Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,771 - 4,780 15,487 resultaten gevonden
Leerschaar (v.)
Schaar (ca. 20 cm) van de leerbewerker waarvan één blad rechthoekig (ca. 8 cm bij 1 cm) is. De bek van de schaar wordt steeds haaks ten opzichte van het materiaal gehouden om te voorkomen dat men onregelmatige snijkanten in het leder krijgt. [MOT]
Lasmes (o.)
Handwerktuig om een keep in de smalle zijde van de hoepels te houwen en om er de uiteinden van af te hakken wanneer ze geplaatst zijn (1). Het kan een licht bijltje met kort en breed blad zijn of vaker, een recht hakmes (hout), beide met één vouw en meestal uit de as liggend blad. Soms wordt een zwaar mes gebruikt i.p.v. het lasmes (2). [MOT] (1) Ook om duighout recht te houwen volgens FOUGEROUX DE BONDAROY 1763: 51. Een gelijksoortig werktuig wordt soms door de draaier gebruikt om het hout te behakken. (2) VAN BAKEL 1962: 17.
Leerruwborstel (m.)
Borstel waarmee men leder kan ruwen. De schoenmaker hanteert hem om een schoenzool aan te ruwen.  Hij heeft meestal een houten kop (ca. 5 cm bij 3 cm) met aan de afgeronde onderzijde een ijzeren plaatje met daarop korte (ca. 5 mm), geknikte pinnetjes. De kop is bevestigd aan een houten steel (ca. 10-12 cm). In plaats van een ijzeren plaatje kan er ook een vervangbaar stuk leder met pinnetjes zijn. [MOT]
Lardeernaald (v.)
Met een lardeernaald kan men kleine reepjes spek doorheen magere stukken braadvlees trekken. Zij is lang (ca. 15-25 cm) en hol en heeft een scherpe punt aan één kant en een klem of een gespleten uiteinde aan de andere kant waarin een reepje spek bevestigd kan worden. Wanneer men de naald nu volledig doorheen het vlees duwt, sluit het zich om het vet heen. Zie ook lardeerpriem. [MOT]
Lijmijzer (o.)
Het lijmijzer dient tot het warmen van de gestolde lijm onder een fineerblad en desnoods om grote stukken te warmen voor het lijmen (1). Het bestaat uit een metalen rechthoekig blokje (ca. 10/15/1-2 cm), vaak puntig aan het uiteinde, en een schuin (ca. 135°) metalen hecht van ca. 30 cm. Niet zelden wordt voor zwaarder werk een massief strijkijzer of zelfs een biljartstrijkijzer gebruikt. De vakman warmt het ijzer op een kachel en laat het op het fineerblad glijden waar de lijm hard is geworden. Zo nodig drukt hij er met zijn plakhamer (2) op. De week geworden lijm wordt met dat laatste werktuig opengestreken (3). [MOT] (1) VAN KEIRSBILCK 1898: 263. (2) Bv. ROUBO: 3. 852. (3) Nu bestaan er elektrische plakhamers die het lijmijzer vervangen.
Leikloversbeitel (m.)
In groeves voor leisteen en schist werden de ontgonnen steenblokken gespleten met behulp van een leikloversbeitel. Opdat zachtere leisteen niet zou verbrijzelen maar over de hele diepte eenvormig kloven, wordt een lange (ca. 40-60 cm) platte, volledig metalen model gebruikt. De snede met dubbele vouw is 4 à 5 cm lang. Het blad versmalt 10-20 cm voor het hoofduiteinde, dat vaak licht paddenstoelvormig is. Er wordt stevig op geslagen met een soort pikhouweel met hamerkop (1). Een kort model (ca. 20 cm lang, 6-10 cm breed) gelijkt sterk op de breeuwbeitel en wordt eerder geslagen met houten leiklovershamers (2), voorzien van beslagringen en niet te verwarren met de volledig houten steenhouwershamer. Om het blok zorgvuldig te kloven, observeert de leiklover eerst grondig het oppervlak en de natuurlijke spleten in het natte blok. Om een geschikt lang en smal steenblok eenmaal te kloven, volstaat in principe één leikloversbeitel. Voor het in fasen kloven van een groot blok tot dakleien kan...
Lepelmes (o.)
Het lepelmes (1) is een mes waarvan het lemmet niet in één vlak ligt maar zijdelings gebogen is om hout uit te hollen, bv. bij het snijden van lepels, schoppen e.d.(2) Het gebogen blad kan U-vormig of O-vormig zijn en bevestigd zijn op een rechte of een gaffelvormige (3) steel. Er bestaan verschillende modellen en hanteerwijzen, de steel kan lang (tot 50 cm) of kort zijn (4). In het eerste geval wordt hij op de schouder of onder de oksel geplaatst (5). In het tweede wordt hij met één of beide handen vastgehouden (de kattsak van de Lappen) (6). Die hanteerwijzen hebben tot doel meer kracht en nauwkeurigheid te bekomen. Het lepelmes is gemakkelijk te onderscheiden van het staarttrekmes door de richting van de beweging. Deze is zijdelings in het eerste geval, en asgericht in het tweede. [MOT] (1) Tech-term: 8.16g. Wellicht ook schoppemes (VADER: 14). (2) Zie DU BREUIL : 940: een groot lepelmes om rotte delen van de olijfboom uit te snijden. (3) Bv. NORMAN: fig. 11c en 12d. (4) Bv. MANGA:...
Letterschroef (v.)
Werktuig dat de boekbinder gebruikt bij het versieren en het vergulden van in leer gebonden boeken. Het bestaat uit een metalen - vaak koperen - langwerpige (ca. 10-12 cm lang; ca. 1 cm breed) houder, bevestigd in een houten hecht. In de houder kan men blokjes met letters erop plaatsen die door een schroef vastgeklemd kunnen worden. Na verhitting worden de letters in het (vergulde) leer gestempeld, om zo het gewenste woord te bekomen. Sommige modellen zijn instelbaar voor verschillende letterhoogten (1) en worden ook wel universeeltang genoemd. Zie ook filetstempel. [MOT] (1) Dit omdat letters voor de boekdrukpers niet altijd van dezelfde hoogte zijn als handdrukletters (KIEL & LOBLER: 105).
Leidekkersschaar (v.)
In plaats van met een leidekkershamer en leidekkersbrug kunnen leien ook op maat gemaakt worden met een leidekkerschaar. Dit is een schaar met een vlakke benedenkaak die schuin naar beneden loopt en waarin zich een rechthoekige uitsparing bevindt waarin de bovenkaak past. De lei wordt op de benedenkaak gelegd en met de schaar dicht te knijpen wordt er een stukje van de lei afgeknipt. Zo kan men telkens verder knippen langs dezelfde lijn om een volledig stuk van de lei te verwijderen. Vaak is er op één van de armen een uitsteeksel aanwezig dat vermijdt dat de hand naar voren schuift bij het knippen. Er bestaan ook vaste modellen met een scherp uitsteeksel dat men in het dakbeschot kan slaan. [MOT]
Leidstok (stier) (m.)
Een leidstok wordt gebruikt om stieren te leiden. Het werkend deel kan veel verschillende vormen aannemen: een karabijnhaak, een knevel, een gekrulde haak (1) of een neusknijper (2) en is met een houten steel (ca. 90-150 cm) verbonden door middel van een dille. Door het werkend deel van de leidstok in de neusring van de stier of in een losse neusknijper te haken, kan men het dier makkelijk onder controle houden en het naar een ander plaats leiden. [MOT] (1) Die haak dient onderscheiden te worden van de haak van een putwip. (2) Bv. PARTRIDGE: 196.