Opzoeken

Zoek op heel de website

Zoek op heel de website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 111 - 120 15,150 resultaten gevonden
Bonensnijder (m.)
Met een bonensnijder snijdt men bonen in reepjes. Meestal bestaat hij uit een snijschijf (ca. 10-20 cm doorsnede), met daarin verscheidene langwerpige gleuven waar mesjes aan bevestigd zijn, die met een draaizwengel in beweging gebracht wordt. Langszij bevinden er zich één of meerdere trechtertjes waar de bonen één voor één ingestoken worden, terwijl men aan de zwengel draait. De schijf zit verticaal in een houten of metalen ombouw op voetjes; er bestaan ook modellen voorzien van een zuignap of die aan de tafelrand kunnen vastgeklemd worden. Soms bestaat het werkend deel uit een reeks snijwieltjes (ca. 5-6 cm doorsnede) (zie ook snijroller (groente-)) die met een zwengel in beweging worden gebracht. De bonen gaan er via het vultrechtertje in en komen er als lange dunne reepjes uit. Voor kleinere hoeveelheden kan men ook gebruik maken van een bonensnijder die men in de hand houdt. Vooreerst worden de uiteinden van de boon verwijderd met een mesje dat zich aan het uiteinde van het geheel bevindt. De boon wordt...
Bolle schaaf (v.)
De bolle schaaf dient om een groef uit te schaven bv. bij lijstwerk, het vervaardigen van een goot, e.d.. Het is een betrekkelijk smalle schaaf (0,8-4,5 cm) zonder keerbeitel, waarvan de meestal rechte zool (zie kuipersboogschaaf) in de breedte bolrond is. Ze heeft doorgaans geen aanslag. Het schaafsel glijdt door een zijdelingse gleuf. Zeer brede bolle schaven hebben echter een gat (zie glossarium) waardoor de schaafkrullen glijden. Soms treft men smalle bolle schaven aan waarvan een deel van de zool afgezaagd werd om niet doorlopende groeven zo ver mogelijk te kunnen uitschaven. Het stukje dat overblijft, wordt met de guts uitgestoken. Bolle en holle schaaf vormen dikwijls een paar zodat een bolrond stuk in de groef kan passen (1). [MOT] (1) De schrijnwerker beschikt over een stel van twaalf stukken volgens VAN KEIRSBILCK 1898: 178 en RAUWERDA 1958: 1.280, 281.
Bolstrijkijzer (standaard)/eistrijkijzer (standaard)/paddestoelstrijkijzer (o.)
Om bolle oppervlakken zoals bv. het binnenste van een muts, pofmouwen of kant, te strijken, gebruikt men een bolvormig ijzer waarmee men het kledingstuk van binnenuit kan strijken. Het is een massieve gietijzeren bol, ei of paddestoel op een lange steel (ca. 30 cm) dat op de kachel verwarmd wordt. Het wordt in een standaard geplaatst zodat het kledingstuk erover gehangen kan worden. De stof die glad gemaakt moet worden, wordt dan met beide handen over het verwarmde oppervlak strak gestreken en/of strak gespannen gehouden zodat de kreukels eruit gaan. De standaard kan uit een losse houten voet bestaan of, aan een tafel bevestigd worden d.m.v. een klemschroef. Zie ook bolstrijkijzer (hand) en eistrijkijzer (hand). [MOT]
Bolhamer (m.)
De bolhamer heeft een bolle baan om een stuk metaal uit te drijven. De rechte houten steel steekt in een vierkant huis. Hij onderscheidt zich van de drijfhamer door zijn enkele baan.Bij een model is de kop zeer lang, zelfs even lang als de steel, en liggen ze nagenoeg in een rechte hoek. Deze wordt gehanteerd door metaalbewerkers zoals de ketelmaker, de plaatwerker en de koperslager om een holte in koper te slaan of bv. om reliëf in een sierbord te brengen. Het werkstuk ligt op een uitgehold aambeeld. Met het model met kortere kop (ca. 250-650 gr.) bewerkt de carrossier bepaalde holtes van de carrosserie. Sommige modellen gelijken op de zwaardere bolbankhamer. De bolhamer is ook niet te verwarren met de uitdeukhamer van de carrossier, die een platte baan heeft. [MOT]
Bontmes (o.)
Speciaal voor het bontwerk ontworpen mes (ca. 10-15 cm lang), volledig van metaal en zonder hecht, vaak met twee koperen verdikkingen, één op de hoge rug en één op het opwippende uiteinde. De wijsvinger rust dan op de verdikking op de rug; de palm van de hand komt op de verdikking op het uiteinde van het mes te liggen. Er bestaat ook een model met een verwisselbaar mesje en een model in zakmesformaat (bontmes + kleine bontkam). Bij het snijden heft men de pels met de linkerhand zover op, dat de snede vrij van de tafel komt; zo worden de haren niet mee gesneden. [MOT]
Blokfluitborsteltje (o.)
Lang (ca. 20 cm), smal borsteltje waarvan de korte (ca. 2 cm) wollen draadjes tussen een ijzerdraad zijn gedraaid. Het blokfluitborsteltje dient om na het bespelen van de blokfluit het ontstane condensvocht in de binnenkant van de fluit (boring) droog te maken. De kernspleet kan gewoon worden drooggeblazen. [MOT]
Bontkam (m.)
De bontkam is een koperen kam waarvan één helft bezet is met grote tanden (ca. 4 per cm) en de andere helft met fijnere tanden (ca. 7 per cm); de punten zijn steeds stomp om het bont niet te beschadigen bij het kammen. De bontwerker kan ook een andere, stalen kam gebruiken die geschikt is voor grover materiaal, dat bv. door mot is aangetast, of waarvoor de koperen kam niet scherp genoeg is. Zie ook sealkam. [MOT]
Boorhoudersleutel (m.)
Nieuwe fiche in opbouw.
Boomnaald (v.)
De naald maakt het mogelijk een koordje onder een op de grond liggende stam te duwen om er de omtrek van te meten. Het is een dun gebogen stokje van ca. 80 cm waaraan, op het einde, een touwtje gebonden is. Het kan ook een metalen staafje zijn. In dat geval steekt het touwtje door een oog. [MOT]
Bookhamer (m.)
De bookhamer bestaat uit een rechthoekig houten blok (lengte ca. 20-30 cm; breedte ca. 10-20 cm; hoogte ca. 8-12 cm) waarin een korte, (kromme) steel (1) (ca. 80-120 cm) steekt, die aan de bovenzijde van het blok even buiten het middelpunt staat. De onderzijde van het blok kan effen of geribd zijn, wellicht in functie van de bewerking. De geribde onderzijde is voorzien van diepe (ca. 1-2 cm) groeven; de uitspringende ribben zijn dan hoekig of afgerond (2). Uitzonderlijk worden ijzeren banden in de zool gestoken, die haaks over de lengte van het blok lopen (3). De bookhamer met effen onderzijde, zou worden gebruikt om te dorsen, d.i. om het zaad van het vlas uit de vruchtdoosjes te kloppen. De stengels worden op de grond gespreid in lagen van twee tot drie vingers dikte. Het blok komt uit eigen gewicht plat op het vlas neer. De bookhamer met geribde onderzijde zou dienen om te braken of te brakelen, d.i. voor het breken van de droge houtachtige delen van de gerote vlasstengel voor het werk met het zwingelmes...