werktuig
Rugzaag (v.)
De rugzaag dient om kleine stukken zonder splinters te zagen. Het is een
handzaag met pistoolkolf (zie glossarium), waarvan het rechthoekig dun blad
van 20-50 cm, kleine tanden heeft. Dat blad wordt door een zaaglade stijf
gehouden, d.i. een omgeplooide smalle plaat die op de rug bevestigd is.
Soms ook is de rug zelf dikker gesmeed. Het rugzaagje (1) heeft dezelfde
bestemming maar is korter (13-25 cm) en heeft een soms verstelbaar recht
hecht dat in hetzelfde of in een evenwijdig (2) vlak ligt als het blad. Bij
het innaaien van boeken op touwen (3) gebruikt de boekbinder het rugzaagje
om haaks op de rug van het boekblok zaagsneden te voorzien waarin de touwen
vallen. [MOT] (1) Ook verstekzaag (MERTENS 1956: 1.31); verstekzaagje, fijn
handzaagje (JORIS & ROUSSEAU: 29); fineerzaag, modelmakerstoffelzaag
(Tech-term: 23); fijnzaag (LOMBAERT: 50);toffelzaagje (POLLING: 178). (2)
Soms verstektoffelzaag genoemd (Tech-term: 23). (3) Ook verzonken binding
genoemd.