Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,801 - 4,810 15,645 resultaten gevonden
Pannenvorm (m.)
Houten mal waarin de S-vormige pan (Boomse pan, Vlaamse pan) haar vorm krijgt. Ze wordt vervaardigd uit een in de lengte uitgeholde dikke wilgenhouten plank. Een uitsparing in het midden van de holle rand dient voor het aanbrengen van de neus van de pan en over de afgeronde zijkant brengt de pannenmaker de krul van de dakpan aan. De pannenvorm is niet makkelijk te maken en wordt zo veel mogelijk hersteld, vooral de zijkanten waar de slijtage groot is. Die zijkanten worden na te grote slijtage weggesneden en vervangen door hardhouten stukken, rekening houdend dat de welving nagenoeg de zelfde moet blijven. De onderkant heeft een handvat. Hierdoor kan de pannenmaker de mal omdraaien zodat de gevormde pan op de pannenlepel komt te liggen en in de droogrekken kan geplaatst worden. Er zijn zowel linkse als rechtse pannenvormen voor het maken van respectievelijk linkse en rechtse pannen. De pannenbakker maakt doorgaans zelf zijn vorm. Ook voor de nokpannen bestaan er vormen. Soms wordt de mal...
Palter (m.)
De palter is een zware (1,5-4,5 kg) (1) punthaak met een of twee losse ring(en) (middellijn ca.11-15 cm; gehele lengte 30-50 cm) om stammen te kantelen, om een boom die op de andere gevallen is, los te draaien en soms om kleine stronken uit de grond te trekken (2). Een houten staak (1,50-2 m) wordt in de ring gestoken met een uiteinde op de stam. Wanneer hij naar boven geduwd wordt, steekt de punt (3) van de haak eerst in het hout, daarna kantelt de stam. Wanneer deze laatste terug zou kunnen rollen, werken twee man samen: de eerste houdt het stuk tegen terwijl de andere het opnieuw vat. Er bestaan ook verstelbare modellen. De palter wordt vooral in het bos gebruikt. Op de werkplaats wordt de kanthaak (voor stam) aangewend. Zie ook zethaak. [MOT] (1) HILF: 407. (2) GAYER & FABRICIUS: 168; BOUCKAERT & POSKIN: 29. (3) Nu wordt een rechte snede aangeraden (HILF: 404) maar gewoonlijk eindigt de haak in een punt.
Pannenstrijker (m.)
De pannenstrijker is een troffel met een langwerpig (ca. 16-20 cm), plat en smal (ca. 2,5-4 cm) blad dat afgerond of puntig is en met een omgebogen steel aan een handvat bevestigd is. Het wordt door de metselaar of pannendekker gebruikt om pannendaken aan te strijken, d.i. er specie tussen aan te brengen. De stukadoor gebruikt de pannenstrijker op plaatsen waar men moeilijk met andere gereedschap kan komen, achter verwarmingsbuizen e.d.. Te onderscheiden van de tongtroffel en niet verwarren met het ontzegelmes van de imker. [MOT]
Papillottang (v.)
Met een papillottang zet men haar in de krul. De kapper rolt een lok op, wikkelt het in papier (papillot genoemd) en perst het geheel met een warme papillottang, waarvan de twee kaken de vorm van een afgeknotte kegel, van een ei of van een rechthoek hebben. De tang warmt men op een bijzonder komfoortje. Men knijpt er een stukje papier mee om te zien of ze niet te warm is. Zie ook krulstok, plooischaar, krultang (lokkentang) en friseertang. De kleermaker gebruikt deze tang ook wel eens als knoopsgaten-perstang wanneer de stof een beetje gekreukeld was (1). [MOT] (1) Volgens DEN BESTEN G.J. & DEN BESTEN-DE BURGER L.S.J. zou de eivormige tang, zelfs uitsluitend, door een kleermaker worden gebruikt.
Paralleltang (v.)
Met een paralleltang klemt men vlak metaal of metaaldraad zonder het te beschadigen. De kaken blijven steeds evenwijdig zodat zelfs bij dik materiaal alle kracht over de gehele bek wordt verdeeld. De tandjes staan vlak op het materiaal. Om de tang te openen zijn in de benen veren aangebracht. Sommige tangen zijn met een draadknipper uitgerust. [MOT]
Paknaald (v.)
De paknaald is een ca. 8-15 cm lange naald waarbij het onderste gedeelte afgevlakt, verbreed (ca. 5 mm) en gebogen is. De zeilmaker gebruikt de paknaald om iets in zeildoek in te pakken, bij het repareren van een scheur in een presenning - d.i. een geteerd zeildoek dat men over luiken of goederen vastsjort om ze tegen instortend water te beveiligen - en bij het innaaien van hoepels in koelzeilen, enz. [MOT]
Pannenkoektang (v.)
Zeldzame plastic U-vormige tang (ca. 10 cm lang) - te onderscheiden van de fototang - die men kan dichtknijpen. Zo kan er een pannenkoek mee vastgenomen worden om deze vervolgens op deze wijze op te eten. Zie ook aardbeientang. [MOT]
Pannenspons (v.)
Met een pannenspons kan men tijdens het afwassen vuile pannen proper schuren. Het bestaat uit een schuursponsje uit gegalvaniseerd ijzergaas, al dan niet bevestigd aan een plastic steel.  Zie ook vaatborstel en schuurmaliën. [MOT]
Palingschaar (v.)
O.m. in België en Nederland verboden (1) vistuig om aal en paling (2) in de modder van rivieren en binnenwateren te steken. Het dier raakt tussen de bladen van de palingschaar geklemd, in tegenstelling tot bij vissperen met weerhaken, zoals de botprik, waarmee men de vis doorboort (3). Ze bestaat uit een metalen vork met 3 à 7 stevige, platte, brede (ca. 5 cm), dicht bijeenstaande bladen en een lange (ca. 1,20-10 m) (4) houten steel met dille. De bladen - die aan de binnenzijde voorzien zijn van inkepingen of van een scherpe zijde - zijn waaiervormig geschikt en met een dwarsverbinding samengehouden (5). In de Zuiderzee maakte men ook gebruik van een "(zeil)elger", een hark met scherpe punten, die door een bootje werd getrokken. In 1911 werd dit vistuig verboden (6). Te onderscheiden van de vuurzweep. Zie ook palingtang en veerharpoen. [MOT] (1) Gelegenheidsvissers gebruikten de palingschaar tot na W.O. II (JOHNSON: 107). In 1929 werd ze nog te koop aangeboden bij Léon Seutin (Grétrystraat...
Pennensnijder (m.)
De pennensnijder is een handwerktuig om een ronde pen te snijden aan een spaak van een wiel, als alternatief voor het courante recht trekmes. De wagenmaker hanteert het nadat hij de spaken in de naaf heeft geklopt, de velgen heeft gepast en met de voorsnijder voor wielspaken (1) een taps uiteinde aan de spaak heeft gesneden. De stoelenmaker hanteert de pennensnijder voor de uiteindes van de spaken (ook dwarshout of sporten genoemd) die in de poten van de stoel worden geslagen. Er bestaat een grote verscheidenheid aan vormen, afmetingen en patronen. De pennensnijder bestaat meestal uit een cilindervormig ijzeren lichaam en eindigt in een rond blok voorzien van een opening (ca. 1-4 cm) in het midden en 1 of 2 schaafmessen die haaks op de opening staan en door het blok steken. De meeste modellen hebben een instelbare diepteaanslag. Een ander model kan een tapse pen snijden (2). De pennensnijder past doorgaans in een booromslag om het werktuig te roteren. Oudere, niet verstelbare modellen...