Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,391 - 4,400 15,523 resultaten gevonden
Dekkersdisseltje (o.)
Het dekkersdisseltje is een kleine, licht gebogen dissel van ca. 1 kg, met hamer, door de dekker gebruikt om met de hamer latten vast te nagelen en met de dissel een keep in de sporen te houwen, latten recht of op lengte te hakken enz. Het werktuig is te onderscheiden van het pannendekkershamertje (1) van ca. 500-800 gr met een licht gebogen afgeschuinde pen om pannen te houwen, en van de kaphamer (2) van de metselaar, die erop gelijkt. Beide laatste werktuigen hebben een langere steel. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Fr.: martelet. (2) POLLING: 29. Fr. frelet (ook gurlet: N.L.I.).
Deegsnijrol (m.)
Met een deegsnijrol snijdt de bakker in één keer verschillende reepjes uit een dunne lap deeg. Het is een lange cilinder (ca. 75-85 cm) met aan beide uiteinden een recht hecht en snijwieltjes op gelijke afstand van elkaar. Bij een ander model kunnen de snijwieltjes als een soort harmonica uit elkaar getrokken worden (1); de afstand tussen de snijwieltjes is dus regelbaar. Dit model is niet te verwarren met een knopenverdeler. Zie ook deegradertje en figuursteker. [MOT] (1) Dit model wordt ook wel Jan-hagelsnijder genoemd (FENNEMA: 235).
Deegsteker (m.)
Bakkersgereedschap dat bestaat uit een rechthoekig (roestvrij) stalen blad - eventueel met één of twee afgeronde hoeken - dat aan de bovenzijde gevat is in een hecht uit hout of plastic. De deegsteker wordt gebruikt om het brooddeeg te verdelen en om de deegresten samen te schrapen. Het handwerktuig wordt soms ook gebruikt om ingrediënten door het deeg te mengen. Zie ook trogschraper, deegsnijder. Te onderscheiden van het schaafmes (steenbakker). [MOT]
Dopsleutel (m.)
De dopsleutel is een moersleutel (zie glossarium) met een hol (drie-, vier-, zeskantig enz.) ondiep (vgl. pijpsleutel) werkend deel waar de moer of de kop van de bout volledig in past. Dat werkend deel staat vaak los van het hecht zodat verschillende maten met hetzelfde hecht gedraaid kunnen worden. De kracht op het werkend deel wordt uitgeoefend op een haak-, T-vormig of recht hecht (haak en T worden soms gecombineerd door middel van een scharnierend uiteinde). Niet zelden staan twee of meer werkende delen op hetzelfde hecht. Een combinatie met een steeksleutel bestaat. Er zijn ook dopsleutels met ratelgreep, die het mogelijk maken te werken zonder het werkend deel op het einde van de beweging telkens te lichten. Ook een booromslag kan op de losse werkende delen passen. Zie bougiesleutel, horlogesleutel, klinksleutel, pianosleutel, watersleutel en wielmoersleutel. [MOT]
Doorslag (smid) (m.)
Korte (10-17 cm) stalen cilinder, aan de omtrek vaak gekarteld, met steeds een vlak uiteinde (diam. ca. 1,5-6 mm), om gaten in dun plaatijzer te slaan. Onder de plaat wordt een stukje lood of kopshout gelegd, de doorslag wordt op de plaat geplaatst en aan het andere uiteinde wordt er met een bankhamer op geslagen. De smid gebruikt ook een zwaarder (15-25 cm; diam ca. 1 cm) model om in een gloeiend stuk ijzer gaten te slaan. Onder het werkstuk wordt dan een onderlegplaat gelegd en er wordt op de doorslag geslagen met de smeedhamer. De doorslag kan verschillende vormen aannemen naargelang het gat rond, vierkantig of langwerpig moet zijn (1). Zie ook stokdoorslag. Te onderscheiden van de drevel die een kegelvormig of licht uitgehold uiteinde heeft. [MOT] (1) Bv. ZWIERS: s.v. doorslag.
Draadsnijtap (voor metaal) (v.)
De draadsnijtap is een handwerktuig om een draad in een metalen moer te snijden. Het gaat om een stalen cilinder of kegel, doorgaans met vier overlangse gleuven, waarin een draad getrokken is. De cilinder eindigt in een vierkantige kop die in een kruk past. De draadsnijtap kan ook gecombineerd zijn met een kalkoensleutel. De vakman boort met een gewone boor een gat in de moer; de doorsnee ervan is gelijk aan de binnendiameter van de draad zelf. Hij smeert dan zijn snijtap en snijdt de draad in het gat. Zie ook draadsnij-ijzer (voor bouten). [MOT]
Draaddoorsteker (m.)
Hulpmiddel om makkelijk de draad door het oog van een naald te steken. Het bestaat meestal uit een dun ruitvormig metalen lusje dat in een plastic of metalen plaatje bevestigd is dat als handvat dient. Soms is het slechts een ijzeren reepje met een haakje. Men steekt het werkend deel door het oog van de naald en de draad door het lusje of haakje. Bij het terugtrekken van het werktuig komt de draad mee door het oog. Zie ook maastang. [MOT]
Draadsnijblok (o.)
Het draadsnijblok dient tot het snijden van een uitwendige schroefdraad in een stuk hout. Het is een langwerpig houten blok, o.m. van haagbeuk (Carpinus betulus) (1), waardoor in het midden een gat geboord is en waarvan de twee uiteinden in handvatten eindigen. In het gat steekt een mesje, soms twee, en is een schroefdraad getrokken. Het te bewerken stuk hout wordt in de bankschroef geklemd en het gesmeerde gat van het snijblok op zijn uiteinde geplaatst. De vakman draait dan het werktuig zoals een avegaar, erop lettend dat het loodrecht op het stuk blijft. Zie ook de draadsnijtap (voor hout). [MOT] (1) KARMARSCH: 1.765.
Distelsteker (m.)
De distelsteker heeft een rechthoekig blad met rechte snede (ca. 3-5 cm breed). Het blad is met een dille bevestigd aan een rechte, houten steel van ongeveer 1,20 m lang. Met de distelsteker kan men zonder bukken de penwortel van distels (of van zuring) onder de bladkraag afsteken zodat het onkruid niet teruggroeit. De distelsteker wordt vooral gebruikt op weiden en op graanvelden die breedwerpig gezaaid zijn en waar geen andere afdoende methode bestaat. Het distelsteken was vaak vrouwenwerk. De distelsteker wordt door de herder soms als wandelstok gebruikt. Te onderscheiden van de penworteltrekker. Zie ook disteltang, penwortelsteker en aspergesteker. [MOT]
Draadknipper (m.)
Draad kan men doorknippen met een draadkniptang of een draadknipper. Dat laatste is een tangvormig werktuig met twee bladen die telkens drie U-vormige uitsparingen hebben. Wanneer men de armen opentrekt, komen de drie uitsparingen in de twee bladen met elkaar overeen en kan de draad ertussen geplaatst worden. Wanneer men de armen toeknijpt, worden de bladen - en tevens de uitsparingen - verschoven en wordt de draad afgeknipt. Zie ook isolatiepijpsnijtang. [MOT]