Opzoeken

Zoek op heel de website

Zoek op heel de website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 91 - 100 15,177 resultaten gevonden
Biljartstrijkijzer (o.)
Om een biljartlaken glad te maken, kan men een biljartstrijkijzer gebruiken. Dat is een volledig metalen strijkijzer met een dik (ca. 3-4 cm) rechthoekig (ca. 25 bij 10 cm) blad en een U-handvat. Het lijkt op het massieve strijkijzer dat men vroeger thuis gebruikte, maar is veel zwaarder (ca. 7-8 kg). De schrijnwerker gebruikte soms een biljartstrijkijzer als lijmijzer. [MOT]
Blikopener (m.)
Er bestaan verschillende werktuigen om blikken dozen te openen. De meest gebruikelijke en meest moderne zijn tangvormig en prikken een gat in het deksel wanneer men ze dichtknijpt. Deze blikopeners kunnen een snijwieltje hebben dat rond de rand van het deksel draait wanneer men aan het krukje draait. Men houdt de tang met de linkerhand op het blik geklemd terwijl men met de rechterhand aan het krukje draait. Een andere tang heeft geen snijwieltje en geen krukje om de tang te laten draaien, maar beweegt men zelf rond de rand. De gehele tang gebruikt men telkens als hefboom om de scherpe kaak door het deksel te boren. Andere blikopeners zijn geen tangen maar bestaan uit een scherp, spits toelopend en haakvormig lemmet dat men langs de rand van het deksel naar binnen steekt. Door de rechte steel telkens op en neer te bewegen - en dus als een hefboom te gebruiken - snijdt men het deksel van het blik. Het kan ook bestaan uit een scherp, langwerpig lemmet dat verticaal in een metalen plaatje steekt welk bevestigd is...
Blokschaaf (v.)
De blokschaaf (1) is een korte schaaf (tot ca. 30 cm) met vlakke zool en soms een hoorn; zeer kleine blokschaven met hoorn zijn soms monoxiel. De neus van sommige modellen is uitgesneden opdat de hand van de vakman op het bewerkt stuk niet zou wrijven. Men onderscheidt de ruwe blokschaaf van de zoete blokschaaf. De eerste dient om de kleine stukken glad te schaven, die met de voorloper niet bewerkt kunnen worden. Omdat ze voor ruw werk bestemd is, had ze vroeger geen keerbeitel (2). De zoete blokschaaf daarentegen heeft er wel een. Ze dient om dezelfde stukken zuiver te schaven. Sommige zoetschaven hebben boogvormige zijkanten om langs gebogen randen te kunnen schaven (Fr. navette). Om het werktuig doelmatiger te maken, wordt vaak een keerbeitel op de ruwe blokschaaf bevestigd (3). Het onderscheid ruwe/zoete blokschaaf is dan overbodig (4). De Japanse blokschaaf (Japans: jo shiko hira kanna), zonder keerbeitel, heeft een wat ruw uitzicht. Nochtans wordt zij in plaats van schuurpapier, gebruikt voor de allerlaatste...
Bodemtrekker (m.)
Schroef van 3-4 cm met een ring of een kruk aan een uiteinde om de bodem van een ton of een laatste stuk ervan in de kroos te trekken. De kuiper draait de schroef in de bodem, steekt zijn vinger in de ring of neemt de kruk vast en trekt naar boven. De bodemtrekker wordt ook als steunpunt gebruikt bij het rechtzetten van de duigen. Hij wordt dan in een duig gedraaid en ondersteunt de hoepel (1). [MOT] (1) Soms wordt daarvoor een gespleten stokje (kuiperskeephoutje: KRAMERS: s.v. chambrière. Fr. chambrière) gebruikt dat sterk op de houten wasknijpers (Fr. fichoir) gelijkt. Ook een in twee geplooid stuk metalen hoepel kan hiertoe dienen (KILBY: 37).
Bloemstrooier (m.)
Bekervormig (ca. 10 cm doorsnede; ca. 6-10 cm hoog) metalen handwerktuig met een handvat en één of meerdere zeefbodems om bloem en bloemsuiker in een licht en luchtig laagje uit te strooien, bv. op pannenkoeken. De bloem wordt gezeefd door middel van spaken die heen en weer over de zeefbodem(s) bewegen wanneer men het handvat dichtknijpt. Men heeft dus steeds één hand vrij. Zie ook bloemzeef. [MOT]
Bodemhamer (m.)
De bodemhamer is een lichte rechthoekige houten hamer met een smalle kop (ca. 3 cm) en lange (tot 60 cm) veerkrachtige steel die soms van bamboe is gemaakt. De kuiper gebruikt hem om de duigen die te diep gezakt zijn, hoger te doen komen door op de volgende te slaan (1). De vakman draait de bodemtrekker in de bodem of in het laatste bodemstuk (wanneer het om losse stukken gaat) en terwijl hij het werktuig naar boven trekt, slaat hij met de bodemhamer op de duigen. Hij zou ook gebruikt worden om de spon losser te kloppen door op de sponduig te slaan, dicht bij de spon. [MOT] (1) FOUGEROUX: 56; BRUNET: 78.
Boenborstel (m.)
Voor het boenen van parketvloeren gebruikt men een boenborstel. Dat is een kortharige borstel die zich onder een metalen, rechthoekige plaat bevindt die aan een lange (ca. 1,30 m), houten of metalen steel bevestigd is. Wanneer de met was ingewreven parketvloer bijna droog is, wrijft men deze op met een boenborstel totdat hij mooi blinkend is. [MOT]
Boetseerijzer (o.)
Het boetseerijzer is een handwerktuig dat gebruikt wordt om klei, was en gips te modelleren. Het is volledig van metaal met aan beide uiteinden van het hecht een spatelvormig blad, al dan niet in hetzelfde vlak gelegen. De uiteinden kunnen ook voorzien zijn van een bol (ca. diam 0,5 cm) of een haakje. De bladen variëren van grootte (ca. 1-5 cm) en vorm, naargelang de gewenste afdruk die er moet achterlaten worden. Voor dit doel wordt, voor het modelleren van was, het boetseerijzer verhit. De gieter strijkt het meestal in met olie opdat het niet aan het gips zou kleven. Tegenwoordig gebruikt hij hiervoor verchroomde boetseerijzers. Zie ook boetseerhoutje en kleisnijder. Te onderscheiden van het stukadoorspaleerijzer waarvan het blad langer is (ca. 5 cm) en nagenoeg altijd in een hoek ten opzichte van de as staat. [MOT]
Boetseerhoutje (o.)
Het boetseerhoutje is een houten staafje (ca. 10-20 cm), meestal van buxus, maar ook van ivoor, hoorn en nu ook van plastic, waarvan de uiteinden verschillende vormen kunnen aannemen: puntig, schuin of recht afgeplat, afgerond, getand, enz. De grotere worden gebruikt voor de algemene vormgeving van geboetseerde stukken, de kleinere voor het gedetailleerd afwerken van figuren uit klei of marsepein (zie marsepeinvorm); boetseerhoutjes met tanden of puntig uiteinde kunnen worden gebruikt om het aardewerk een tekening of patroon te geven. Zie ook boetseerijzer en kleisnijder. [MOT]
Boezemschop (v.)
Meestal houten (ca. 40-60 cm x 15-20 cm), soms ijzeren (ca. 25x35 cm) schop (1) met opstaande randen en T-steel (ca. 65 cm) en doorgaans bovenaan het (houten) blad een leren lap. Soms is onderaan de steel een tweede handvat voorzien (2). De houten schop is doorgaans monoxiel (behalve het T-handvat). De boezemschop wordt gebruikt om water of bagger uit een sloot of vloeibare mest uit een schuit (3) te scheppen, ook, door de steen-, pannen- en tegelbakker, om water te gieten over de klei tijdens de voorbereiding van die grondstof. Zie ook baggerbeugel, blekersschop en zandschop (steenbakker). [MOT] (1) SIRAG: 50. (2) Larousse agricole: 1.523. (3) V.A.W.P.: 1.433.