Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,271 - 4,280 15,523 resultaten gevonden
Bossingschaaf (v.)
De bossingschaaf dient hoofdzakelijk om bossingen te schaven, d.i de schuine kanten van een paneel van bv. een deur zodat ze in de groef van de stijl en de regel sluiten. Het is een 8-9 cm brede schaaf waarvan de beitel schuin (ca. 110°) ten opzichte van de as van het blok geplaatst is. De reden daarvoor is dat er dikwijls dwars op de vezelrichting moet geschaafd worden; een bijkomend voordeel is dat de geleider hierdoor tegen het werkstuk wordt gedwongen (1). Een verstelbare geleider bepaalt de breedte (2). Meestal wordt de diepte, d.i. de hoogte van de opstaande rand tussen het kussen (het vlakke paneel) en de bossing, bepaald door een aanslag (ca. 1 cm bij 0,3 cm) (3). Sommige modellen hebben geen diepteaanslag. Hiermee bekom je een paneel zonder opstaande rand tussen het kussen en de bossing. De schaafbeitel van deze modellen heeft één enkele snede. De schaven met aanslag hebben een schaafbeitel waarvan de zijde ook voorzien is van een snede. Soms worden de vezels van de kopse randen...
Boterspaan (v.)
De boterspaan is een houten handwerktuig met een recht of T-vormig handvat (1). Het blad heeft een plat, geribbelde kant met groeven in de lengterichting. De andere zijde is glad met afgeschuinde randen.  De boterspaan wordt voor allerlei handelingen gebruikt, om te vermijden dat de boter met de handen wordt aangeraakt (2). Uit de karn geraapt - of gespit met de boterspaan -, dient de gewonnen boter te worden gekneed om de karnemelk eruit te werken. Dat kneden kan met de hand gebeuren of met een boterspaan (3). Met twee natte spanen, in elke hand een, wordt de boter nadien in vorm gebracht alvorens ze wordt verpakt (4) of de botervorm wordt gevuld met behulp van de boterspaan.  [MOT] (1) Zie TEN KATE-VON EICKEN, B. 1980: 165. (2) V.A.W.P.: s.v. boterspaan (3) WEYNS 1974: 924. “Of soms met de boterlepel (Kempen)”. (4) Volgens ARMINJON & BLONDEL: s.v. palette à essorer le beurre, gebeurt dit met de vlakke zijde. Op afbeeldingen uit CHANCRIN, E. & FAIDEAU, F. 1926: s.v. beurre, gebruiken...
Botprik (m.)
De botprik is een brede platte smeedijzeren vork met acht tot tien geweerhaakte scherpe tanden en een dille, waarin een lange houten schacht steekt. De visser gebruikt hem in ondiep water om paling of platvissen zoals bot en pladijs te prikken (1). Niet alleen kan de vis niet wegglippen door de weerhaken, hij wordt ook doorboord door de scherpe punten, waarmee deze speer zich onderscheidt van de palingschaar, die de paling klemt. De doorboorde vis kan best snel geconsumeerd worden. Deze visprik is verwant aan andere vissperen en harpoenen, pijlvormige werptuigen, op een schacht gestoken en met weerhaken op de punten. [MOT] (1) V.D. (1989) en W.N.T. s.v. botprik. Er zijn diverse regionale benamingen voor vissperen naargelang het model en de soort vis maar deze beschrijving komt overeen met de botprik, een term die vooral in Noord-Nederland in gebruik was. In Vlaanderen dienden deze meertandige speren om paling te vangen, zodat diverse termen met 'paling' of 'aal' circuleren.
Bovenvolder (m.)
De bovenvolder wordt, al dan niet in combinatie met een ondervolder, gebruikt bij het insmeden van kragen en halzen. Hij wordt tevens gebruikt voor het verlengen van staven of banden, het opstuiken van een voetje aan het uiteinde van een staaf en om een lokale verdunning aan te brengen. De bovenvolder bestaat uit een halfronde - soms ook trapeziumvormige - hamerkop (diam. ca. 0,5-8cm) en een vlakke baan, waarin een houten steel (ca. 35-45 cm) steekt. Op de baan van het werkend deel wordt met een smeedhamer of een voorhamer geslagen. [MOT]
Bouchardbeitel (m.)
De bouchardbeitel is een steenbeitel (ca. 12-19 cm) waarvan de doorsnede (ca. 1-2 cm) rond of polygonaal is en het uiteinde bestaat uit een vierkantig, rechthoekig, cirkelvormig, driehoekig of octogonaal hoofd met puntige tanden in de vorm van vierzijdige piramides. Het aantal tanden ligt tussen 6 en 49. De steenhouwer gebruikt de beitel samen met een metalen steenhouwersklopper om oneffen vlakken natuursteen vlak te maken, en kan daarmee veel nauwkeuriger werken dan met een bouchardhamer. [MOT]
Boterstempel (m.)
Houten of keramische rol of schijf met een stempelindruk waarmee boter gedecoreerd wordt. Wanneer het een rol betreft, is deze vergelijkbaar met de deegrol voor koekjes, maar hij is wel korter (ca. 10 cm); de schijf (ca. 1-3 cm dik en 2-10 cm doorsnede) is vierkantig of rond, met een handvat in het midden van de bovenzijde. Deze is te onderscheiden van de houten broodstempel. Zie ook botervorm. [MOT]
Botermesje (o.)
Mes (ca. 15-18 cm) met een spatelvormig niet-snijdend blad, dat aan het uiteinde puntig of afgerond is. Met het botermesje neemt men een kluitje boter uit het botervlootje en brengt het op het brood. Zie ook boterlepel. [MOT]
Boterlepel (m.)
Houten lepel (ca. 20 cm) met een geribbeld, holrond blad. Hij wordt gebruikt om boter te nemen van een groter boterblok. Soms wordt hij ook gebruikt bij het kneden en opwerken van de boter, maar meestal gebeurt dat met een boterspaan. Zie ook botermesje. [MOT]
Brandstempel (m.)
Handwerktuig waarmee voorwerpen of dieren (vroeger mensen) (1), door verschroeiing worden gemerkt. Het is een metalen stempel (ca. 3-10 cm) eindigend in één of twee handvatten, op een schacht gestoken. Het werktuig kan ook bestaan uit losse letters die door middel van een bout in een houder bevestigd worden of die in een tang gevat worden. Wegens de hitte zijn handvatten en schacht doorgaans lang (tot ca. 50 cm). Het gebrande stempel is groter dan het geslagene en kan een eigendomsmerk zijn, een fabricatiemerk of een versiering. De brandstempel is nu vaak door de natte stempel met inkt of verf verdrongen. [MOT] (1) Het brandmerken van mensen werd in België slechts in 1849 afgeschaft (DE WIN P.).
Boutenschaar (v.)
Met deze zware draadkniptang kan men betonijzer doorknippen. Bij sommige modellen lopen de uiteinden van de kaken uit elkaar om het materiaal makkelijker te kunnen vatten. Vaak kan men de snijdende gedeelten van de kaak vervangen. Er bestaan ook "moerenscharen", die in feite draadkniptangen zijn met dwarse kaken. Een bijzonder model bestaat uit een beitelvormig beweeglijk gedeelte, dat de stang afknipt door het te drukken tegen het vast gedeelte. Het leger gebruikt een vouwbaar model om zware draad of afrasteringen door te knippen. [MOT]