Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,241 - 4,250 15,510 resultaten gevonden
Boetseerijzer (o.)
Het boetseerijzer is een handwerktuig dat gebruikt wordt om klei, was en gips te modelleren. Het is volledig van metaal met aan beide uiteinden van het hecht een spatelvormig blad, al dan niet in hetzelfde vlak gelegen. De uiteinden kunnen ook voorzien zijn van een bol (ca. diam 0,5 cm) of een haakje. De bladen variëren van grootte (ca. 1-5 cm) en vorm, naargelang de gewenste afdruk die er moet achterlaten worden. Voor dit doel wordt, voor het modelleren van was, het boetseerijzer verhit. De gieter strijkt het meestal in met olie opdat het niet aan het gips zou kleven. Tegenwoordig gebruikt hij hiervoor verchroomde boetseerijzers. Zie ook boetseerhoutje en kleisnijder. Te onderscheiden van het stukadoorspaleerijzer waarvan het blad langer is (ca. 5 cm) en nagenoeg altijd in een hoek ten opzichte van de as staat. [MOT]
Bolle schaaf (v.)
De bolle schaaf dient om een groef uit te schaven bv. bij lijstwerk, het vervaardigen van een goot, e.d.. Het is een betrekkelijk smalle schaaf (0,8-4,5 cm) zonder keerbeitel, waarvan de meestal rechte zool (zie kuipersboogschaaf) in de breedte bolrond is. Ze heeft doorgaans geen aanslag. Het schaafsel glijdt door een zijdelingse gleuf. Zeer brede bolle schaven hebben echter een gat (zie glossarium) waardoor de schaafkrullen glijden. Soms treft men smalle bolle schaven aan waarvan een deel van de zool afgezaagd werd om niet doorlopende groeven zo ver mogelijk te kunnen uitschaven. Het stukje dat overblijft, wordt met de guts uitgestoken. Bolle en holle schaaf vormen dikwijls een paar zodat een bolrond stuk in de groef kan passen (1). [MOT] (1) De schrijnwerker beschikt over een stel van twaalf stukken volgens VAN KEIRSBILCK 1898: 178 en RAUWERDA 1958: 1.280, 281.
Boetseerhoutje (o.)
Het boetseerhoutje is een houten staafje (ca. 10-20 cm), meestal van buxus, maar ook van ivoor, hoorn en nu ook van plastic, waarvan de uiteinden verschillende vormen kunnen aannemen: puntig, schuin of recht afgeplat, afgerond, getand, enz. De grotere worden gebruikt voor de algemene vormgeving van geboetseerde stukken, de kleinere voor het gedetailleerd afwerken van figuren uit klei of marsepein (zie marsepeinvorm); boetseerhoutjes met tanden of puntig uiteinde kunnen worden gebruikt om het aardewerk een tekening of patroon te geven. Zie ook boetseerijzer en kleisnijder. [MOT]
Bloemenschaar (v.)
Op de kaken van de bloemenschaar is een v-vormige veer bevestigd. De punt van de 'v' zit vast op de draaispil en de beide uiteinden ervan, op de uiteinden van de kaken; soms is de veer vervangen door twee repen ijzer, die haaks op de kaken bevestigd zijn. Er bestaat een kort model, van zo'n 15 cm, en een lang, van zo'n 60 cm. Het lange model gelijkt enigszins op een etalagetang of afvaltang. Met de bloemenschaar kan men de stengel van een bloem doorknippen én vasthouden: wanneer men knipt, drukt men de veer dicht of komen de twee reepjes naar elkaar, en vat men de stengel tussen de armen of de veertjes. Vaak kan men het werktuig sluiten met twee haakjes aan de ogen van de schaar wanneer men het op zak draagt. [MOT]
Boekbindersploeg (v.)
Handwerktuig van de boekbinder om bladvellen gelijk af te snijden. Het wordt meestal op een pers gebruikt om het boek stevig te kunnen klemmen. Aan de onderzijde van één blok is horizontaal een mesje bevestigd via een schroef die door het blok loopt. Het snijmesje kan vast of verstelbaar zijn. Door de ploeg heen en weer te schuiven, snijdt het mes overlangs meerdere vellen tegelijk af, waarna de schroef wordt aangehaald om het snijblad te verstellen voor een volgende reeks vellen en eventueel om de rand van de band af te snijden. Door de geleider en houten schroef kan dit werktuig vanop afstand sterk op een veerploeg gelijken maar daarin is steeds een schaafbeitel van een ploegschaaf gemonteerd (1). [MOT] (1) SALAMAN: Dictionary of leather-working tools c. 1700-1950 and the tools of allied trades: 7-12.
Bloemzeef (v.)
Ronde zeef (ca. 20-40 cm doorsnede) met traditioneel een houten rand (ca. 10-15 cm hoog) - maar in moderne versies ook van plastic, aluminium of roestvrij staal - en een platte bodem van ijzergaas, zijdegaas of nylon - wat de vroegere paardenharen vervangt. De maaswijdte kan verschillen. De bodem van de houten modellen is als een trommelvel over de hoge binnenring gespannen en wordt door 1 à 2 smallere (ca. 4 cm) buitenringen op zijn plaats gehouden. De bloemzeef wordt gebruikt voor het zeven van meel of bloem. Zie ook builtje, bloemstrooier en graanzeef. [MOT]
Bodemhamer (m.)
De bodemhamer is een lichte rechthoekige houten hamer met een smalle kop (ca. 3 cm) en lange (tot 60 cm) veerkrachtige steel die soms van bamboe is gemaakt. De kuiper gebruikt hem om de duigen die te diep gezakt zijn, hoger te doen komen door op de volgende te slaan (1). De vakman draait de bodemtrekker in de bodem of in het laatste bodemstuk (wanneer het om losse stukken gaat) en terwijl hij het werktuig naar boven trekt, slaat hij met de bodemhamer op de duigen. Hij zou ook gebruikt worden om de spon losser te kloppen door op de sponduig te slaan, dicht bij de spon. [MOT] (1) FOUGEROUX: 56; BRUNET: 78.
Boenborstel (m.)
Voor het boenen van parketvloeren gebruikt men een boenborstel. Dat is een kortharige borstel die zich onder een metalen, rechthoekige plaat bevindt die aan een lange (ca. 1,30 m), houten of metalen steel bevestigd is. Wanneer de met was ingewreven parketvloer, bv. met een boenklem, bijna droog is, wrijft men deze op met een boenborstel totdat hij mooi blinkend is. [MOT]
Boenklem (v.)
De boenklem (1) is een houten tang waarin een stuk was wordt vastgeklemd om een parketvloer in te wrijven vooraleer hem te boenen met bv. een boenborstel. Aan beide kanten van de bek zit daartoe vaak een getand stuk ijzerbeslag. De boenklem gelijkt enigszins op een naaispan maar onderscheidt zich door de korte bek en de vrij zware schroef. [MOT] (1) Eigen benaming in het Nederlands onbekend.
Bokaalopener (voor schroefdeksels) (m.)
Schroefdeksels van bokalen schroeft men makkelijker los met een bokaalopener. Dat kan een tang zijn met hefbomen van de tweede soort. De ronde of ruitvormige bek maakt het mogelijk deksels van verschillende grootte los te draaien; hij is meestal voorzien van tandjes of groefjes voor een betere grip. Het deksel wordt tussen de kaken van de bek geplaatst en de tang wordt dichtgeknepen. Met één hand wordt de pot vastgehouden terwijl men met de tang het deksel losdraait. Soms zit er ook een flesopener voor schroefstop en -dop bij. Een andere bokaalopener voor schroefdeksels is een V-vormig metalen of plastic plaatje met of zonder handvat, waarvan de twee taps toelopende zijden een haaks omgebogen randje hebben. Het werktuig wordt over het deksel geschoven tot het klemt, en daarna gedraaid. Sommige modellen kunnen aan het tafelblad vastgemaakt worden; ze zijn vaak gecombineerd met een flesopener voor kroonkurk. Nog een ander model bestaat uit een ietwat soepel riem van kunststof in de vorm...