Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,261 - 4,270 15,510 resultaten gevonden
Bolstrijkijzer (standaard)/eistrijkijzer (standaard)/paddenstoelstrijkijzer (o.)
Om bolle oppervlakken zoals bv. het binnenste van een muts, pofmouwen of kant, te strijken, gebruikt men een bolvormig ijzer waarmee men het kledingstuk van binnenuit kan strijken. Het is een massieve gietijzeren bol, ei of paddenstoel op een lange steel (ca. 30 cm) dat op de kachel verwarmd wordt. Het wordt in een standaard geplaatst zodat het kledingstuk erover gehangen kan worden. De stof die glad gemaakt moet worden, wordt dan met beide handen over het verwarmde oppervlak strak gestreken en/of strak gespannen gehouden zodat de kreukels eruit gaan. De standaard kan uit een losse houten voet bestaan of, aan een tafel bevestigd worden d.m.v. een klemschroef. Zie ook bolstrijkijzer (hand) en eistrijkijzer (hand). [MOT]
Bordijzer (o.)
Het bordijzer is een stompe geheel metalen beitel met dubbele vouw, waarvan de rechte snede tussen 12 en 35 mm breed is. Het bordijzer wordt door de steenhouwer hoofdzakelijk gebruikt om een randslag of ruigeslag (1) aan te brengen. Dit bestaat uit het slaan van een vlakke rand van enkele centimeters breedte rondom het te bewerken oppervlak, die de referentie vormt. Hiervoor wordt het bordijzer met de houten steenhouwershamer geslagen. Daarnaast wordt het bordijzer gebruikt om af te schrijven en om zo'n 10 cm dikke natuursteen te kloven. De steenhouwer hakt met het bordijzer een rits, d.i. een keepvormige gleuf van ongeveer 2cm breed en diep, in de steen. Door met een moker op het in de rits geplaatst bordijzer te slaan, en deze bewerking enige centimeters verder te herhalen, splijt de steen (2). Te onderscheiden van de ceseel die een bredere (ca. 3,5-12 cm en meer) snede heeft en de miniatuurbeitel met afgeronde snede. Zie ook marmertang. [MOT] (1) Randslag (Fr: bordure) volgens JANSE:...
Boomrits (v.)
De boomrits dient om te vellen bomen te merken door er een strook schors af te snijden, ook om - bij het lossen van een schip - het aantal balken van een vlot aan te duiden (1). De boomrits heeft een metalen blad met een U-vormig uiteinde en een houten of hoornen hecht van 10-15 cm. Een zijde van de U is scherp (vgl. klompenmakersrits, balkenrits, tapmes). Sommige boomritsen hebben een vouwbaar blad en een soort stootplaat om de hand te beschermen. Zie ook hoefmes voor paarden. [MOT] (1) JANSEN: 117.
Borstavegaar (m.)
Het boorijzer van de borstavegaar (1) steekt in het uiteinde van een ronde houten stang waarvan het ander uiteinde halfrond is of in een kleine ronde pen eindigt. De kruk steekt door die stang, op ongeveer een derde van haar lengte, aan het rond uiteinde (2). Dat laatste draait in een borstplaat of, wanneer er een pen is, in een knop. De timmerman plaatst de borstplaat of de knop tegen zijn borst of zijn schouder en doet het werktuig draaien zoals een gewone avegaar. De druk is gedeeltelijk uitgeoefend door het lichaam van de vakman. Gezien het werktuig een steunpunt heeft kan de juiste richting gemakkelijk gehouden worden (vgl. sponzaag). Zie ook borstboor. [MOT] (1) Het werktuig is in onze streken verdwenen. Daar borstboor reeds een ander werktuig aanduidt, verkiezen we deze benaming. (2) Zie een monoxiel exemplaar in TEGNER: fig. 3.
Boordmes (o.)
Het boordmes (1) is een kort (lemmet ca. 6 cm), meestal puntig mesje met houten hecht, waarmee de klompenmaker de scherpe rand van de bek, d.i. de opening van de klomp, afsnijdt. Allerlei versleten messen, o.m. scheermessen, worden hiervoor gebruikt. Ze worden op de slijpsteen geslepen om de gewenste vorm en lengte te bekomen. De vakman vat het hecht in zijn hand met het lemmet naar onder en de snede naar zich toe. Hij trekt dus het werktuig. [MOT] (1) NOORLANDER 1962: 43.
Bontmes (o.)
Speciaal voor het bontwerk ontworpen mes (ca. 10-15 cm lang), volledig van metaal en zonder hecht, vaak met twee koperen verdikkingen, één op de hoge rug en één op het opwippende uiteinde. De wijsvinger rust dan op de verdikking op de rug; de palm van de hand komt op de verdikking op het uiteinde van het mes te liggen. Er bestaat ook een model met een verwisselbaar mesje en een model in zakmesformaat (bontmes + kleine bontkam). Bij het snijden heft men de pels met de linkerhand zover op, dat de snede vrij van de tafel komt; zo worden de haren niet mee gesneden. [MOT]
Boomnaald (v.)
De naald maakt het mogelijk een koordje onder een op de grond liggende stam te duwen om er de omtrek van te meten. Het is een dun gebogen stokje van ca. 80 cm waaraan, op het einde, een touwtje gebonden is. Het kan ook een metalen staafje zijn. In dat geval steekt het touwtje door een oog. [MOT]
Bootshaak (m.)
De bootshaak is een enkele of dubbele haak om een boot naar een andere boot, een boei of de oever te trekken of van de oever te duwen, om stammen, balken, een ijsschots of een ander drijvend voorwerp af te duwen, ook om een verdronkene naar de boot of de oever te trekken. Touwen worden er ook mee doorgegeven of opgepikt. Doorgaans bestaat het werkend deel uit een halfronde puntige haak om mee te trekken en een rechte punt om mee te duwen. Beiden zijn aan elkaar op een dille gesmeed (1). Daarnaast bestaan er modellen met een punt die niet in het verlengde van de steel ligt, maar schuin (zo'n 45°), met twee haakse punten enz. De lichtere modellen, die op plezierboten dienen om een boei te vangen e.d., zijn nu van brons of plastic en de punten zijn geknopt om beschadiging en verwonding te voorkomen. De houten steel is zo'n 2 à 4-5 m lang. Op ondiepe vaartuigen wordt de diepgang wel eens op de steel aangeduid om te peilen. Voor de pleziervaart is de steel kort (1,5-2 m); hij kan ook van aluminium...
Boorschaaf (v.)
De boorschaaf dient tot het uitschaven van een inspringende hoek of van een brede groef. Haar beitel is iets breder dan het blok. Het schaafsel komt niet door het gat uit het blok maar door een zijdelingse opening. Over het algemeen ligt de snede van de beitel loodrecht op de as van het werktuig. Om gemakkelijker dwars op de vezels te kunnen schaven, bestaan er boorschaven met schuin staande snede. De korte boorschaven hebben een staart om ze gemakkelijker te kunnen vatten. Om een groef uit te schaven, nagelt de vakman een lat op het te bewerken stuk, waarlangs het werktuig glijdt. Hij kan ook de boorschaaf op een veerploeg bevestigen. In dat geval is de boorschaaf meestal van een verstelbare dieptegeleider voorzien (1). De boogvormige boorschaaf, te vergelijken met de boogschaaf, heeft een bolronde zool en dient tot het uitschaven van bolronde stukken. Ook de Japanse schrijnwerker gebruikt de boorschaaf (Japans: shakuri kanna) voor het afwerken van schuifdeuren en schuifpanelen. De Japanse...
Borduurafsnijder (roterend) (m.)
Werktuig, met een rubberen rol en geslepen stervormig blad (diam. ca. 15 cm) waarvan de punten over een vast plaatje glijden (1), waarmee men de lange rechte kanten van het gazon afsnijdt. Het werkend deel is tussen een beugel bevestigd. Laatstgenoemde eindigt in een dille waarin een ca. 120 cm lange steel steekt. Vroeger ook een ijzeren, al dan niet fijn getande (2), schijf (diameter ca. 26-28 cm; dikte ca. 2-3 mm) die om een as draait en bevestigd is in een houten steel (vgl. meetwieltje (wagenmaker)). Soms is het blad aan beide zijden voorzien van een tweede schijf (diameter ca. 16-18 cm; dikte ca. 1,5 mm), allen in het middelpunt met elkaar verbonden, die als wiel fungeren opdat het werktuig niet te diep in de grond zou dringen (3). In tegenstelling tot de graskantsteker wordt de rand van het gazon met een borduurafsnijder afgesneden in plaats van afgestoken. Zie ook zodensnijder. [MOT] (1) Zoals bij een schaar waarvan de twee bladen over elkaar glijden en waarmee een doorlopende...