Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,221 - 4,230 15,523 resultaten gevonden
Blekijzer (o.)
Het blekijzer is een handwerktuig om de eiken (Quercus) van schors en bast te ontdoen (1) om er run van te maken. Niet zelden wordt een uiteinde van een tamelijk dik been van ca. 20 cm afgeschuind (2); het is dikwijls een paardenscheenbeen (3). Het kan ook om een stuk hout van 25-30 cm gaan; een uiteinde wordt afgeschuind en de vouw wordt met een ijzeren plaat beslagen. Het ander uiteinde is recht of knopvormig, soms T-vormig (4). Het blekijzer kan tenslotte bestaan uit een half- of cirkelvormig betrekkelijk dik metalen blad, ca. 3-4cm breed, op een ca. 10 cm lange dille gesmeed (5); in de dille steekt een houten steel van ca. 20-30 cm. In alle gevallen steekt er aan het uiteinde tegenover de vouw of het ijzer meestal een zijdelings mesje van 1-4 cm of in de verlenging van de steel een haakvormig mesje (6). Voor dikke bomen wordt een lang blekijzer (60-70 cm) zonder mesje gebruikt (7). Met een hakmes (hout) wordt de schors horizontaal rond de boom doorgehakt; met het mesje worden schors...
Blesbijltje (o.)
Bijltje met hamer - te onderscheiden van de stempelhamer (houthakker) - waarop de stempel van de eigenaar van het bos of van de houthandelaar staat. Vooral de boswachter gebruikt dit handwerktuig om bomen te merken (1). Op de voet of op ca. 1,20 m wordt een stuk bast met het bijltje weggehakt en op de witte plek wordt de stempel geslagen. Gevelde bomen worden op de doorsnede gemerkt, het bijltje is dan nutteloos. Omgekeerd wordt soms enkel een strook bast afgekapt en dan wordt de stempel niet gebruikt; in dat laatste geval kan om het even welk bijltje gebruikt worden.[MOT] (1) De slagstempel wordt hiervoor zelden gebruikt (zie echter CHERBLANC die van een broche à timbrer spreekt).
Bindhout (o.)
Hulpmiddel om grote bundels tijdelijk snel te binden die gebruikt worden als veevoeder, of het hooi bij elkaar te houden bij het laden op de hooiwagen of een slee (1). Het bindhout was een persoonlijk, vaak zelfgemaakt werktuig dus er bestaan talloze varianten, voornamelijk in Franse rurale streken. Een model is een houten blokje (ca. 15 cm) met twee gaten, dat aan één zijde op een punt eindigt. Het einde van een touw wordt door het gat, dat het kortste bij het brede uiteinde ligt, gestoken en geknoopt zodat het er niet door kan glijden. Nadat het touw rond de bundel is gedaan, steekt men het andere uiteinde door het tweede gat, spant men aan en draait men een rondslag rond de punt van het bindhout. Door de wrijving komt het touw niet los. Een ander model heeft slechts één uitsparing (2). Een lang (ca. 70 cm) model bestaat uit een houten stok met een schijfvormig vlak (ca. 20 cm breed) om de hand te beschermen tegen de snijdende strengen en om de strengen van een bundel op gelijke lengte...
Bladhark (m.)
Waaiervormige hark die wordt gebruikt voor het opharken van bladeren op gazons en paden. Het ca. 20-60 cm brede, al dan niet verstelbaar, werkend deel van een bladhark is uit ijzer, bamboe of plastic en heeft 10 à 30 meestal verende, platte, op het einde gebogen tanden (ca. 30 cm). Er bestaan ook bladharken met ronde tanden (1) die tevens het gazon helpen verluchten (zie gazonbeluchter (roller)) en mos eruit trekken. Op het blad is meestal een dwarsverbinding voorzien om te voorkomen dat de tanden in elkaar komen of breken. De houten steel (ca. 100-140 cm) steekt in een dille. Zie ook gazonhark. [MOT] (1) Ook draadhark genoemd (LOGAN: 257). Volgens DAILLY: 36 is een model gemaakt met spaken van een fiets beter.
Bloembollenzeef (v.)
Bloembollen of -knollen, regelmatig van vorm, kunnen worden gesorteerd naar omtrekmaat, uitgedrukt in zeefmaat, door middel van een bloembollenzeef (1). De zeefopeningen zijn ongeveer een halve centimeter groter dan de werkelijke omtrekmaat, vooral als de vorm enigszins onregelmatig is, zoals bij tulpen. De bloembollenzeef bestaat uit een aantal losse houten ziftplaten (ca. 60 cm) waarin zich gaten van verschillende diameter (ca. 2,5 cm; 3,5 cm; 4 cm; 4,5 cm) bevinden. Deze rechthoekige of ronde platen passen in een houten houder waarmee men al schuddend de bollen of knollen in oplopende maat sorteert. [MOT] (1) Bollen en knollen die onregelmatig van vorm zijn (en ook wortelstokken) worden eveneens gesorteerd naar grootte, uitgedrukt in 1e, 2de en 3de grootte maar dat wordt in hoofdzaak met de hand gedaan.
Blaaspijp (huisraad) (v.)
Ijzeren of houten buis (ca. 50-60 cm) waardoorheen men met de mond lucht blaast om het vuur van de haard aan te wakkeren (1). Het benedenuiteinde kan eventueel puntvormig - opdat het niet dadelijk in de as terecht zou komen - gaffel- of spatelvormig zijn en doet dan eveneens dienst als haardvork of -schopje. Het benedenuiteinde kan ook dicht gesmeed zijn met in het midden een klein gaatje. Zo kan men veel effectiever lucht blazen. Aan het andere uiteinde is er een haak of ring waarmee de pijp wordt opgehangen. Zie ook blaaspijp (glasblazer). [MOT] (1) Soms werd voor dat doeleinde een oude geweerloop gebruikt (WEYNS 1974: 73).
Blaaspijp (glasblazer) (v.)
Lange (ca. 1,30-2 m), ijzeren buis (doorsnede opening is ca. 1-2 cm) met één breder uitlopend uiteinde - het glasstuk - en één uiteinde waar soms een houten omhulsel rond zit - het mondstuk. De glasblazer steekt de blaaspijp in de smeltkroes en neemt een hoeveelheid gesmolten brij op. Hij blaast zacht en voortdurend in de pijp; de brij wordt een peervormig blaasje dat steeds verder uitzet en dunnere wanden krijgt. Ondertussen draait de glasblazer de pijp rond. Wanneer het de gewenste vorm heeft, wordt het glas van de pijp afgeknipt. Zie ook blaaspijp (huisraad). [MOT]
Blikopener (m.)
Er bestaan verschillende werktuigen om blikken dozen te openen. De meest gebruikelijke en meest moderne zijn tangvormig en prikken een gat in het deksel wanneer men ze dichtknijpt. Deze blikopeners kunnen een snijwieltje hebben dat rond de rand van het deksel draait wanneer men aan het krukje draait. Men houdt de tang met de linkerhand op het blik geklemd terwijl men met de rechterhand aan het krukje draait. Een andere tang heeft geen snijwieltje en geen krukje om de tang te laten draaien, maar beweegt men zelf rond de rand. De gehele tang gebruikt men telkens als hefboom om de scherpe kaak door het deksel te boren. Andere blikopeners zijn geen tangen maar bestaan uit een scherp, spits toelopend en haakvormig lemmet dat men langs de rand van het deksel naar binnen steekt. Door de rechte steel telkens op en neer te bewegen - en dus als een hefboom te gebruiken - snijdt men het deksel van het blik. Het kan ook bestaan uit een scherp, langwerpig lemmet dat verticaal in een metalen plaatje...
Blokschaaf (v.)
De blokschaaf (1) is een korte schaaf (tot ca. 30 cm) met vlakke zool en soms een hoorn; zeer kleine blokschaven met hoorn zijn soms monoxiel. De neus van sommige modellen is uitgesneden opdat de hand van de vakman op het bewerkt stuk niet zou wrijven. Men onderscheidt de ruwe blokschaaf van de zoete blokschaaf. De eerste dient om de kleine stukken glad te schaven, die met de voorloper niet bewerkt kunnen worden. Omdat ze voor ruw werk bestemd is, had ze vroeger geen keerbeitel (2). De zoete blokschaaf daarentegen heeft er wel een. Ze dient om dezelfde stukken zuiver te schaven. Sommige zoetschaven hebben boogvormige zijkanten om langs gebogen randen te kunnen schaven (Fr. navette). Om het werktuig doelmatiger te maken, wordt vaak een keerbeitel op de ruwe blokschaaf bevestigd (3). Het onderscheid ruwe/zoete blokschaaf is dan overbodig (4). De Japanse blokschaaf (Japans: jo shiko hira kanna), zonder keerbeitel, heeft een wat ruw uitzicht. Nochtans wordt zij in plaats van schuurpapier,...
Bodemrandschaaf (v.)
De rand van de bodem van een kuip wordt doorgaans met een recht trekmes afgeschuind. Sommige kuipers gebruiken daarvoor een specifieke bodemrandschaaf, die ze meestal zelf vervaardigden. Haar kort of zijdelings gebogen blokje, waarin een beitel met meestal schuine snede steekt, is op een houten of ijzeren stangetje van ca. 40-70 cm bevestigd. In dat stangetje zijn gaatjes geboord waardoor een nagel gestoken wordt die in het midden van de bodem geplaatst wordt. De schaaf draait zo rond een middenpunt. Een zelfgemaakt model bestaat uit een platte ijzeren lat met gaatjes die aan een blokschaaf met schuine zijde wordt bevestigd. Daar op een deel van de omtrek dwars op de vezels geschaafd moet worden, gebruiken de kuipers liever het trekmes. [MOT]