werktuig
Aks (v.)
Zware bijl (1,2-4 kg.) met lange steel (tot 1,10 m) om bomen te vellen of
te rooien. Er bestaat een zeer grote verscheidenheid in de vorm van het
ijzer en van de steel (1). De aks is hét werktuig van de houthakker. Ze
wordt ook gebruikt voor het opwerken, d.i. het afkappen van de takken van
de gevelde boom, voor het ruw behakken van een stam en soms voor het
kloven. In de griendcultuur wordt de aks, soms ook struikenbijl of rooibijl
genoemd, ook gebruikt om oude stronken te rooien. In tegenstelling tot de
beslagbijl heeft de aks een tamelijk smal ijzer (2) met boogvormige snede
en meestal een oog. Een merkwaardige uitzondering is de aks met lange dille
(beschreven in DAVID 1976). Onder het ijzer is vaak een stangetje
uitgesmeed dat het uiteinde van de steel beschermt. De Europese modellen
hebben een lang blad, in tegenstelling tot de Noord-Amerikaanse. Daar het
hanteren een grote zwaai vereist, is het uiteinde van de steel vaak haak-
of bolvormig. De aks met dubbel blad schijnt onbekend...