Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,191 - 4,200 15,508 resultaten gevonden
Bankhaak (m.)
De bankhaak is een spantuig om allerlei gereedschap of een werkstuk tijdelijk op de werkbank te bevestigen. Houtbewerkers gebruiken hem op hun schaafbank of om bv. slijp- en wetwerktuigen of een losse zaagzetklem op het werkblad te klemmen. Het is een metalen L-vormige haak. Men plaatst het langste (ca. 30-45 cm) cilindrische been enigszins schuin in een daartoe voorzien rond gat in het werkblad. Het kortere (ca. 20-30 cm) meestal neerwaarts gebogen been klemt met zijn afgerond uiteinde vast boven op het werkblad. Dit werkend deel is afgeplat tot een groter vlak om het werkstuk niet te beschadigen. Het meest courante model kan eenvoudig door een lichte tik met een hamer boven op de kruising vastgezet worden en door een lichte, zijdelingse tik weer losgemaakt worden. Er bestaat ook een model met schroef bovenaan het lange been en een kantelbare top op het uiteinde van het korte been, waarbij men de haak vast en los zet met de schroef. De bankhaak is niet te verwarren met de kleinere, losse...
Balatummes (o.)
Om balatum te snijden, bestaan er speciale messen. Deze kunnen op krommessen lijken (zie krommes) en dus een blad met gebogen snede hebben, eindigend in een scherpe punt. Met deze punt wordt de balatum op maat gesneden. Het mes kan ook een klein (ca. 2-4 cm/1 cm) en vervangbaar blad (1) hebben met een fijn haakvormig, scherp uiteinde dat in een houten of metalen hecht steekt. Reserveblaadjes kunnen vaak in het hecht bewaard worden. Een minder courant model is een balatummes met een uitgesproken haakvormig blad. Het lemmet wordt achter de balatum 'gehaakt' en door middel van een trekbeweging wordt deze gesneden. [MOT] (1) Vaak betreft het een dubbel blad, d.i. een blad dat aan twee zijden gebruikt kan worden.
Bajonet/bajonetschaar (v.)
De bajonet is een blank wapen, d.w.z. een steekwapen met één of verschillende snijkanten, waarvan de lemmetrug soms gedeeltelijk gekarteld is. De bajonet heeft een kliplemmet, d.w.z. dat het lemmet vòòr de punt naar beneden loopt en naar de punt toe weer iets omhoog. De bajonet wordt gebruikt als steekwapen op de geweerloop in een man-tegen-mangevecht. Het heft heeft meestal een gleuf over de gehele lengte om de bajonet op de geweerloop te kunnen schuiven. In of aan de stootplaat is een gat of een ring aangebracht die om de geweerloop kan worden geschoven. De bajonet kan ook opgeborgen worden in een bajonetschede uit leder, metaal of plastic. De bajonet kan samen met de schede gebruikt worden als schaar om prikkeldraad door te knippen. Daartoe zet men het lemmet vast ter hoogte van een kleine, rechthoekige uitsparing, op een pin die zich aan het uiteinde van de schede bevindt. [MOT]
Beerlepel (m.)
Grote lepel met meestal een halfbolvormig (gegalvaniseerd) ijzeren schepblad (diam. ca. 25-30 cm) bevestigd aan een lange (ca. 120-140 cm) houten steel. Met de beerlepel wordt de gier of de beer uit de beerkuip geschept en verspreid over voornamelijk weiland. Soms wordt hiervoor ook een emmer of een oude klomp (1), vastgespijkerd aan een steel, gebruikt. Te onderscheiden van de stokemmer waarmee de beer uit de beerput in de beerkuip wordt geschept. Een gelijkaardige lepel, maar dan van koper en met een lange dille, werd in Duitsland in plaats van de blekersschop gebruikt (2). [MOT] (1) VAN DAM: 33 spreekt dan van een beerklomp. (2) ''Die grosse Wäsche'': 161.
Bekkenmeter (m.)
Voor de bevalling meet de arts de breedte van het bekken in de onderbuik met een specifieke diktepasser, de bekkenmeter. Men onderzoekt zo of het kind door het bekken zal kunnen. Wanneer het bekken te smal is, weet men op voorhand dat het kind met een keizersnede zal geboren worden. De kaken van de bekkenmeter zijn gekruist, zodat de meter niet te breed is, wanneer men deze via de vagina aanbrengt. De armen lopen uit op twee afgeronde plaatjes. Op één van de armen is een meetlat gemonteerd, die achter een wijzertje op de andere arm zit. Wanneer men de meter opent, duidt het wijzertje op de meetlat aan hoe groot de bekkenopening is in centimeter (max. 14 cm). [MOT]
Bandspreider (m.)
De garagehouder gebruikt de bandspreider om de binnenzijde van de buitenband na te kijken. Dit is nodig na elke reparatie aan de binnenband, aangezien het heel goed mogelijk is dat er nog scherpe delen door de buitenband steken. Ook breuken in de canvaslagen kunnen worden vastgesteld. Als de band niet te stug is, kan men hem met de handen uiteen te buigen. Bij grotere banden is een bandspreider noodzakelijk. Met de stelschroef is het mogelijk de bandspreider op elke stand vast te stellen. [MOT]
Beentang (v.)
Deze nieuwe werktuigfiche is in opbouw. [MOT]
Beslagbijl (v.)
De beslagbijl dient tot het beslaan van stammen en zware stukken hout. Ze wordt ook soms aangewend om een boom te schillen. Deze bijl weegt ca. 1,5-3,5 kg en is gekenmerkt door een breed blad (tot 40 cm) met één vouw en dikwijls een lange dille. De steel is 25-40 cm lang en wordt met één of beide handen gevat. De stam wordt eerst gesmet (zie smetlijn) om de te bekomen vorm aan te duiden. Indien weinig hout verwijderd moet worden, gaat de timmerman aanstonds te werk met de beslagbijl; hij staat naast de stam en hakt dus in de richting van de vezels. Wanneer het spint te dik is, hakt hij er kepen in met de aks (1) tot ca. 0,5-1 cm van de lijn; de afstand tussen de kepen (90-180 cm)(2) hangt van de houtsoort af en ook van het stuk (rechte vezels of niet). Het hout tussen de kepen wordt dan weggehakt met de aks. Het ruw vlak wordt tot tegen de lijn met de beslagbijl effen gehouwen. De beslagbijl is hét werktuig van de (scheeps)timmerman (3). Het werktuig is te onderscheiden van de timmermansbijl....
Bezem (m.)
In huis, op straat, in de stal en op het erf wordt de bezem gebruikt om de vloer schoon te vegen. In mindere mate wordt met de bezem het graan of hooi in de graanschuur of hooizolder bijeen gekeerd (1) of het graan, na het dorsen met de vlegel, verzameld (2). Ook op oorlogsschepen wordt het dek schoon gehouden met een bezem. De bezem bestaat uit een rechte of licht gebogen (essenhouten) steel (ca. 80-100 cm), gestoken in een (ronde) bundel of bundels van dun buigzaam rijshout (ca. 70 cm) - zoals berk, beuk, wilg, brem, enz. - en samengebonden met een wiepband, een reep gekloofde wilg of hazelaar, een stuk touw of ijzerdraad. Vandaag worden er ook van plastic gemaakt. "Twijgen van berk, heide, brem; pluimen van sorghum (3), riet, blauw parelgras en stengels van biezen, esparto(gras), enz. zijn de meest gebruikte materialen bij het vervaardigen van bezems. ... Om de stallen en de hoenderhoven schoon te maken maakt men gebruik van de bezem van berketakjes. Deze van hulst zijn het meest geschikt...
Beerroerder (m.)
Meestal zelfgemaakt werktuig om de beer om te roeren alvorens deze met de stokemmer uit de beerput te scheppen. De beerroerder kan bestaan uit een lange houten steel met aan het uiteinde een dwars geplaatste plank (ca. 40-100 cm bij 15-20 cm) (1), dikwijls versterkt met twee steunlatten of leren riemen. De lengte van de steel is afhankelijk van de diepte van de beerput. Een ander model bestaat uit een gebogen metalen blad met een lange dille haaks op het blad. Twee steunen verbinden het uiteinde van het blad met het uiteinde van de dille waarin een houten steel steekt (2). Het houten model is te onderscheiden van de plonsstok van de visser waarmee men de vissen in netten en uit de modder jaagt. [MOT] (1) VAN LEUVEN: 40. (2) Uitzonderlijk is de beerroerder helemaal van metaal (DEVLIEGHER: 45).