Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,141 - 4,150 15,523 resultaten gevonden
Afbiljoenschaaf (v.)
Kleine schaaf om af te biljoenen, d.i. een plank of een balk van zijn scherpe rand te ontdoen om een vellingkant te bekomen. Er zou een afbiljoenschaaf bestaan zonder geleider, die doorgaans "het maaksel eener grondschaaf heeft doch op de plaats van den beitel is eene overhoeksche sponning aangebracht" (1). Doorgaans heeft de afbiljoenschaaf evenwel een geleider. Het blok is dan een parallellepipedum waarvan de onderste zijde, de zool, uitgehold is in een omgekeerde V. Voor de beitel met op de as loodrechte snede glijdt in onze streken, een stuk hout waarvan het uiteinde ook loodrecht op de as ligt en dat als dieptegeleider dient. De beitel is door een wig vastgezet, de geleider door een schroef, soms ook door de wig (2). In de Verenigde Staten bestond een afbiljoenschaaf met breedtegeleider die de diepte van het werk bepaalde (3). De schrijnwerker laat de beitel enigszins uitsteken en duwt zijn schaaf op de hoek van de plank. Daarna laat hij de beitel en de geleider iets meer uitsteken...
Afschrijfpen (Japanse) (v.)
De Japanse afschrijfpen (Japans: sumisashi) (1) wordt gebruikt door de timmerman. Ze is meestal van bamboe, soms van hout. Het ene uiteinde is fijn en puntig (5 cm lang met een diameter van ca. 0,5 cm) en dient voor het fijne werk, namelijk om op houten voorwerpen de lijn af te schrijven of te trekken die de afmetingen, het beloop, e.d. van een werkstuk aanwijzen. Het ander uiteinde is breder en afgewerkt als een plat penseel; namelijk de bamboevezels zijn van elkaar gescheiden en vormen zo een stugge penseelpunt van ongeveer 2 cm breed bij 3 cm lang. Dat uiteinde dient om karakters, cijfers en tekens aan te brengen op het hout. De Japanse schrijnwerker gebruikt de afschrijfpen vaak samen met de Japanse smetlijn (Japans: sumitsubo) om met regelmaat de afschrijfpen in de kleurstof (rood, wit of zwart) te doppen. Vergelijk met de afschrijfpunt. [MOT] (1) ODATE: 14-15.
Aardappelstamper (vee) (m.)
Nadat de aardappelen, rapen, bieten en groenten, die als veevoer gebruikt zullen worden, uit de ketel, waar ze in gekookt worden, overgebracht zijn (zie aardappellepel) naar een kuip worden ze met de aardappelstamper fijngestampt. De aardappelstamper is een houten of ijzeren stamper in allerlei vormen. Het kan een rond stuk hout zijn, van bovenaan dunner dan onderaan. Het kan ook een rond rooster (ca. diam. 13-15 cm) zijn dat via een gaffelvormig tussenstuk (ca.20-25 cm) en angel of dille met de steel (ca. 55-80 cm) is verbonden. Soms is de stamper ook in de vorm van een S gesmeed. Zie ook pureestamper. [MOT]
Afhouwhamer (m.)
De afhouwhamer is een stalen hamer met convexe baan, enkel of dubbel, om grove afslagen te maken van een ruw blok natuursteen. Voor hetzelfde doel kan men ook een jop hanteren, die fijner werk levert en ook voor zachtere steen bruikbaar is (1). Hij wordt onder meer gebruikt bij het aanleggen van straten voor het klieven van kasseien en andere straatstenen. De afhouw-spitshamer is een gecombineerd werktuig met een spits aan het andere uiteinde. Zie ook de zwaaispits. [MOT] (1)Taille de la pierre. Guide pratique: 28.
Afsteekmes voor stopverf (o.)
Het afsteekmes voor stopverf is een handwerktuig van kwekers van tafeldruiven (1) om oude verflagen, voorbewerkt met afbijtmiddel, te verwijderen tegen de ruiten van de serre. In tegenstelling tot het glasafsteekmes en het kleine afsteekmes van schilders is het lange afsteekmes (ca. 50-80 cm) volledig in ijzer vervaardigd. Het naar verhouding kleine mesje (meestal hergebruik) wordt in een langwerpig ijzer vastgezet, soms voorzien van ronde gaten om het mes vast te zetten. De ijzeren staaf eindigt in een ring of dwarse staaf om het werktuig te vatten. Zie ook het stopmes. [MOT] (1) Dit werktuig komt vooral voor in de Druivenstreek (Overijse, Huldenberg, Hoeilaart, Tervuren, Terhulpen).
Afrondschaaf (Japanse) (v.)
De Japanse bolle schaaf (1) (Japans: sumi maru yoko zuri kanna) wordt door de schrijnwerker gebruikt voor o.m. de afwerking van houten panelen met gewelfd oppervlak. De bolronde schaafbeitel van deze schaaf zit schuin in het schaafblok en is vrij dun (0,4 cm) in vergelijking met dat van de Japanse blokschaaf (Japans: jo shiko hira kanna) (0,8 cm). Met deze schaaf wordt enkel dwars op de draad geschaafd. Ze wordt niet geduwd, maar over het hout getrokken en dient om de hoeken af te ronden. Vergelijk met de bossingschaaf bij ons, om de schuine kant van een plank te schaven. [MOT] (1) We hebben geen eigen benaming voor deze schaaf; ODATE: 118.
Afkorter (m.)
Leerbewerkerswerktuig dat voornamelijk door de zadelmaker en de riemenmaker gebruikt wordt en dat dient om de randen van een stuk leder af te schaven en af te ronden. Het heeft een smal (ca. 5 mm) blad met een overlangse groef in de midden bovenzijde. De smalle voorzijde van het blad - die U-vormig is uitgehold - is snijdend. Men duwt de afkorter langsheen de rand van het leder naar voren en er wordt een smal reepje afgeschaafd; de rand wordt zo mooi afgerond. Te onderscheiden van het groefmes. [MOT]
Afpitstang (v.)
De tegelzetter breekt zeer smalle kantjes van tegels af met een afpitstang. Net zoals bij de tegeltang zet men eerst een lijn uit tot waar men de tegel wil afbreken. Vervolgens snijdt men de glazuurlaag in met een tegelsnijder. Men verkleint zo de kans dat de tegel verder afbreekt dan nodig is. Tenslotte vat men de tegel met de tang en knijpt progressief stukjes van de tegel tot men de uitgezette lijn bereikt.  Alhoewel de afpitstang sterk verwant is met de tegeltang, lijkt ze eerder op een trektang. De bovenste kaak is vrij scherp om de kleine stukjes af te "pitsen". De onderste kaak is afgeknot en dient als steun voor de tegel. [MOT]
Afdruiprek voor emmer (o.)
Hefboom in roestvrij staal voor emmers gebruikt bij het overgieten van de honing in het aftapvat, d.i. het vat voor het afvullen of laten rijpen van de honing. Het afdruiprek bestaat uit twee identieke T-vormige staven (ca. 33 cm) met elkaar verbonden door een U-vormige staaf van ca. 14 cm breedte die op ca. 3,5 cm van het uiteinde licht omgebogen zijn. De emmer wordt tussen het werkend deel geschoven waarbij de T-staven aan de rand van het aftapvat worden gehangen. Zo kan men de honing tot de laatste druppel gemakkelijk overgieten. [MOT]
Aks (v.)
Zware bijl (1,2-4 kg.) met lange steel (tot 1,10 m) om bomen te vellen of te rooien. Er bestaat een zeer grote verscheidenheid in de vorm van het ijzer en van de steel (1). De aks is hét werktuig van de houthakker. Ze wordt ook gebruikt voor het opwerken, d.i. het afkappen van de takken van de gevelde boom, voor het ruw behakken van een stam en soms voor het kloven. In de griendcultuur wordt de aks, soms ook struikenbijl of rooibijl genoemd, ook gebruikt om oude stronken te rooien. In tegenstelling tot de beslagbijl heeft de aks een tamelijk smal ijzer (2) met boogvormige snede en meestal een oog. Een merkwaardige uitzondering is de aks met lange dille (beschreven in DAVID 1976). Onder het ijzer is vaak een stangetje uitgesmeed dat het uiteinde van de steel beschermt. De Europese modellen hebben een lang blad, in tegenstelling tot de Noord-Amerikaanse. Daar het hanteren een grote zwaai vereist, is het uiteinde van de steel vaak haak- of bolvormig. De aks met dubbel blad schijnt onbekend...