Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,201 - 4,210 15,523 resultaten gevonden
Behangsnijwieltje (o.)
Tijdens het aanbrengen van behang moet langs plinten en plafond, langs deur- en raamkozijnen, rond schakelaars e.d. veel gesneden worden. Dat gaat gemakkelijk met een behangsnijwieltje. Het heeft een stalen snijwieltje (ca. 4 cm doorsnede) met een scherp geslepen snede, dat aan een houten of plastic hecht bevestigd is. Te onderscheiden van het deegradertje, het pizzawieltje, het wassnijwieltje en het sigarensnijwieltje. Zie ook het behangmesje en het behangersmes. [MOT]
Beitel, schuine (m.)
Beitel waarvan de vouw schuin staat op de as van het werktuig en niet loodrecht zoals bij de gewone beitel. Met de schuine beitel kan gemakkelijk in de hoeken gewerkt worden. Vooral de schrijnwerker en de houtsnijder gebruiken deze betrekkelijk zeldzame beitel. Het werktuig is te onderscheiden van de gladbeitel die twee vouwen heeft. [MOT]
Behangersmes (o.)
Mes met een lang (ca. 30 cm), spatelvormig blad met een in doorsnede rechthoekige snede, bevestigd aan een recht hecht. Het wordt gebruikt om ingelijmd behang langs de rand van de plaktafel van de zelfkant te ontdoen. Voor dit doel werd op de lange zijkant van de tafel een dunne metalen strip aangebracht. Zie ook het behangmesje en het behangsnijwieltje. [MOT]
Bezem voor vislijm (m.)
De bezem voor vislijm, bestaande uit een rechte steel (ca. 80-100 cm), gestoken in een bundel van berkentakjes (ca. 35 cm lang), wordt gebruikt bij het bereiden van vislijm. Dit is “een soort van lijm die uit samengerolde zwemblazen, inz. van steur, bestaat en in den handel onder de vorm van geel-witte, doorschijnende, reuk- en smaaklooze blaadjes, in warm water oplosbaar en bij afkoeling eene gelei vormend, voorkomt.” (1) De vislijm wordt als bierbreedsel of klaringmiddel gebruikt bij het klaren van het bier. D.i. het zuiveren van de erin zwevende vaste deeltjes om het helder te maken (2). “De vislijm wordt in kleine stukjes gesneden of op een aambeeld gebroken, en 12 uur in koud water, dat men 1 à 2 maal ververst, geweekt. Als de lijm zacht is geworden wordt hij tussen de handen gekneed tot men een homogeen deeg bekomt. Dat wordt opgelost in water met wijnsteenzuur (0,5 gram per gram lijm) en verhardt tot een gelatineachtige massa die men snel met de bezem voor vislijm klopt om ze op...
Bietenkopschoffel (v.)
Dit landbouwwerktuig, gelijkend op een schoffel, is bedoeld om de nog in de grond staande suikerbiet van loof en kop te ontdoen. De bietenkopschoffel bestaat uit een metalen, driehoekig of rechthoekig blad (ca. 20-25 cm) met beugel, dat met een hoek van ca. 150° op een dille is gelast. In de dille past een rechte steel van ongeveer één meter lengte. Soms is er een tweede beugel (ca. 28 cm breed) (1) voorzien of twee tanden, die belet(ten) dat de bietenkop van de schoffel glijdt. Het afsteken en verder gooien van het loof gebeuren in één beweging. Voor hetzelfde doel wordt ook het bietenhakmes gebruikt, of de bietenkopper waarmee men mechanisch de bietenkoppen afsnijdt. [MOT] (1) Bijv. ELOY: 142.
Bietenrooispade (v.)
Kleine spade waarmee men suikerbieten rooit. Ze bestaat uit een plat, al dan niet versterkt met een rib, of holrond blad (ca. 14-22 cm) waarin een T-, D- of L-steel (ca. 28-40 cm) steekt. Soms is de snede van het blad V-vormig. Het werktuig wordt met één hand achter de biet gestoken en achterovergeduwd terwijl de plant met de andere hand uit de grond getrokken wordt. Zie ook bietenrooivork en bietenrooitang. [MOT]
Bietenrooivork (v.)
Een hulpmiddel bij het rooien van suikerbieten. Het heeft twee korte (ca. 15 cm), zware tanden die in het midden uit elkaar gebogen zijn - de afstand tussen de tanden is ca. 5 cm (vgl. cichoreirooivork) - en die door middel van een dille aan een korte T- of D-steel of aan een lange rechte steel bevestigd zijn. Het kort werktuig wordt met één hand in de grond gestoken en dan achterovergedrukt terwijl men met de andere aan het loof trekt. In zware grond gebruikt men de bietenrooivork met een lange steel. Op het ijzer is dan een horizontale voetsteun aangebracht en het werktuig wordt zoals een bietenrooispade in de grond gestoken; ook hier wordt de vork achterovergedrukt. De bietenschepvork is een totaal ander werktuig. Zie ook bietenrooitang en bietenrooihaak. [MOT]
Bietenhakmes (o.)
Met het bietenhakmes wordt van de suikerbiet het loof en de kop afgesneden (1). Het kan een groot mes zijn met een bol gebogen lemmet en een recht hecht, zoals bijvoorbeeld een broodmes of een stuk van het blad van een zeis waarvan de punt is afgebroken (2). Bij een ander model is het blad trapeziumvormig en de snede recht. Voor hetzelfde doel gebruikt men ook wel de bietenkopschoffel of de mechanische bietenkopper. [MOT] (1) Volgens V.A.W.P.: 1.360 zouden er voor dat doel ook werktuigen bestaan in de vorm van een groentehakmes. (2) Bv. JEWELL: 15.
Bietenschepvork (v.)
Na het rooien (zie bietenrooispade, bietenrooivork, bietenrooitang en bietenrooihaak), schept men de bieten op met een bietenschepvork. De bietenschepvork heeft 5 à 6 gebogen tanden, met een tussenafstand van ca. 5-6 cm over een breedte van 25-35 cm, die op de uiteinden voorzien zijn van knoppen om de bieten tijdens het scheppen minder te beschadigen. Meestal is het blad door middel van een dille bevestigd aan een houten T- of D-steel (ca. 100 cm). Te onderscheiden van de aardappelschepvork die meer tanden (ca. 8-12) heeft. [MOT]
Beroker (m.)
De imker gebruikt een beroker om rook in het vlieggat van bijenkorf of -kast te blazen, tijdens het jagen, om de bijen van de raten te verwijderen wanneer men de stand van het broed wil controleren of om een andere reden wil dat de bijen een bepaalde plaats vrijmaken. Het is een kleine blaasbalg waaraan een ijzeren huls bevestigd is die aan één kant een gat heeft waar de rook uit kan. Men kan er oude lappen, tabak, droog mos of andere dingen die blijven smeulen, in stoken. Wanneer men de rook wil uitblazen, doet men een paar slagen met de blaasbalg. [MOT]