Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,761 - 4,770 15,523 resultaten gevonden
Lijnrol (o.)
Handwerktuig (ca. 20-35 cm lang) dat de boekbinder gebruikt bij het versieren en vergulden van in leer gebonden boeken, meer bepaald om rechte of gebogen (1) ononderbroken lijnen aan te brengen op het voor- en/of achterplat van het boek. De lijnrol bestaat uit een smal koperen wieltje (diameter ca. 2 - 9 cm) dat in een metalen beugeltje (2) zit; de stang is met een angel bevestigd in een recht, houten of plastic handvat. Dat kan zowel kort (ca. 10 – 15 cm) als lang (tot ca. 33 cm) zijn. Dat laatste is ontworpen om vanuit de schouder te werken zodat er meer druk op het wieltje kan gezet worden. Het wieltje kan vervangbaar zijn. Bij de meeste modellen is het wieltje voorzien van een inkeping al dan niet in V-vorm, om mooi afgewerkte kaders te maken met lijnen in verstek. Voor het aanbrengen van lijnen of motieven op de rug van een boek gebruikt men een filetstempel. Na verhitting wordt het werkend deel over het leer - al dan niet voorzien van bladgoud - gerold, om een motief van 1 tot 4...
Lijstschaaf (v.)
De lijstschaaf is een betrekkelijk smalle schaaf met aanslag (1), zonder keerbeitel, om een lijst uit te schaven. Haar beitel en haar zool hebben dezelfde vorm als de lijst die ze uitschaaft. Er bestaan zeer veel verschillende lijsten en derhalve ook lijstschaven. Niet enkel de vorm maar ook de breedte wisselt sterk af. Om ingewikkelde lijsten uit te schaven, hebben de lijstschaven soms twee of drie beitels. Zo is het vijlen ervan gemakkelijker. Er bestaan -zeldzame- zijdelings gebogen lijstschaven (V 83.0341 a-c3) om ronde lijsten uit te schaven. Dubbele lijstschaven komen ook voor, die het mogelijk maken twee verschillende lijsten te schaven- de doorsnede van de ene is meestal het spiegelbeeld van de andere (2). [MOT] (1) De Japanse lijstschaven (Men tori kanna (ODATE: 112)) hebben meestal geen aanslag. (2) Zie bv. GREBER: afb. 164.
Lijnwerkershaak (m.)
Bovengrondse telefoonlijnen worden doorgaans door een arbeider die op de palen staat, op de steunen van de isolatoren getrokken met behulp van een touw met een haak. Wanneer dat mogelijk is, wordt de lijn van op de grond op die steunen gelegd met behulp van een stok van 3- 4 m, al dan niet uit een stuk. Het werkend deel bestaat uit een gaffeltje of uit een samenstelling van gaffeltje en haak; de haak maakt het mogelijk werktuig én lijn op te hangen tijdens de bewerkingen. Op een bijzonder model is er aan het ander uiteinde een hamer gemonteerd waarmee duimen ingedreven kunnen worden: "Le marteau sert à fixer les clous supports, à hauteur, dans les appuis naturels appropriés (arbres, poteaux, corniches, linteaux, etc.) et à les en arracher. Cet outil spécial porte, du côté a, un logement dans lequel se maintient le clou support, ce qui permet d'enfoncer celui-ci d'un seul coup à la volée en tenant la hampe par l'extrémité opposée au marteau sans qu'il y ait danger de voir le clou sortir...
Lijsterwigje (o.)
Het lijsterwigje is een streekgebonden stroperswerktuig, gebruikt bij de jacht op lijsters. Het heeft een driehoekig uitsteeksel in het midden van een metalen, in doorsnede vierkantige schacht (ca. 20-25 cm lang; ca. 1 cm breed), die in een houten hecht steekt. De schacht is op het uiteinde haaks in een halve cirkel gebogen; de doorsnede is daar cirkelvormig. Met het gekrulde uiteinde van het lijsterwigje wordt een stam gevat en vervolgens kerft men met het driehoekig blad twee evenwijdige spleetjes daarin. Diezelfde handeling herhaalt men op enige afstand daaronder. Vervolgens steekt men een takje met het éne uiteinde in de bovenste insnijding in de stam en met het andere uiteinde in de onderste insnijding. Aan de onderzijde van dat takje hangt men een trosje lijsterbessen en aan de bovenzijde bevestigt men een stropje van koperdraad. Wanneer de lijster op het takje landt en de bessen wil opeten, geraakt zij verstrikt in de strop. [MOT]
Lisijzer (o.)
Het lisijzer is een ijzeren staaf van ca. 50 cm waarvan het gaffelvormig uiteinde haaks omgeplooid is. Het handwerktuig dient om bodem en duig van elkaar te trekken om werk of bladeren van de duikelaar (Typha) of de lisbloem (Iris pseudacorus) in de kroos te stoppen wanneer de kuip lekt. Dat gebeurt met behulp van een houten of metalen kuipersstopmes. De kuiper verwijdert de laatste hoepels, plaatst zijn lisijzer schrijlings op de top van de duigen en duwt op het uiteinde van de steel zodat een duig naar buiten buigt. Sommige kuipers gebruiken hiervoor de hoepelhaak (1). [MOT] (1) Bv. LEGROS 1949: 186.
Lookmolen (m.)
Met een lookmolen wordt look fijn gemalen. Hij lijkt op de vleesmolen maar is kleiner (ca. 15-20 cm lang). Hij heeft een huis van (vertind) gietijzer of plastic met bovenaan een vultrechter en langszij een gatenschijf. Binnenin zit een Archimedesschroef die door een draaizwengel in beweging wordt gebracht. De lookmolen wordt met een schroefklem aan het tafelblad bevestigd. De fijn te malen look wordt in de vultrechter gedaan en komt op het draaiende schroefblad terecht dat de look doorheen de gatenschijf drukt. [MOT]
Lijmkam (m.)
Een lijmkam is een handwerktuig dat bestaat uit een stevig, rechthoekig, stalen blad dat aan de onderzijde relatief korte (ca. 2-3 mm) en brede (ca. 2-3 mm) rechthoekige tanden heeft en dat aan de bovenzijde gevat is in een in doorsnede rond, hol metalen hecht. Het wordt o.a. door de tegelzetter gebruikt om lijm uit te strijken. [MOT]
Letterbeitel (m.)
De letterbeitel is een smalle (ca. 0,5-1 cm) beitel, volledig van metaal, met een afgeplat, scherp uiteinde. Hij dient om fijne groefjes in steen te hakken, o.a. beeldhouwwerk en reliëf in grafzerken, zoals letters en versieringen. [MOT]
Likbeen (o.)
Het likbeen is een langwerpig (ca. 12-20 cm lang; ca. 1-2 cm breed) benen handwerktuig met een platte ovaal als doorsnede, en afgeplatte uiteinden. Deze laatste kunnen afgerond of recht zijn, met of zonder groefjes. De schoenmaker gebruikt het likbeen om te polijsten en glad te maken, plooien te verwijderen en naden vlak te wrijven. Te onderscheiden van het vouwbeen. [MOT]
Loper voor kleurstof (m.)
Stenen (marmer, arduin) of glazen (1) werktuig met platte, gladde onderzijde (2) en licht afgeronde kanten, waarmee men kleurstof of pastelkrijt fijnwrijft (3). Het onderste gedeelte is cilindervormig. Het andere uiteinde is kegelvormig, met afgeronde top, en fungeert als handvat. Bij een ander model is het handvat vervaardigd uit hout en gaat het geleidelijk over in een stenen gedeelte. Men werkt meestal op een vlakke ondergrond - wrijfsteen genoemd - dat uit hetzelfde materiaal is vervaardigd als de loper. Met een tempermes wordt de pasta op het midden van de wrijfsteen aangebracht. Met de loper spreidt men de pasta over het hele oppervlak (behalve de randen) van de wrijfsteen. De overtollige pasta wordt met het tempermes verwijderd en men wrijft met de loper in acht of cirkelvormige bewegingen over de wrijfsteen totdat de pasta uit een homogene massa bestaat zonder pigmentkorreltjes. Om kleurstof te verpulveren, kan men ook een stamper in een vijzel gebruiken. Zie ook strijkglas....