Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,641 - 4,650 15,684 resultaten gevonden
Schovenmes (o.)
Vòòr het dorsen snijdt de landbouwer met het schovenmes het touw of stro los dat de schoven samenbindt. Het is een mes waarvan het lemmet doorgaans bestaat uit een stuk van een zeisblad. Het is dan ook vaak licht gebogen met een brede rug, en eindigt in een punt. De lengte van het lemmet varieert van 12 tot 20 cm en steekt door middel van een angel in een recht hecht (ca. 10-20 cm). Laatstgenoemde is al dan niet beslagen met een ring. Zie ook het strodekkersmes en de strobaalsnijder. [MOT]
Schrijnwerkershamer (houten) (m.)
Houten, rechthoekige hamer met korte steel, gewoonlijk van beuken- of azijnhout gemaakt. Soms kan het hoofd lichtjes gebogen zijn. De schrijnwerker gebruikt deze hamer voor klopwerk of voor hakwerk met beitels, om pen-en-gat verbindingen te doen sluiten, enz. Zie ook schrijnwerkershamer. [MOT]
Schrobzaag (v.)
De schrobzaag dient tot het zagen van kromme lijnen en vooral tot het uitzagen van een gat in het midden van een plank. Ze gelijkt op de handzaag maar is korter (ca. 20-30 cm) en heeft een veel smaller blad (ca. 1,5-2 cm) dat spits toeloopt en in een open pistoolkolf of een recht hecht bevestigd is. Er bestaan nu kleine schrobzagen met recht metalen hecht waarin het blad glijdt, zodat de vakman dat laatste juist zoveel kan laten uitsteken als nodig is. De schrijnwerker boort een gaatje in de plank en steekt er het uiteinde van de zaag in. Ondanks het gebrek aan stijfheid werkt deze zaag doorgaans bij het duwen.Om dezelfde bewerkingen met één handwerktuig uit te voeren, hanteert men de boorzaag. [MOT]
Sigarenschaartje (v.)
Het sigarenschaartje is een handwerktuig waarmee men het topje van een sigaar afknipt, voordat men ze opsteekt. Het kan een kleine schaar zijn (ca. 6-10 cm) met twee halvemaanvormige bladen of waarvan één blad een ronde uitsnijding heeft en het andere een holronde snede. Een ander model heeft een blad met een ronde uitsnijding - waar het topje van de sigaar in past - en een recht snijblad dat door middel van het hefboomprincipe langs de uitsnijding bewogen kan worden. Ook is er de mogelijkheid om een V-vormige uitsnijding aan het monduiteinde van de sigaar aan te brengen. Soms is dat laatste sigarenschaartje gecombineerd met een sigarenkistopener of is het een onderdeel van een zakmes. [MOT]
Schoteltang (v.)
De schoteltang gebruikt men om pannen zonder handgrepen van de warmtebron te tillen. De tangen kunnen sterk verschillen van model tot model. De bekken van het Franse model bestaan elk uit een vork. De bovenste tweetand is sterk gebogen, omdat hij over de rand van de pan grijpt. De onderste tweetand is licht gebogen of recht en spant zich op tegen de buitenzijde van de pan. Wanneer men de tang dichtknijpt, grijpt de tang de rand en spant zich op de pan vast. Men kan dan makkelijk de pan opheffen. Sommige tangen openen zich automatisch door een veer. Een ander model grijpt de binnen- en buitenzijde van de pan. De bekken zitten haaks op de as en zijn vrij breed om voldoende grip op de pan te hebben. De onderste arm past volledig in de bovenste. Te onderscheiden van sommige modellen van de schotelklem. [MOT]
Schubbenschraper (m.)
Om vlug en makkelijk vissen te schubben, gebruikt men meestal een schubbenschraper, waarmee men van staart naar kop, dus tegen de schubben in, over de vis wrijft. Het metalen, steeds getande, blad van de schubbenschraper kan de vorm van een ring of driehoek, een haarborstel (1) of een trogschraper (2) hebben. Het (houten) handvat vormt een stompe hoek (ca. 5°) met het werkend deel of is er met een knik aan bevestigd. Vaak is de schubbenschraper een onderdeel van het vissersknipmes of de visserstang. Ook de scherpe, getande rand van een schelp kan dienen als een schubbenschraper. Zie ook zakmes. [MOT] (1) Bv. CAMPBELL FRANKLIN: 100 en CAMPBELL: 84. (2) Bv. ''Larousse ménager'': 965.
Schrijnwerkersguts (v.)
De schrijnwerkersguts is een hakguts met één vouw aan de binnenzijde, een angel of een dille en een borst, bestemd voor relatief zwaar werk (zie ook hakbeitel), o.a. voor het maken van afgeronde groeven. In tegenstelling tot de steekguts van de houtsnijder (zie houtsnijdersguts) wordt de schrijnwerkersguts geslagen met een hamer. Zij is aan het uiteinde van het hecht meestal voorzien van een beslagring om splijten te voorkomen. Zie ook klompenmakersguts en timmermansguts. [MOT]
Schroefkam (m.)
Handwerktuig om een draad te draaien. Men onderscheidt de uitwendige schroefkam om de draad op een schroef te draaien, en de inwendige schroefkam om de draad in een moer te draaien. De eerste gelijkt op een beitel waarvan het uiteinde getand zou zijn, de tweede heeft tanden op een zijde. De schroefkam wordt op het draaiende stuk geplaatst en regelmatig voortgeduwd zodat de schroef gesneden wordt. De uit- en inwendige schroefkam vormen natuurlijk telkens een paar: de ene past op de andere zodat er geen licht tussen beide te zien is. [MOT]
Schuimschraper (m.)
Bij de geuzefabricage nestelen tijdens de afkoeling van het gekookt wort wilde gisten erin door contact met de buitenlucht. Nadien wordt het wort in houten vaten overgeheveld waar het een tot drie jaar verder doorgist (1). Met de schuimschraper, een volledig ijzeren schraper met lange steel (ca. 110 cm), wordt het overlopende schuim van de duigen geschraapt. De schuimschraper is niet te verwarren met het rakelijzer. Zie ook steelschraper. [MOT] (1) Het resultaat van de gisting is de lambiek.
Koevoet (m.)
Metalen ronde of platte staaf van ca. 25-105 cm, met een licht gebogen gespleten uiteinde, de klauw, om nagels uit te trekken. De inwendige randen van de spleet zijn meestal afgeschuind om de nagel gemakkelijker te vatten. Het onderuiteinde van sommige grote modellen is C-vormig gebogen om langere nagels te kunnen uittrekken. Het ander uiteinde van de koevoet is vaak plat gesmeed om bijvoorbeeld kisten open te breken. De Japanse koevoet (Japans: kajiya) verschilt in vorm van het westers model. Hij heeft twee haakse klauwen. Aan de gebogen kant is er een plat slagvlak waarop men met de hamer kan slaan. Om nagels uit te trekken gebruiken de stoffeerder en de schoenmaker een kleine koevoet, namelijk de spijkerlichter met houten hecht. De bontwerker gebruikt de afspijkerkam. De koevoet is te onderscheiden van de handspaak en van het breekijzer. Zie ook kistenbijltje. [MOT]