Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,171 - 4,180 15,523 resultaten gevonden
Amputatiezaag (v.)
Fijne zaag uit staal, gechromeerd staal of inox, gebruikt door de chirurg om er een lichaamsdeel mee af te zetten, te amputeren. Bij het ene model bestaan hecht en blad uit één geheel. Dan is het rechte zaagblad ongeveer 12 cm lang en versmalt geleidelijk naar een spits uiteinde. Deze amputatiezaag heeft een dubbele, zaagvormige snede met zeer fijne, scherpe puntjes. Een ander model amputatiezaag heeft een los, vervangbaar zaagblad van ca. 10 à 33 cm lang dat in een metalen boog gespannen is en voorzien is van een recht hecht of een pistoolkolf. Tenslotte bestaat ook een amputatiezaag in de vorm van een handzaag met een blad van ca. 22 à 33 cm lang en 4 à 10 cm breed. Het blad dat puntig of afgerond uitloopt, is aan een zijde over de gehele lengte getand. De amputatiezaag zaagt door het bot heen en wordt samen met het amputatiemes gebruikt. Zie ook draadzaag (arts). [MOT]
Appelboor (v.)
Keukengerei waarmee men appelen en peren van het klokhuis kan ontdoen. Het gootvormig stalen (1) blad eindigt in een onderaan scherpe cilinder (ca. 1 à 2 cm) of in een punt. Men plaatst de boor op de appel of peer in het verlengde van het klokhuis en draait haar naar binnen. Bij het uitrekken van de boor zit het klokhuis in het halfcilindervormige blad. Er bestaat ook een handwerktuig dat een appelboor met een dunschiller combineert. De appelboor is te onderscheiden van de kaasboor. [MOT] (1) Vroegere exemplaren konden ook volledig uit been zijn (WARREN: 103).
Aspergeschiller (m.)
De aspergeschiller is een mes met een langwerpig (ca. 10-13 cm) blad waarop met koperen schroefjes een verstelbaar beugeltje met scherpe snede bevestigd is, zodat de schildikte geregeld kan worden. Met dit model worden asperges onder het kopje geschild. Een ander model gelijkt sterk op een dunschiller maar heeft een scherp gekarteld blad om door de harde schil te snijden. [MOT]
Bakspaan (v.)
Met een bakspaan keert men vlees en vis in de pan en schept men voedsel uit een pan. Zij heeft meestal een rechthoekig - al dan niet geperforeerd - metalen of plastic blad dat eventueel met een knik aan een recht hecht bevestigd is. De lengte varieert tussen 25-40 cm. Voor het keren van voedsel op de kachel gebruikte men een grotere, ijzeren bakspaan (ca. 60-70 cm lang) die vaak als geschenk werd gegeven. Daarom vindt men op deze exemplaren geregeld initialen of een datum terug. [MOT]
Aszeef (v.)
Zeef (ca. 50-60 cm lang; ca. 30-40 cm breed) met een houten frame die gebruikt werd om loog - d.i. een oplossing van soda of potas, en meer bepaald houtas - te bekomen, dat dienst deed als wasmiddel. De houtas werd in de zeef gelegd en er werd lauw water overheen gegoten. Het loogwater werd opgevangen in een zuivere ketel en vervolgens werd de was ermee gedaan. [MOT]
Appelrasp (v.)
Glazen of keramisch langwerpig (ca. 20 cm bij 10 cm) schaaltje waarvan de bodem nopjes heeft in de vorm van vierzijdige piramides. Daarop kan men een appel raspen om fruitpap te maken. Men kan ook een gewone keukenrasp gebruiken. [MOT]
Baggerlepel (m.)
Nadat de planten en het gras van de slootkant zijn gemaaid, worden de (kleine) sloten met de baggerlepel ontdaan van slib en vuiligheid die de waterstroom belemmeren. Het werktuig dient ook om vijvers en andere waterpartijen uit te baggeren. Het schoonmaken van de sloten gebeurt bij laag water, na een periode van droogte. Men begint hierbij bij het laagste punt en tegen de stroom in. De baggerlepel bestaat uit een lepelvormig werkend deel van staalplaat (lengte ca. 25-45 cm; breedte ca. 15-25 cm; hoogte ca. 8-15 cm) waarin gaten (diam. ca. 0,8-1,2 cm) zijn gemaakt. Door middel van een dille wordt het met een scherpe (ca. 45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 170-250 cm) bevestigd. Hierdoor gebruikt men de baggerlepel respectievelijk al trekkend en al duwend. Grote modellen (met scherpe hoek) worden verstevigd met een ijzerdraad die aan de uiteinden van de lepel en op ca. 15 cm van de steel worden vastgemaakt. Modellen die al duwend worden gebruikt, zijn soms...
Bandstamper (m.)
De stratenmaker hanteert de bandstamper (1) om trottoirbanden te stellen, ze op hun plaats en op de juiste hoogte te brengen, door ze zijdelings aan en onder te stoppen, in aanvulling van de bandhaak voor trottoirbanden en het stootijzer.Bij de aanleg van spoorwegen gebruikt men eenzelfde houten stamper met stalen schoen om ballast rond de rails aan te stampen (2).De bandstamper heeft als voordeel dat men gerichter kan aanstoppen dan met de grondstamper en straatstamper, vooral op moeilijk bereikbare plaatsen zoals rond leidingen en buizen. [MOT](1) GELDOF, J. 1937: Straat en straatmaker. Handleiding bij het aanleggen en onderhouden van bestrate wegverhardingen, Goes: 188: "Het zijdelingsch aan- en zoo nodig onderstoppen bij het stellen van trottoir- en opsluitbanden kan zeer geschikt met z.g. bandstampers geschieden. Het vlakke houten blad is omzoomd met een ijzeren strip."(2) ZIECK & POSTEMA 1936: 185-187.
Bandenlichter (m.)
De bandenlichter (1) is een metalen staaf met een gebogen uiteinde om een buitenband van een velg van een auto of fiets af te nemen of erop te leggen. Voor deze handeling worden doorgaans twee of meer exemplaren simultaan op verschillende plaatsen rond de velg gestoken. Een kleine knik aan het uiteinde van het werkend deel kan dienen om de bandenlichter achter een spaak vast te zetten. De metalen bandenlichter heeft een afgeplat uiteinde, soms met profiel om meer grip aan de handen te bieden. Modellen voor fietswielen zijn kleiner, tegenwoordig soms van plastic, en kunnen gecombineerd zijn met een alligatorbeksleutel tot een fietssleutel (alligatorbeksleutel). [MOT] (1) De term 'bandenlichter' kan volgens W.N.T. (s.v. band) ook duiden op een werktuig waarmee de heier een heipaal ontdoet van een heiband.
Banddraaghaak (m.)
De smid of de wagenmaker gebruikt de banddraaghaak om de gloeiende ijzeren (wiel)band uit het vuur te halen om op de velgen te leggen. Nadien wordt de band met de voorhamer en de bandhaak (wiel) op de velgen van een wiel getrokken. Die haak wordt ook gebruikt door de molenbouwer wanneer hij de molensteen met ijzeren hoepels beslaat. De banddraaghaak bestaat uit een lange ijzeren stang (ca. 80-140 cm) met een U-vormig gebogen uiteinde. Hij kan ook voorzien zijn van twee licht naar binnen gebogen tanden die haaks op de steel staan (1). De wielband wordt bovenaan gevat tussen het uiteinde van het werktuig en zit, zodra men de banddraaghaak optilt, door wrijving hiertussen geklemd. Kleinere wielbanden worden met de smeedtang uit het vuur gehaald. Sommige modellen gelijken sterk op de buighaak. [MOT] (1) Bv. SALAMAN 1975: 516.