Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,171 - 4,180 15,508 resultaten gevonden
Avegaar (m.)
De avegaar is een handwerktuig om gaten te boren, bestaande uit een kruk en een boorijzer. De 20 tot 50 cm lange kruk (zie naafboor, fretboor en pomplepelboor) is van hout, soms van metaal. Ze steekt door het oog van het boorijzer of laatstgenoemde steekt erin. Het boorijzer kan verschillende vormen hebben (zie glossarium). De vakman neemt de kruk aan beide uiteinden vast en draait ze al drukkend. Na een halve wending moet hij de kruk loslaten en ze opnieuw vatten. De grootste moeilijkheid bij het hanteren van de avegaar is het werktuig in goede stand houden tijdens het draaien. Verscheidene hulpmiddelen worden daarvoor soms aangewend: een houten gestel (1), twee latten (2), een schraag (3), enz. Meestal is de kwaliteit van het werk echter enkel toe te schrijven aan de vaardigheid van de vakman. Met de borstavegaar gaat het gemakkelijker. De avegaar wordt door veel houtbewerkers gebruikt; vandaar de talrijke benamingen: de penavegaar (4) om gaten te boren voor de toognagels, de boutboor...
Baggerbeugel (m.)
Werktuig gebruikt voor het "baggeren van sleuven in vaarten waarin een leiding moet worden gelegd, het uitdiepen van sloten en tochten (1) alsook voor het opschonen van grachten (2)". Als de turf veel water bevat, wordt hij ook met de baggerbeugel uit de kuil geschept en op het heideveld verspreid in zogenaamde banken (zie ook slagijzer (turfsteker)). De baggerbeugel bestaat uit een ietwat ovale ijzeren plat gesmede beugel (diam. ca. 25-32 cm) waaraan een net (maaswijdte ca. 1-2 cm afhankelijk van de dikte van de bagger) van geknoopte koord (vlas, hennep) (3) gebonden is en waarop een lange steel (lengte ca. 3-8 m; diam. ca. 3 cm) die naar onder toe breder (ca. 4,5 cm) uitloopt, bevestigd is door middel van een ring, een veer en een schroef. De beugel is aan de onderkant mesvormig afgewerkt en eventueel voorzien van een snijdend lipje (ca. 20 bij 8 cm). Men werpt de beugel in de sloot en trekt deze naar zich toe waarbij het snijdend gedeelte van de beugel over de bodem glijdt. Eens het...
Aspergemes (o.)
Witte asperges (Asparagus Officinalis Liliaceae, variëteit Ultilis) worden geoogst met een aspergeguts of een aspergemes (ca. 60-70 cm lang). Dat laatste heeft een vlak, naar het uiteinde toe breder uitlopend blad, een blad met een omgebogen - eventueel getande - punt of een halfcirkelvormig blad (ca. 10-12 cm lang), dat met een lange (ca. 40 cm) angel in een houten hecht bevestigd is; de punt is soms geknopt. Asperges worden op hoge bedden geteeld en worden geoogst juist voordat het loof aan de oppervlakte komt, omdat bij het blootstaan van de kop aan het licht deze snel blauw of groen wordt. Met een aspergeguts of -mes is het mogelijk de stengel dicht bij de wortelstok af te steken, zonder deze of nog niet volgroeide, naburige stengels te beschadigen. Zie ook penwortelsteker. [MOT]
Amputatiezaag (v.)
Fijne zaag uit staal, gechromeerd staal of inox, gebruikt door de chirurg om er een lichaamsdeel mee af te zetten, te amputeren. Bij het ene model bestaan hecht en blad uit één geheel. Dan is het rechte zaagblad ongeveer 12 cm lang en versmalt geleidelijk naar een spits uiteinde. Deze amputatiezaag heeft een dubbele, zaagvormige snede met zeer fijne, scherpe puntjes. Een ander model amputatiezaag heeft een los, vervangbaar zaagblad van ca. 10 à 33 cm lang dat in een metalen boog gespannen is en voorzien is van een recht hecht of een pistoolkolf. Tenslotte bestaat ook een amputatiezaag in de vorm van een handzaag met een blad van ca. 22 à 33 cm lang en 4 à 10 cm breed. Het blad dat puntig of afgerond uitloopt, is aan een zijde over de gehele lengte getand. De amputatiezaag zaagt door het bot heen en wordt samen met het amputatiemes gebruikt. Zie ook draadzaag (arts). [MOT]
Appelboor (v.)
Keukengerei waarmee men appelen en peren van het klokhuis kan ontdoen. Het gootvormig stalen (1) blad eindigt in een onderaan scherpe cilinder (ca. 1 à 2 cm) of in een punt. Men plaatst de boor op de appel of peer in het verlengde van het klokhuis en draait haar naar binnen. Bij het uitrekken van de boor zit het klokhuis in het halfcilindervormige blad. Er bestaat ook een handwerktuig dat een appelboor met een dunschiller combineert. De appelboor is te onderscheiden van de kaasboor. [MOT] (1) Vroegere exemplaren konden ook volledig uit been zijn (WARREN: 103).
Aspergeschiller (m.)
De aspergeschiller is een mes met een langwerpig (ca. 10-13 cm) blad waarop met koperen schroefjes een verstelbaar beugeltje met scherpe snede bevestigd is, zodat de schildikte geregeld kan worden. Met dit model worden asperges onder het kopje geschild. Een ander model gelijkt sterk op een dunschiller maar heeft een scherp gekarteld blad om door de harde schil te snijden. [MOT]
Bakspaan (v.)
Met een bakspaan keert men vlees en vis in de pan en schept men voedsel uit een pan. Zij heeft meestal een rechthoekig - al dan niet geperforeerd - metalen of plastic blad dat eventueel met een knik aan een recht hecht bevestigd is. De lengte varieert tussen 25-40 cm. Voor het keren van voedsel op de kachel gebruikte men een grotere, ijzeren bakspaan (ca. 60-70 cm lang) die vaak als geschenk werd gegeven. Daarom vindt men op deze exemplaren geregeld initialen of een datum terug. [MOT]
Aszeef (v.)
Zeef (ca. 50-60 cm lang; ca. 30-40 cm breed) met een houten frame die gebruikt werd om loog - d.i. een oplossing van soda of potas, en meer bepaald houtas - te bekomen, dat dienst deed als wasmiddel. De houtas werd in de zeef gelegd en er werd lauw water overheen gegoten. Het loogwater werd opgevangen in een zuivere ketel en vervolgens werd de was ermee gedaan. [MOT]
Appelrasp (v.)
Glazen of keramisch langwerpig (ca. 20 cm bij 10 cm) schaaltje waarvan de bodem nopjes heeft in de vorm van vierzijdige piramides. Daarop kan men een appel raspen om fruitpap te maken. Men kan ook een gewone keukenrasp gebruiken. [MOT]
Baggerlepel (m.)
Nadat de planten en het gras van de slootkant zijn gemaaid, worden de (kleine) sloten met de baggerlepel ontdaan van slib en vuiligheid die de waterstroom belemmeren. Het werktuig dient ook om vijvers en andere waterpartijen uit te baggeren. Het schoonmaken van de sloten gebeurt bij laag water, na een periode van droogte. Men begint hierbij bij het laagste punt en tegen de stroom in. De baggerlepel bestaat uit een lepelvormig werkend deel van staalplaat (lengte ca. 25-45 cm; breedte ca. 15-25 cm; hoogte ca. 8-15 cm) waarin gaten (diam. ca. 0,8-1,2 cm) zijn gemaakt. Door middel van een dille wordt het met een scherpe (ca. 45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 170-250 cm) bevestigd. Hierdoor gebruikt men de baggerlepel respectievelijk al trekkend en al duwend. Grote modellen (met scherpe hoek) worden verstevigd met een ijzerdraad die aan de uiteinden van de lepel en op ca. 15 cm van de steel worden vastgemaakt. Modellen die al duwend worden gebruikt, zijn soms...