Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,751 - 4,760 15,487 resultaten gevonden
Oesteropener (m.)
Oesters hebben sterke sluitspieren. Om levende oesters te openen, gebruikt men een oestermesje, een oestertang of een oesteropener. De laatste heeft een hefboom met een driehoekig spits uitsteeksel, die bevestigd is aan een rechthoekige (ca. 15-50 cm bij 13-25 cm) plank of plaat. Op deze plank is er een halfrond opstaand metalen randje waartegen de oester gelegd wordt. Men beweegt de hefboom horizontaal naar de oester toe en het spits uitsteeksel zal in de schelp binnendringen en deze openen. Een ander model bestaat uit een plastic lapje – bevestigd rond hand en pols – waarmee je de oester in de hand neemt. Het is voorzien van een ring (1) waar het haakje van het oestermesje in past. Zo heb je een hefboom om de punt van het mes gemakkelijk in het scharnier van de oester te steken terwijl je hand beschermd is. Zie ook zakmes. [MOT] (1) De ring zit links bij linkshandigen of rechts bij rechtshandigen.
Oestertang (v.)
Oesters hebben sterke sluitspieren. Om levende oesters te openen, gebruikt men een oestermesje, een oesteropener of een oestertang. Deze laatste kan verschillende vormen aannemen. Een model bestaat uit een tang met twee hefbomen van de eerste soort. De bek is voorzien van twee holle “mesjes” waarmee je een opening in de rand van de schelp “breekt”. Nadien brengt men het punt van het langste gedeelte in de gemaakte opening. Al wringend snijdt men de sluitspier door. Bij een ander model opent de bek wanneer de armen worden samengedrukt. Het blad van deze oestertang wordt in de oester gestoken. De duim wordt beschermd door een plaatje. De oester opent samen met de bek van de tang. [MOT]
Onderzadel (o.)
Het onderzadel bestaat uit een ijzeren blok met goot, meestal in de vorm van een halve cilinder (diam. ca. 1-10 cm), en een korte pen (ca. 8-10 cm) die in het gat van het aambeeld steekt. De smid gebruikt een onderzadel, al dan niet in combinatie met een bovenzadel, om ijzeren staven op een bepaalde maat rond te smeden - zoals bijvoorbeeld bij het wellen van schakels voor een ketting - of een bepaalde vorm, gelijk aan de vorm van het zadel, te geven - zoals bijvoorbeeld het smeden van een rond uiteinde aan een staaf. Het verhitte werkstuk wordt in het onderzadel gelegd en met een smeedhamer in de juiste vorm geklopt. Bij het smeden van kleine stukken gebruikt de smid een zadeltang. [MOT]
Omsnijschaaf (v.)
De kim van een ton, d.i. het gedeelte tussen het uiteinde van de duigen en de kroos, wordt schuin afgekapt met een dissel. Ze enkel met dat laatste werktuig schoon effen houwen is echter moeilijk. Daarom gebruiken sommige kuipers een bijzondere schaaf die ze volkomen glad schaaft. De omsnijschaaf is ca. 15 cm lang en heeft soms een keerbeitel. Ze is in de lengte gebogen. In de breedte is ze het eveneens, maar zeer weinig. Ze verschilt van de kuipersboogschaaf door het feit dat de zool schuin staat tegenover de zijkanten. Ze is soms van een brede aanslag voorzien (1). [MOT] (1) Tech-term: afb. 9.32.
Omboekhamer (m.)
Volledig metalen schoenmakerswerktuig (min. 13 cm lang) met een gezwollen, cilindrisch middenstuk; één uiteinde is cirkelvormig, het andere wigvormig. Het middenstuk fungeert als handvat. De omboekhamer wordt gebruikt om naden te effenen, door met het éne uiteinde te tikken en met het andere te wrijven, en om plooien glad te slaan bij het leesten. Zie ook robber. [MOT]
Lattentrekker (m.)
Bij het oogsten van tenen, d.i. één en tweejarige essen- en wilgentwijgen, in snijgrienden (zie rijshaak) gebruikt men een griendhakmes (1) of een lattentrekker. Met een trekkende opwaartse beweging worden de tenen gesneden (2) van de stoel. Dit in tegenstelling tot de rijshaak waarmee de loten worden afgehakt. De lattentrekker wordt tevens gebruikt in de hakgrienden om de twijgen af te snijden die te dun zijn voor de rijshaak. De lattentrekker bestaat uit een tamelijk dik (ca. 3 mm) sikkelvormig blad (lengte ca. 20-30 cm; breedte ca. 5 cm; gewicht ca. 350 gr) dat door middel van een angel met een steel van ca. 30 cm verbonden is; door steel en angel steekt een nagel. Sommige modellen gelijken op het hakmes (hout). Een ander model lattentrekker, ook wel zware bandhaak genoemd, is in zijn geheel iets korter (ca. 40 cm) en heeft een minder zwaar blad dat bovendien smaller is (lengte ca. 12-15 cm; breedte ca. 4 cm; gewicht ca. 260gr). Dit model wordt voor de dunnere (éénjarige) twijgen aangewend....
Laatmes (o.)
Het laatmes van de veearts is een samengesteld werktuig. Het dient om abcessen open te snijden en aderlatingen uit te voeren. In het hecht, dat soms van koper of hoorn is, passen 2 tot 4 driehoekvormige mesjes in verschillende maten en vaak een operatiemes. Bij het laatmes hoort het slaghout, een knuppelvormige stok, dat soms voorzien is van een loden kop. Men plaatst één van de mesjes op een gezwollen ader en drijft de punt erin door een klap met het slaghout. Bij de mens werden ook aderlatingen uitgevoerd. Daarvoor werd het lancet gebruikt, een dun lansvormig aan twee zijden snijdend mesje. Het mesje werd tussen duim en wijsvinger vastgehouden zodat de scherpe punt in een ader gestoken kon worden. Zie ook zakmes. [MOT]
Laarzenknecht (m.)
De laarzenknecht is een houten of metalen (nu ook plastic) hulpmiddel om laarzen gemakkelijk uit te trekken. Meestal bestaat hij uit een gaffelvormige tak of plankje (ca. 25-30 cm bij 10 cm). Eronder bevindt zich een dwarshoutje of een metalen steun waardoor de vork of de inkeping ca. 5 cm boven de grond komt te liggen. Het geheel kan ook van metaal zijn. Men steekt de achterzijde van de éne laars in het gaffelvormig uiteinde en de andere voet plaatst men op het plankje. Een ander model bestaat uit een plankje waarin een opening in de vorm van een voet is uitgezaagd (1). Er bestaat ook een vouwbaar model waarbij het plankje in het midden scharniert zodat het makkelijker mee op reis genomen kan worden. De laarzenknecht kan gecombineerd zijn met een borstel of een laarzentrekker. [MOT] (1) ARMINJON & BLONDEL: 336 schrijven dat dit model voorzien kan zijn van een scharnierende lange steel die men als steun kan vastnemen.
Langbektang (v.)
De langbektang dankt haar naam aan haar verhoudingsgewijs lange bek. Hij is immers bijna even lang als de armen, maar men kan er geen grote kracht mee uitoefenen. De bedoeling is ver te kunnen grijpen in kleine ruimten zoals bijvoorbeeld een radio- of telefoontoestel. De bek kan zijdelings gebogen zijn en deze tangen worden ook telefoontangen genoemd. Sommige modellen combineren langbek- en draadkniptang. [MOT]
Lavementspuit (v.)
Metalen (tin of koper) of rubberen spuit (1) waarmee een lavement door de aarsopening in de endeldarm aangebracht wordt om bv. ontlasting te bevorderen of om medicijnen of voedsel toe te dienen (2); voor de mens gebruikt men ook een irrigator, soms een enema. De lavementspuit voor het vee, waar men 3 à 4 liter toedient (3), is zo'n 60-70 cm lang. Deze voor mensen, zo'n 20 cm. Zie ook kasspuit. [MOT] (1) Uitzonderlijk ook glas (BENNION: 170). (2) Om drenkelingen te reanimeren werd wel eens tabaksrook gespoten. (3) Larousse agricole s.v. lavement.