. Zie ook voorsnijtang. [MOT]
Vuurzweep (v.)
De vuurzweep is een handwerktuig dat de brandweer gebruikt om een lopend vuur in gras, heide, enz. al kloppend te doven. Het vervangt de gewone twijgen die vroeger gebruikt werden. De vuurzweep bestaat uit een 10-tal soepele ijzeren banden die waaiervormig in een houder zijn geklemd waarin een lange houten steel (ca. 200 cm) steekt. Te onderscheiden van de palingschaar. Zie ook zwabber. [MOT]
Wan (v.)
De wan is een grote (ca. 90-100 cm bij 75 cm), platte schaalvormige korf zonder opstaande rand aan één zijde. Ze is gemaakt uit tenen en voorzien van twee wilgenhouten of hazelaren handgrepen. In tegenstelling tot de graanzeef waarbij men op grootte van het materiaal sorteert, worden bij de wan, evenals bij de wanschop de graankorrels (het koren) van kaf, kortstro en andere onzuiverheden gescheiden door het verschil in gewicht. Door de wan te schudden in een cirkelvormige beweging of op te werpen samen met een verplaatsing van achter naar voor, worden de lichte onzuiverheden in het graan door de wind of de tocht weggeblazen. De zwaardere worden met de hand, eventueel met een pluim, verwijderd. Dat werk gebeurde buiten of in de schuur waar men dan voor tocht zorgde (1). [MOT] (1) Een korf zou ook gebruikt worden om het graan door middel van water te zuiveren: het gevulde recipiënt wordt in de stroom van het water gedompeld en het kaf drijft weg. De korrels worden achteraf op een mat in...