Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,681 - 4,690 15,508 resultaten gevonden
Kloofwig (v.)
De kloofwig is een driehoekig stuk hout of metaal (ca. 15-25 cm lang, 1-2 kg) (1) om hout te kloven. De gebruikte houtsoorten zijn o.m. haagbeuk (Carpinus betulus), iep (Ulmus) en sleedoorn (Prunus spinosa). Veel metalen kloofwiggen hebben in beide schuine zijden een groef (2). Dat belet in een zekere mate het uitspringen van het werktuig. Sommige eindigen in een dille waarin een kort hecht steekt. De scherpe hoek van de metalen wig wordt op het te kloven stuk geplaatst in de richting van de vezels en met een moker of een sleg geslagen. Zo nodig wordt een tweede of een derde (houten) wig verder in de spleet of naast de eerste gedreven. Indien enkel houten wiggen gebruikt worden, wordt eerst een spleet gemaakt met behulp van een kloofbijl. De kloofwig dient vooral om lange liggende stukken te kloven, in tegenstelling tot het kloofmes en de stokwig. Zie ook velwig. [MOT] (1) GLÄSER 1931: 366 geeft een tabel van de lengten van de kloof- en velwiggen. (2) Hakkels genoemd.
Klopper (mandenmaker) (m.)
Handwerktuig van de mandenmaker om de reeds gevlochten tenen aan te drijven. Het kan een rechthoekig plankje (ca. 1/20/2-5 cm) van hard hout met een korte steel zijn. Meestal is het echter een gesmeed rechthoekig (ca. 12-15/5-6 cm) stuk ijzer van 400-1000 gr, met driehoekige doorsnede. Het smaller uiteinde eindigt vaak in een ring en dient als steel. De ring kan dienen om tenen te buigen (vgl. buigijzer). [MOT]
Klopboor (mechanisch) (v.)
Werktuig dat door de metselaar en de elektricien gebruikt wordt om gaten met een diameter van 3 tot 10 mm te maken in (bak)steen. In tegenstelling tot de klopboor (beitel) - waarop men met een hamer moet kloppen - heeft deze mechanische klopboor een tandwielmechanisme dat met een zwengel wordt aangedreven, waardoor het boorijzer gaat draaien en slaan. Het boorijzer heeft dezelfde uiterlijke kenmerken als het blad van de klopboor (beitel); het is een volle staaf met een driehoekige boorkop, in elk van de drie zijden van het boorijzer is er een concave geul uitgespaard om het stof af te voeren. Het tandwielmechanisme zit opgeborgen in een metalen huis en het handvat is in de vorm van een gesloten pistoolkolf. Zie ook klopboor (pijp). [MOT]
Kloofmes (o.)
Het kloofmes is een helemaal van metaal vervaardigd handwerktuig om korte staande blokken te kloven. Het is een rechthoekig ijzer (20-50/5-10/0,5-1,5 cm) waarvan een lange zijde scherp is en de andere verlengd is door een in hetzelfde vlak liggende staaf (ca. 10-15 cm) die als hecht dient. De vakman, bv. de klompenmaker of de kuiper, plaatst het werktuig op de doorsnede van het te kloven stuk en slaat erop met een kloofklopper. De kloofwig dient vooral om lange liggende stukken te kloven, in tegenstelling tot het kloofmes en de stokwig. [MOT]
Kloversmes (o.)
Met het kloversmes (1) splijt de diamantbewerker het diamantkristal. Het kloversmes is uit staal vervaardigd en kan van verschillende grootte en gewicht zijn. Het is rechthoekig van vorm, ca. 3 bij 10 cm, en weegt ca. 70 gr. Het kloversmes moet niet scherp zijn daar het moet splijten en niet snijden. Vóór het kloven wordt met een scherpe diamant of laser een kerf in de steen gemaakt. De kerf moet V-vormig zijn. Vervolgens wordt het kloversmes tegen één der schuine zijden van de kerf geplaatst. Met de klovershamer, een ijzeren staaf van 20 à 30 cm of een houten hamer, geeft men een korte slag op het kloversmes om de steen in twee stukken te verdelen. Het doel is aan de ruwe diamant een goede vorm te geven, zodat hij vervolgens gezaagd en/of geslepen kan worden. [MOT] (1) VLEESCHDRAGER: 127-132.
Koetsenmakersgrondschaaf (m.)
De koetsenmaker gebruikt een speciale grondschaaf voor het schaven van rechte, holle of bolle randen aan bv. deuren en het maken van zijdelings gebogen houten lijsten. De koetsenmakersgrondschaaf bestaat uit een rechthoekig houten blok (20-25 / 5 / 3-4 cm) waarvan de uiteinden meestal zijn afgerond. De bijna verticale beitel (ca. 4 cm) en wig staan in de lengte gericht ten opzicht van het blok. De zool is vlak (voor het maken van een rechte of bolle rand) of bol (voor het maken van een holle rand) en is rond het gat verstevigd met een ijzeren, soms ook uit been of messing, plaatje. Dat als bescherming tegen slijtage en tegen het splijten van het blok indien men te hard op de wig drukt (1). Bovenaan is het gat voorzien van een steun of metalen plaatje. Het model voor het maken van gebogen houten lijsten is kleiner (ca. 15-20 cm bij 3,5 cm) en heeft twee symmetrische schaafbeitels die elk in een gat steken, gescheiden door een ijzeren tussenschot. Het plaatje dat op de zool is geschroefd,...
Kloversstok, snijdersstok (m.)
Zowel de diamantklover als de diamantsnijder hanteren houten stokken om de diamant aan te bewerken. Het model van de diamantklover, ook kloofstok genoemd, is van palmhout en meet 20 à 25 cm. Aan de kop wordt cement bevestigd, waaraan de diamant kan kleven. De klover zet het rechtop vast in een passend stuk lood voor zijn dwars geplaatste kloversbak (zie onderaan, korte zijde aan de twee pinnen) en plaatst er het kloversmes op. Met een korte slag van de klovershamer splijt men de diamant. Deze nieuwe werktuigfiche is nog in opbouw.
Knopenverdeler (m.)
De knopenverdeler (1) is een metalen, meestal aluminium, verstelbare mal (2) die diverse functies kan uitoefenen bij het maken of aanpassen van kleding. Men kan het meettuig daarbij als een harmonica uitrekken of inklappen. De meest gebruikte toepassing is het uitleggen van de knoopsgaten, zodat deze precies op dezelfde onderlinge afstand op een lijn worden gemaakt. Men kan er ook drukknopen, plooien, versiersels, enz. mee afmeten. In de puntvormige uitsteeksels is daartoe vaak een gleuf voorzien om door te steken.  De algemene vorm gelijkt enigszins op een model van de deegsnijrol, waarop echter snijwieltjes zijn gemonteerd. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend.(2) Men kan het werktuig ook als een passer beschouwen. Zie het Franse compas d'habillement in ROYER & VERSTRAETE: 411.
Knobbeltang (v.)
De knobbeltang is een vrij zware (ca. 600-1000 gr) metalen tang waarmee men het leder van een schoen (ook daim, nubuck) kan oprekken bij knellende schoenen. Ze wordt voornamelijk gebruikt bij medische klachten. Likdoorn of eksteroog komt onder meer voor op de bovenkant van de tenen en kan zeer pijnlijk zijn bij knellende druk van bovenaf. Bij Hallux Valgus (L) trekt de grote teen scheef en vormt zich een pijnlijke knobbel van uitstekend bot en geïrriteerd weefsel.  De schoenmaker plaatst de open ringvorm aan de buitenkant van de schoen en de bolvorm aan de binnenkant ter hoogte van de knellende plek, zodat het leder plaatselijk en zonder schade wordt opgerekt. Bij een ander model wordt de bek volledig in de schoen geplaatst en wordt de hefboom op de binnenzool geplaatst om de bovenzijde op te rekken. [MOT]
Knoopsgatenschaar (v.)
Klein schaartje (ca. 10 cm lang) waarvan de driehoekige snijbladen niet over de ganse lengte lopen maar van het uiteinde tot ongeveer halverwege de bek zodat er vanaf hier een opening ontstaat. Op deze wijze is het mogelijk de knoopsgaten in te knippen zonder de omringende stof te beschadigen. Met een schroefje, dat zich tussen de benen van de schaar bevindt, kan bepaald worden hoe ver de snijbladen snijden. Zo is het dus mogelijk de grootte van de knoopsgaten te bepalen. Zie ook knoopsgatentang.[MOT]