Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,901 - 4,910 15,508 resultaten gevonden
Schrooi (m.)
De schrooi is een zware (ca. 1 kg), brede (ca. 5 cm), ijzeren beitel met stompe vouw en korte pen (ca. 8-10 cm) die in het gat van het aambeeld gestoken wordt, om daarop stukken van dunne ijzeren staven af te hakken. De vorm van de beitel is in doorsnede meestal driehoekig, soms ook kegelvormig. De gloeiende staaf wordt dwars op de schrooi geplaatst en de smid slaat erop met de smeedhamer. Het werkstuk wordt steeds rondgedraaid om vervorming tegen te gaan. De laatste slag mag de snede niet beschadigen. Zie ook stokbeitel. [MOT]
Schovenmes (o.)
Vòòr het dorsen snijdt de landbouwer met het schovenmes het touw of stro los dat de schoven samenbindt. Het is een mes waarvan het lemmet doorgaans bestaat uit een stuk van een zeisblad. Het is dan ook vaak licht gebogen met een brede rug, en eindigt in een punt. De lengte van het lemmet varieert van 12 tot 20 cm en steekt door middel van een angel in een recht hecht (ca. 10-20 cm). Laatstgenoemde is al dan niet beslagen met een ring. Zie ook het strodekkersmes en de strobaalsnijder. [MOT]
Schrijnwerkershamer (houten) (m.)
Houten, rechthoekige hamer met korte steel, gewoonlijk van beuken- of azijnhout gemaakt. Soms kan het hoofd lichtjes gebogen zijn. De schrijnwerker gebruikt deze hamer voor klopwerk of voor hakwerk met beitels, om pen-en-gat verbindingen te doen sluiten, enz. Zie ook schrijnwerkershamer. [MOT]
Schroevendraaier (m.)
Een schroevendraaier is een handwerktuig om schroeven aan en los te draaien. Het is in beginsel een plat metalen staaf(je) van 3-20 cm met dubbele stompe vouw of een kruis aan een uiteinde, waarvan de breedte en de dikte overeenkomen met deze van een schroefkop. Dat staafje steekt meestal in een recht houten of plastic hecht van 5-50 cm, soms in een kruk, uitzonderlijk krijgt het het uitzicht van een borstavegaar (1). Het kan ook in een booromslag (zie glossarium) bevestigd worden. Er bestaan allerlei vormen van staafjes en van hechten naargelang van het werk en de eisen van de vakman. Ook bestaan er gespecialiseerde schroevendraaiers voor allerlei machines waaronder naaimachines (bv. MOT V 2007.0491) of als toebehoren bij huisraad, elektronica, een toestel, meubel, speeltuig (bv. MOT 2001.0400), enz. Een schroevendraaier behoorde tot het vaste boordgereedschap van een auto. De schroevendraaier met ratel (bv. MOT V 2010.0221) maakt het mogelijk de schroef ergonomisch door te draaien zonder...
Schrobzaag (v.)
De schrobzaag dient tot het zagen van kromme lijnen en vooral tot het uitzagen van een gat in het midden van een plank. Ze gelijkt op de handzaag maar is korter (ca. 20-30 cm) en heeft een veel smaller blad (ca. 1,5-2 cm) dat spits toeloopt en in een open pistoolkolf of een recht hecht bevestigd is. Er bestaan nu kleine schrobzagen met recht metalen hecht waarin het blad glijdt, zodat de vakman dat laatste juist zoveel kan laten uitsteken als nodig is. De schrijnwerker boort een gaatje in de plank en steekt er het uiteinde van de zaag in. Ondanks het gebrek aan stijfheid werkt deze zaag doorgaans bij het duwen.Om dezelfde bewerkingen met één handwerktuig uit te voeren, hanteert men de boorzaag. [MOT]
Sigarenschaartje (v.)
Het sigarenschaartje is een handwerktuig waarmee men het topje van een sigaar afknipt, voordat men ze opsteekt. Het kan een kleine schaar zijn (ca. 6-10 cm) met twee halvemaanvormige bladen of waarvan één blad een ronde uitsnijding heeft en het andere een holronde snede. Een ander model heeft een blad met een ronde uitsnijding - waar het topje van de sigaar in past - en een recht snijblad dat door middel van het hefboomprincipe langs de uitsnijding bewogen kan worden. Ook is er de mogelijkheid om een V-vormige uitsnijding aan het monduiteinde van de sigaar aan te brengen. Soms is dat laatste sigarenschaartje gecombineerd met een sigarenkistopener of is het een onderdeel van een zakmes. [MOT]
Schoteltang (v.)
De schoteltang gebruikt men om pannen zonder handgrepen van de warmtebron te tillen. De tangen kunnen sterk verschillen van model tot model. De bekken van het Franse model bestaan elk uit een vork. De bovenste tweetand is sterk gebogen, omdat hij over de rand van de pan grijpt. De onderste tweetand is licht gebogen of recht en spant zich op tegen de buitenzijde van de pan. Wanneer men de tang dichtknijpt, grijpt de tang de rand en spant zich op de pan vast. Men kan dan makkelijk de pan opheffen. Sommige tangen openen zich automatisch door een veer. Een ander model grijpt de binnen- en buitenzijde van de pan. De bekken zitten haaks op de as en zijn vrij breed om voldoende grip op de pan te hebben. De onderste arm past volledig in de bovenste. Te onderscheiden van sommige modellen van de schotelklem. [MOT]
Schubbenschraper (m.)
Om vlug en makkelijk vissen te schubben, gebruikt men meestal een schubbenschraper, waarmee men van staart naar kop, dus tegen de schubben in, over de vis wrijft. Het metalen, steeds getande, blad van de schubbenschraper kan de vorm van een ring of driehoek, een haarborstel (1) of een trogschraper (2) hebben. Het (houten) handvat vormt een stompe hoek (ca. 5°) met het werkend deel of is er met een knik aan bevestigd. Vaak is de schubbenschraper een onderdeel van het vissersknipmes of de visserstang. Ook de scherpe, getande rand van een schelp kan dienen als een schubbenschraper. Zie ook zakmes. [MOT] (1) Bv. CAMPBELL FRANKLIN: 100 en CAMPBELL: 84. (2) Bv. ''Larousse ménager'': 965.
Schrijnwerkersguts (v.)
De schrijnwerkersguts is een hakguts met één vouw aan de binnenzijde, een angel of een dille en een borst, bestemd voor relatief zwaar werk (zie ook hakbeitel), o.a. voor het maken van afgeronde groeven. In tegenstelling tot de steekguts van de houtsnijder (zie houtsnijdersguts) wordt de schrijnwerkersguts geslagen met een hamer. Zij is aan het uiteinde van het hecht meestal voorzien van een beslagring om splijten te voorkomen. Zie ook klompenmakersguts en timmermansguts. [MOT]
Schroefkam (m.)
Handwerktuig om een draad te draaien. Men onderscheidt de uitwendige schroefkam om de draad op een schroef te draaien, en de inwendige schroefkam om de draad in een moer te draaien. De eerste gelijkt op een beitel waarvan het uiteinde getand zou zijn, de tweede heeft tanden op een zijde. De schroefkam wordt op het draaiende stuk geplaatst en regelmatig voortgeduwd zodat de schroef gesneden wordt. De uit- en inwendige schroefkam vormen natuurlijk telkens een paar: de ene past op de andere zodat er geen licht tussen beide te zien is. [MOT]