Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,151 - 4,160 15,585 resultaten gevonden
Aszeef (v.)
Zeef (ca. 50-60 cm lang; ca. 30-40 cm breed) met een houten frame die gebruikt werd om loog - d.i. een oplossing van soda of potas, en meer bepaald houtas - te bekomen, dat dienst deed als wasmiddel. De houtas werd in de zeef gelegd en er werd lauw water overheen gegoten. Het loogwater werd opgevangen in een zuivere ketel en vervolgens werd de was ermee gedaan. [MOT]
Appelrasp (v.)
Glazen of keramisch langwerpig (ca. 20 cm bij 10 cm) schaaltje waarvan de bodem nopjes heeft in de vorm van vierzijdige piramides. Daarop kan men een appel raspen om fruitpap te maken. Men kan ook een gewone keukenrasp gebruiken. [MOT]
Baggerlepel (m.)
Nadat de planten en het gras van de slootkant zijn gemaaid, worden de (kleine) sloten met de baggerlepel ontdaan van slib en vuiligheid die de waterstroom belemmeren. Het werktuig dient ook om vijvers en andere waterpartijen uit te baggeren. Het schoonmaken van de sloten gebeurt bij laag water, na een periode van droogte. Men begint hierbij bij het laagste punt en tegen de stroom in. De baggerlepel bestaat uit een lepelvormig werkend deel van staalplaat (lengte ca. 25-45 cm; breedte ca. 15-25 cm; hoogte ca. 8-15 cm) waarin gaten (diam. ca. 0,8-1,2 cm) zijn gemaakt. Door middel van een dille wordt het met een scherpe (ca. 45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 170-250 cm) bevestigd. Hierdoor gebruikt men de baggerlepel respectievelijk al trekkend en al duwend. Grote modellen (met scherpe hoek) worden verstevigd met een ijzerdraad die aan de uiteinden van de lepel en op ca. 15 cm van de steel worden vastgemaakt. Modellen die al duwend worden gebruikt, zijn soms...
Bandstamper (m.)
De stratenmaker hanteert de bandstamper (1) om trottoirbanden te stellen, ze op hun plaats en op de juiste hoogte te brengen, door ze zijdelings aan en onder te stoppen, in aanvulling van de bandhaak voor trottoirbanden en het stootijzer.Bij de aanleg van spoorwegen gebruikt men eenzelfde houten stamper met stalen schoen om ballast rond de rails aan te stampen (2).De bandstamper heeft als voordeel dat men gerichter kan aanstoppen dan met de grondstamper en straatstamper, vooral op moeilijk bereikbare plaatsen zoals rond leidingen en buizen. [MOT](1) GELDOF, J. 1937: Straat en straatmaker. Handleiding bij het aanleggen en onderhouden van bestrate wegverhardingen, Goes: 188: "Het zijdelingsch aan- en zoo nodig onderstoppen bij het stellen van trottoir- en opsluitbanden kan zeer geschikt met z.g. bandstampers geschieden. Het vlakke houten blad is omzoomd met een ijzeren strip."(2) ZIECK & POSTEMA 1936: 185-187.
Bandenlichter (m.)
De bandenlichter (1) is een metalen staaf met een gebogen uiteinde om een buitenband van een velg van een auto of fiets af te nemen of erop te leggen. Voor deze handeling worden doorgaans twee of meer exemplaren simultaan op verschillende plaatsen rond de velg gestoken. Een kleine knik aan het uiteinde van het werkend deel kan dienen om de bandenlichter achter een spaak vast te zetten. De metalen bandenlichter heeft een afgeplat uiteinde, soms met profiel om meer grip aan de handen te bieden. Modellen voor fietswielen zijn kleiner, tegenwoordig soms van plastic, en kunnen gecombineerd zijn met een alligatorbeksleutel tot een fietssleutel (alligatorbeksleutel). [MOT] (1) De term 'bandenlichter' kan volgens W.N.T. (s.v. band) ook duiden op een werktuig waarmee de heier een heipaal ontdoet van een heiband.
Banddraaghaak (m.)
De smid of de wagenmaker gebruikt de banddraaghaak om de gloeiende ijzeren (wiel)band uit het vuur te halen om op de velgen te leggen. Nadien wordt de band met de voorhamer en de bandhaak (wiel) op de velgen van een wiel getrokken. Die haak wordt ook gebruikt door de molenbouwer wanneer hij de molensteen met ijzeren hoepels beslaat. De banddraaghaak bestaat uit een lange ijzeren stang (ca. 80-140 cm) met een U-vormig gebogen uiteinde. Hij kan ook voorzien zijn van twee licht naar binnen gebogen tanden die haaks op de steel staan (1). De wielband wordt bovenaan gevat tussen het uiteinde van het werktuig en zit, zodra men de banddraaghaak optilt, door wrijving hiertussen geklemd. Kleinere wielbanden worden met de smeedtang uit het vuur gehaald. Sommige modellen gelijken sterk op de buighaak. [MOT] (1) Bv. SALAMAN 1975: 516.
Balkenrits (v.)
De balkenrits (1) is een handwerktuig om een balk te merken door er een groefje in te snijden. Het bestaat uit een dun metalen blad (ca.3/10-15 cm) aan een uiteinde haaks gebogen, waarvan de hoek snijdt. Het is vaak met een zaagzetijzer gecombineerd; meestal staat dat ijzer aan het tegenoverliggend uiteinde maar soms zijn de inkepingen in het blad zelf gesneden (2); uitzonderlijk staat het zaagzetijzer tussen een dubbele rits (3). De timmerman gebruikt de balkenrits om de plaats en de aard van de bewerking aan te duiden (zagen, pen of gat uit houwen enz.), soms ook om de balken te nummeren. Te onderscheiden van de boomrits, van de klompenmakersrits, van het formeerijzer van de zadelmaker en van het hoefmes voor paarden van de hoefsmid. Zie ook afschrijfpunt. [MOT] (1) WEYNS 1967-68. (2) Bv. LOMBARD & MASVIEL: 117. (3) BISTON-BOUTEREAU-HANUS: 249.
Bandsleutel (m.)
De bandsleutel is een zelfklemmende pijptang waarbij een riem rond het werkstuk wordt gedraaid, bv. rond dunwandige pijpen, plastic moeren en de sluiting van oliefilters. Het gebruik van een band in stevig textiel, rubber, leer of kunststof in plaats van een ketting, zoals bij de kettingpijptang, voorkomt mogelijke schade aan het werkstuk. Een band is gemakkelijk te verwisselen en biedt ook wrijving en grip op afgeronde of onregelmatig gevormde werkstukken. [MOT]
Balsteker (m.)
Keukengerei met een metalen halve bol (ca. 0,5-3 cm) aan één of beide uiteinden van een recht hecht. Met de balsteker kan men balletjes draaien uit aardappelen, meloen, knolgewassen, boter, appelen en kaas en klokhuizen van halve appelen of peren verwijderen. Vaak is het gecombineerd met ander keukengereedschap zoals een botertrekker (1). Het is te onderscheiden van de ijslepel en van de comedonendrukker. Zie ook flesopener voor kroonkurk. [MOT] (1) Bv. BRIDGE & TIBBETTS: 43.
Ballastschop (v.)
Brede, licht holronde, rechte of puntige schop. Ze is van plaatstaal gemaakt. Doorgaans eindigt de korte steel in een D-handvat. De ballastschop dient om zand, grind, steenslag, kolen (zie stookschop) en dergelijke meer te verplaatsen. Zie zandschop (metselaar). [MOT]