Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,231 - 4,240 15,510 resultaten gevonden
Blindklinktang (v.)
Dun materiaal als canvas, leer, kunststof enz. kan men vastklinken met een blindklinktang. Het grootste voordeel is dat u er 'blind' mee kunt klinken, dus ook waar u het materiaal slechts aan één zijde kunt bereiken. Men boort eerst gaatjes van de juiste diameter voor de nagels. Vervolgens opent men de tang en stopt er de nagel in. Men drukt de nagel in het gat, duwt de tang met kracht op het werkstuk en knijpt de tang dicht tot de nagel 'springt'. Bij zachte materialen gebruikt men best ringetjes om de stof niet te scheuren. [MOT]
Blaaspijp (glasblazer) (v.)
Lange (ca. 1,30-2 m), ijzeren buis (doorsnede opening is ca. 1-2 cm) met één breder uitlopend uiteinde - het glasstuk - en één uiteinde waar soms een houten omhulsel rond zit - het mondstuk. De glasblazer steekt de blaaspijp in de smeltkroes en neemt een hoeveelheid gesmolten brij op. Hij blaast zacht en voortdurend in de pijp; de brij wordt een peervormig blaasje dat steeds verder uitzet en dunnere wanden krijgt. Ondertussen draait de glasblazer de pijp rond. Wanneer het de gewenste vorm heeft, wordt het glas van de pijp afgeknipt. Zie ook blaaspijp (huisraad). [MOT]
Blikopener (m.)
Er bestaan verschillende werktuigen om blikken dozen te openen. De meest gebruikelijke en meest moderne zijn tangvormig en prikken een gat in het deksel wanneer men ze dichtknijpt. Deze blikopeners kunnen een snijwieltje hebben dat rond de rand van het deksel draait wanneer men aan het krukje draait. Men houdt de tang met de linkerhand op het blik geklemd terwijl men met de rechterhand aan het krukje draait. Een andere tang heeft geen snijwieltje en geen krukje om de tang te laten draaien, maar beweegt men zelf rond de rand. De gehele tang gebruikt men telkens als hefboom om de scherpe kaak door het deksel te boren. Andere blikopeners zijn geen tangen maar bestaan uit een scherp, spits toelopend en haakvormig lemmet dat men langs de rand van het deksel naar binnen steekt. Door de rechte steel telkens op en neer te bewegen - en dus als een hefboom te gebruiken - snijdt men het deksel van het blik. Het kan ook bestaan uit een scherp, langwerpig lemmet dat verticaal in een metalen plaatje...
Blokschaaf (v.)
De blokschaaf (1) is een korte schaaf (tot ca. 30 cm) met vlakke zool en soms een hoorn; zeer kleine blokschaven met hoorn zijn soms monoxiel. De neus van sommige modellen is uitgesneden opdat de hand van de vakman op het bewerkt stuk niet zou wrijven. Men onderscheidt de ruwe blokschaaf van de zoete blokschaaf. De eerste dient om de kleine stukken glad te schaven, die met de voorloper niet bewerkt kunnen worden. Omdat ze voor ruw werk bestemd is, had ze vroeger geen keerbeitel (2). De zoete blokschaaf daarentegen heeft er wel een. Ze dient om dezelfde stukken zuiver te schaven. Sommige zoetschaven hebben boogvormige zijkanten om langs gebogen randen te kunnen schaven (Fr. navette). Om het werktuig doelmatiger te maken, wordt vaak een keerbeitel op de ruwe blokschaaf bevestigd (3). Het onderscheid ruwe/zoete blokschaaf is dan overbodig (4). De Japanse blokschaaf (Japans: jo shiko hira kanna), zonder keerbeitel, heeft een wat ruw uitzicht. Nochtans wordt zij in plaats van schuurpapier,...
Bodemrandschaaf (v.)
De rand van de bodem van een kuip wordt doorgaans met een recht trekmes afgeschuind. Sommige kuipers gebruiken daarvoor een specifieke bodemrandschaaf, die ze meestal zelf vervaardigden. Haar kort of zijdelings gebogen blokje, waarin een beitel met meestal schuine snede steekt, is op een houten of ijzeren stangetje van ca. 40-70 cm bevestigd. In dat stangetje zijn gaatjes geboord waardoor een nagel gestoken wordt die in het midden van de bodem geplaatst wordt. De schaaf draait zo rond een middenpunt. Een zelfgemaakt model bestaat uit een platte ijzeren lat met gaatjes die aan een blokschaaf met schuine zijde wordt bevestigd. Daar op een deel van de omtrek dwars op de vezels geschaafd moet worden, gebruiken de kuipers liever het trekmes. [MOT]
Boardsnijder (m.)
De boardsnijder is een handwerktuig om zachtboard af te snijden. Gezien de vorm aan een schaaf doet denken, wordt het werktuig vaak boardschaaf genoemd (1). In de meeste modellen is centraal een geleider voorzien, waarin een mesje schuin kan bevestigd worden. Daartoe is een holle ruimte voorzien. Men draait het geheel vast met zijdelingse schroeven. Board was een populair bouwmateriaal in de jaren 1950 en 1960 en bestaat uit platen van geperste vezels, onder meer toegepast als plafondplaten. Met een boardsnijder kan men platen op maat snijden en een schuine kant snijden om een V-vorm tussen twee aaneengesloten platen te bekomen. [MOT] (1) Er bestaan stalen boardschaven om bossingen en vellingen aan board te schaven, zie Tech-term: 9.43.
Bodemtrekker (m.)
Schroef van 3-4 cm met een ring of een kruk aan een uiteinde om de bodem van een ton of een laatste stuk ervan in de kroos te trekken. De kuiper draait de schroef in de bodem, steekt zijn vinger in de ring of neemt de kruk vast en trekt naar boven. De bodemtrekker wordt ook als steunpunt gebruikt bij het rechtzetten van de duigen. Hij wordt dan in een duig gedraaid en ondersteunt de hoepel (1). [MOT] (1) Soms wordt daarvoor een gespleten stokje (kuiperskeephoutje: KRAMERS: s.v. chambrière. Fr. chambrière) gebruikt dat sterk op de houten wasknijpers (Fr. fichoir) gelijkt. Ook een in twee geplooid stuk metalen hoepel kan hiertoe dienen (KILBY: 37).
Blikprikker (keuken) (m.)
De blikprikker is een langwerpig, plat en kort (ca. 10 cm) metalen keukengereedschap met een spits en omgebogen benedenuiteinde waarmee men schenk- en luchtgaatjes kan prikken in blikjes koffiemelk, vruchtensap, olie e.d. Vaak is het gecombineerd met een flesopener voor kroonkurk of een kurkentrekker. Er bestaat ook een blikprikker met deksel. In een rond (plastieken) dekseltje bevinden zich dan twee korte nageltjes. Zo kan na het prikken het blik afgesloten worden. Zie ook verfbusopener. [MOT]
Bloemstrooier (m.)
Bekervormig (ca. 10 cm doorsnede; ca. 6-10 cm hoog) metalen handwerktuig met een handvat en één of meerdere zeefbodems om bloem en bloemsuiker in een licht en luchtig laagje uit te strooien, bv. op pannenkoeken. De bloem wordt gezeefd door middel van spaken die heen en weer over de zeefbodem(s) bewegen wanneer men het handvat dichtknijpt. Men heeft dus steeds één hand vrij. Zie ook bloemzeef. [MOT]
Blokfluitborsteltje (o.)
Lang (ca. 20 cm), smal borsteltje waarvan de korte (ca. 2 cm) wollen draadjes tussen een ijzerdraad zijn gedraaid. Het blokfluitborsteltje dient om na het bespelen van de blokfluit het ontstane condensvocht in de binnenkant van de fluit (boring) droog te maken. De kernspleet kan gewoon worden drooggeblazen. [MOT]