Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,161 - 4,170 15,523 resultaten gevonden
Asfalthark (v.)
Een hark, gesmeed of uit één plaat gevormd werkend deel met 8 tot 16 korte (ca. 6,5 cm), dicht bijeen staande (ca. 3 cm), platte, rechte tanden met platte bovenbalk. Het werkend deel is door middel van een dille op een lange steel (ca. 140 – 170 cm) bevestigd; een beugel verstevigt het geheel. Bij het aanleggen van wegen met stampasfalt wordt het asfaltpoeder verwarmd tot 90 à 150 ° C. Daarna wordt het ter dikte van ca. 8 cm op de betonfundering met de (verwarmde) asfalthark verspreid, geëffend en onder de rij afgetrokken (1). Daarna wordt het aangestampt met een ijzeren straatstamper. [MOT] (1) ZIECK & POSTEMA: 104.
Afspijkerkam (m.)
Stalen bontwerkerskam met grove tanden (ca. 1 cm lang; ca. 2 mm breed) en een houten hecht. Men gebruikt de kam bij het afspijkeren, d.i. het losmaken van het stuk huid dat op een houten bord gespijkerd is om te drogen. Zo een bontspijker past net tussen de tanden van de kam, waardoor men de spijker uit het bord kan lichten. De punt van de kam houdt men plat op het bord en met de rechterhand maakt men langs de spijkers een opwaartse beweging. Men voorkomt dat het bont uitgerekt wordt door met de linkerhand het vel tegen te houden wanneer men de spijker eruit haalt. [MOT]
Afsteker (pannenbakker) (m.)
Handwerktuig met korte houten T-steel voorzien van een ijzeren blad (lengte ca. 22 cm, breedte ca. 3,5 cm) dat haaks staat op die steel. Het wordt door de pannenbakker gebruikt om de hompen klei afkomstig van de potaardemolen in vier gelijke delen (telkens voor twee pannen) te versnijden. [EMABB]
Asschop (v.)
Metalen schop (ca. 50-75 cm lang) met een nagenoeg rechthoekig blad (ca. 20 cm lang; ca. 10-15 cm breed) met drie opstaande randen om de as uit de haard te scheppen. Soms is het blad in figuren opengewerkt. Vaak maakt de asschop deel uit van een haardstel, waaronder zich ook een vuurtang, een pook, en eventueel een vork en een haardborstel bevinden. Zie ook kolenschep en vuurschopje (smid). [MOT]
Appelverdeler (m.)
Keukenwerktuig waarmee men een appel tegelijk van het klokhuis kan ontdoen én in partjes kan verdelen. De messen (8 tot 14) zitten als spaken in een wiel (ca. 10 cm doorsnede), met de boor als naaf. Het cirkelvormige, aluminium frame heeft twee handvatten. Men zet de appelverdeler boven op een appel en duwt hem naar beneden. Zie ook de ananasverdeler. [MOT]
Automobieltang (v.)
De automobieltang laat toe om iets vast te houden, aan te spannen of los te draaien. Eén van de armen kan zijdelings verplaatst worden om een grotere openingswijdte te bekomen. Deze tang zit vaak in de tas met werktuigen in de auto. [MOT]
Aluinsteenklem (v.)
Wanneer men na het scheren de huid wil inwrijven met aluin, kan men de aluinsteen klemmen in een speciaal klemmetje. Het heeft een bek met een haaks omgebogen rand met driehoekige tanden, die verstelbaar is door middel van een schroef. [MOT]
Avegaar (m.)
De avegaar is een handwerktuig om gaten te boren, bestaande uit een kruk en een boorijzer. De 20 tot 50 cm lange kruk (zie naafboor, fretboor en pomplepelboor) is van hout, soms van metaal. Ze steekt door het oog van het boorijzer of laatstgenoemde steekt erin. Het boorijzer kan verschillende vormen hebben (zie glossarium). De vakman neemt de kruk aan beide uiteinden vast en draait ze al drukkend. Na een halve wending moet hij de kruk loslaten en ze opnieuw vatten. De grootste moeilijkheid bij het hanteren van de avegaar is het werktuig in goede stand houden tijdens het draaien. Verscheidene hulpmiddelen worden daarvoor soms aangewend: een houten gestel (1), twee latten (2), een schraag (3), enz. Meestal is de kwaliteit van het werk echter enkel toe te schrijven aan de vaardigheid van de vakman. Met de borstavegaar gaat het gemakkelijker. De avegaar wordt door veel houtbewerkers gebruikt; vandaar de talrijke benamingen: de penavegaar (4) om gaten te boren voor de toognagels, de boutboor...
Baggerbeugel (m.)
Werktuig gebruikt voor het "baggeren van sleuven in vaarten waarin een leiding moet worden gelegd, het uitdiepen van sloten en tochten (1) alsook voor het opschonen van grachten (2)". Als de turf veel water bevat, wordt hij ook met de baggerbeugel uit de kuil geschept en op het heideveld verspreid in zogenaamde banken (zie ook slagijzer (turfsteker)). De baggerbeugel bestaat uit een ietwat ovale ijzeren plat gesmede beugel (diam. ca. 25-32 cm) waaraan een net (maaswijdte ca. 1-2 cm afhankelijk van de dikte van de bagger) van geknoopte koord (vlas, hennep) (3) gebonden is en waarop een lange steel (lengte ca. 3-8 m; diam. ca. 3 cm) die naar onder toe breder (ca. 4,5 cm) uitloopt, bevestigd is door middel van een ring, een veer en een schroef. De beugel is aan de onderkant mesvormig afgewerkt en eventueel voorzien van een snijdend lipje (ca. 20 bij 8 cm). Men werpt de beugel in de sloot en trekt deze naar zich toe waarbij het snijdend gedeelte van de beugel over de bodem glijdt. Eens het...
Aspergemes (o.)
Witte asperges (Asparagus Officinalis Liliaceae, variëteit Ultilis) worden geoogst met een aspergeguts of een aspergemes (ca. 60-70 cm lang). Dat laatste heeft een vlak, naar het uiteinde toe breder uitlopend blad, een blad met een omgebogen - eventueel getande - punt of een halfcirkelvormig blad (ca. 10-12 cm lang), dat met een lange (ca. 40 cm) angel in een houten hecht bevestigd is; de punt is soms geknopt. Asperges worden op hoge bedden geteeld en worden geoogst juist voordat het loof aan de oppervlakte komt, omdat bij het blootstaan van de kop aan het licht deze snel blauw of groen wordt. Met een aspergeguts of -mes is het mogelijk de stengel dicht bij de wortelstok af te steken, zonder deze of nog niet volgroeide, naburige stengels te beschadigen. Zie ook penwortelsteker. [MOT]